Begrijp wat u doet: Gambiet 2: Het Blackmar Diemergambiet

Gambiet 2: Het Blackmar Diemergambiet

Op clubniveau zijn gambieten populair. Men offert een pion, soms zelfs meer en hoopt dan dat de onvoorbereide tegenstander in de wirwar van varianten de mist in gaat. Een aantrekkelijk vooruitzicht! Niet alle gambieten zijn even gezond, maar de kans op succes is relatief groot. Op voorwaarde natuurlijk dat men het gambiet goed in de vingers heeft zitten. En dat is meer dan zetjes uit het hoofd leren. Sterker nog: het alleen memoriseren van de openingsboom is helemaal geen garantie tot succes. Zoals in alle vorige afleveringen van deze serie inmiddels wel duidelijk mag zijn geworden, gaat het ook hier om het bestuderen van typische plannen, en combinatoire wendingen. Parate kennis daarbij is wel handig, maar niet zaligmakend! We zullen de gambieten bespreken aan de hand van ideeën, waarbij we er niet aan zullen ontkomen dat er meer varianten gegeven zullen worden.

We zijn toe aan een nieuw gambiet. Deze verhandeling gaat over het Blackmar-Diemer gambiet dat ontstaat na

1. d4 d5 2. e4 dxe4 3. Pc3

Het is belangrijk om te beseffen dat deze opening ook kan ontstaan uit 1. e4-openingen. Bijvoorbeeld vanuit de Caro Kann: 1. e4 c6 2. d4 d5 3. Pc3 dxe4 4. f3 kan de stelling in het vaarwater van het Blackmar Diemergambiet komen. Voordat we toekomen aan een schaaktechnische bespreking is een kleine geschiedkundige bespreking op zijn plaats. In de grote jaren van de Amerikaan Paul Morphy, schrijft een andere Amerikaan schaakgeschiedenis: Armand Edward Blackmar uit New Orleans. Het pionoffer dat door hem bedacht werd in 1882, leeft nog altijd voort tot op de dag vandaag. Het was in dit jaar dat Blackmar een publicatie waagde aan de door hem bedachte speelwijze. Het is evenwel de verdienste van de Duitser Emil Joseph Diemer dat het gambiet tot op de dag van vandaag springlevend is. Over de persoon Diemer valt veel te zeggen, maar dat moeten we helaas buiten beschouwing laten hier. In mijn artikel Gespot 11: Kleptomaan treft u de nodige vermakelijke partijen aan van Diemer.

We beperken ons eerst tot de fundamentele ideeën achter het gambiet. Waarschijnlijk kent u het verschijnsel wel: op een van uw kleine magnetische schaakspelletjes ontbreekt een witte pion. Vervelend als je partijen wilt gaan naspelen in de trein. Met het Blackmar-Diemer gambiet is dat probleem er niet; de pion wordt reeds op zet twee geofferd! Wit geeft de pion in ruil voor een snelle stukkenontwikkeling.

Dat wit op zet drie het paard ontwikkelt, blijkt de juiste zetvolgorde te zijn. De eerste partijen die met het Blackmar-Diemer gambiet gespeeld werden, gingen als volgt:

3. f3?!

Pas later kwam men tot de ontdekking dat zwart bij bovengenoemde zetvolgorde een sterk tegenpionoffer kan brengen met

3… e5!

zeer comfortabel spel krijgt.

In eerste instantie ging men in op het aanbod van de pion: 3… exf3 4. Pxf3 e6 5. Ld3 Pf6 6. c3 Le7 7. O-O Pc6 8. Pbd2 h6 9. Pe4 O-O 10. Pfg5 hxg5 11. Pxg5 Ld7? Men moet zich het tijdsbeeld van de Romantische periode voorstellen. In de meeste partijen werd er lustig op los geofferd, zonder dat men zich al te veel om de correctheid van het spel bekommerde. Mede door deze weinig kritische houding bij de meeste spelers kon een speler als Steinitz – die het tegenovergestelde uitgangspunt hanteerde – tot grote hoogten stijgen. Hij werd later tot wereldkampioen gekroond. In de onderhavige stelling dient zwart zich te verdedigen met 11. … g6 gevolgd door … Kg7 en het stukoffer is weerlegd. Na de tekstzet heeft wit alsnog succes: 12. Txf6! Lxf6 13. Dh5 Te8 14. Lh7+ en mat in Blackmar-Farrar, 1882. Na 3… e5! heeft wit niet beter dan 4. dxe5 Dxd1+ 5. Kxd1 En in deze stelling is wit reeds in moeilijkheden.

Diemer gaf aan dat wit de zetvolgorde dient om te draaien om het probleem van … e5 te ondervangen.

3… Pf6

En nu pas het pionoffer met f2-f3. Het tegengambiet met 3… e5 is opnieuw mogelijk. Nu lijkt 4. Pxe4 de aangewezen voortzetting om na 4… Dxd4 (Na 4… exd4 en wit heeft een mooie voorsprong in ontwikkeling.) verder te gaan met het bizarre 5. De2!? In een partij Diemer-Baettig, Genève 1956 volgde 5… f5 6. Pc3 Lb4 7. Ld2 Pc6 8. O-O-O Lxc3 9. Lxc3 Df4+ 10. Kb1 Pge7 11. Pf3 e4 12. Dc4 Ld7 13. Pd4 Pxd4 14. Lxd4 Pc6 15. Lxg7 Dg4 (zie analysediagram)

16. Txd7! Kxd7 17. Df7+ Pe7 18. Lb5+ c6 19. f3 Dg5 20. Td1+ Kc7 Je kunt van Diemer zeggen wat je wilt, maar hij weet in vrijwel alle gevallen zijn stukken goed in de strijd te werpen, ook al kost hem dat vaak het nodige materiaal. 21. f4 Dxf4 22. Dxe7+ Kb6 23. Ld4+ Kxb5 24. Dc5+ Ka6 25. Da3+ Kb5 26. c4+ Kxc4 27. Dc5#.

In plaats van de variant hierboven is ook 3… Pc6 interessant met als mogelijk vervolg 4. d5 Pe5 5. Lf4 Lg4 en nu dacht men altijd dat wit na 6. Lb5+ c6 zou winnen met het spectaculaire

7. dxc6 maar dat blijkt niet juist te zijn. Zwart moet nu antwoorden met 7… Dxd1+! 8. Txd1 Pxc6 en wit heeft slechts een marginaal voordeeltje na 9. Pge2. De juiste zet is overigens 7. Lxe5! Lxd1 8. dxc6 en nu wint wit heel eenvoudig.

4. f3!? exf3

In plaats van de directe aanname van het pionoffer kan zwart een paar verschillende zetten proberen.

  • A) In een analyse van Diemer blijkt dat zwart nu niet de beschikking heeft over het tegenpionoffer met 4… e5 5. dxe5 Dxd1+ 6. Kxd1 Pfd7 want nu volgt sterk 7. Pd5 Kd8 8. Lg5+ f6 9. exf6 gxf6 10. Pxf6 Le7 11. Pxe4 en zwart is twee pionnen achter gekomen.
  • De alternatieven met B) 4… Lf5 worden elders behandeld.
  • D) Een andere mogelijkheid, namelijk 4… Pc6 is vermeldenswaardig. Na 5. d5 Pe5 Wit moet verder gaan 6. fxe4 en niet met 6. Dd4? zoals Diemer ooit deed in een van zijn partijen. Hier werd hij het slachtoffer van een gemene valstrik. 6… exf3 7. Dxe5 f2+ 8. Kd1 (8. Kxf2? Pg4+) 8… fxg1D 9. Txg1 c6 en zwart staat al vrijwel op winst.
  • E) Een andere liefhebber van bizarre openingen, Stefan Bücker, heeft zich in zijn blad Kaissiber ook met de materie bemoeid. Vooral de stelling na 4… c6 5. Lc4 krijgt zijn aandacht. (5. fxe4?! is niet zo goed omdat zwart met het thematisch 5… e5! antwoordt, zoals ooit aangegeven door O’ Kelly aangewezen.) 5… exf3 6. Pxf3 Lf5 7. Pe5 e6 8. O-O

Wit dreigt nu zowel Txf5 als bijvoorbeeld Pxf7. Er zijn nu twee belangrijke alternatieven.

  • A) 8… Lxc2!? Interessant zijn de verwikkelingen die ontstaan na dit schijnoffer ont-staan. Opnieuw zijn er nu twee varianten:

    A1) 9. Pxf7 Een spectaculair schijnoffer dat indertijd werd voorgesteld door de gebroeders Wind uit Den Haag in het inmiddels ter zielen gegane legendarische Nederlandse blad Schaakbulletin. Er is opnieuw een belangrijke splitsing:

    A1a) 9… Kxf7 10. Dxc2 De beste voortzetting. (In de oudere boeken is te vinden dat wit verder zou moeten gaan met 10. Dg4?! maar de gebroeders Wind wisten al dat 10… Dd6! de zaak op losse schroeven zet. Ook 10. Lxe6+?! aangegeven door O’Hardy 10… Kxe6 11. Dxc2 Kd7! blijft zwart volgens de theorie ruimschoots overeind.) 10… Dxd4+ 11. Le3! Bedacht door Bücker. 11… Dxe3+ (Hier loopt 11… Dxc4?! niet helemaal goed af voor zwart vanwege 12. Tf4. Na 12… Da6 volgt 13. Ta4 met damewinst. en 12… Dxf4 13. Lxf4 Lc5+ 14. Kh1 Pbd7 is ook goed voor wit. In een partij Burke-Gallagher, 2006 slaagde zwart er zelfs nog in deze stelling te winnen, maar dat lag meer aan de tegenstander.) 12. Kh1 Ld6 13. Tae1 Dh6 Bücker geeft in een analyse aan dat wit na 14. Lxe6+ Kf8 15. g4! Pa6 (15… Dxh2+ 16. Dxh2 Lxh2 17. Kxh2 h6 18. Lc8!) 16. g5 Dxg5 17. Pe4 Dg6 18. Lf5 Df7 19. Pxd6 Dd5+ 20. Pe4 Te8 21. Td1 op winst staat.

    A1b) 9… Lxd1?! 10. Pxd8 Kxd8 11. Txd1 en wit heeft meer dan genoeg compensatie voor zijn pion achterstand.

    A2) 9. Dxc2 Dxd4+ 10. Kh1 Dxe5 waarna het de vraag is of wit genoeg compensatie heeft voor de geofferde pionnen. Door zijn grote ontwikkelingsvoorsprong lijkt het erop dat wit wel degelijk genoeg heeft, maar vermoedelijk ook niet meer dan dat.

  • B) 8… Lg6 Deze zet wordt door de theorie aanbevolen.

    9. Lg5 (Het alternatief 9. g4?! werd ook getoetst in de praktijk onder het motto: van dik hout zaagt men planken. Maar wit verzwakt zichzelf ook teveel zoals blijkt uit het volgende voorbeeld: 9… Pbd7 10. Pxg6 hxg6 11. g5 Dc7! Een essentiële tussenzet. 12. Lf4 Ld6 13. gxf6 Lxf4 maar inmiddels staat zwart al op winst. Een partij Porrasmaa-Lobzhanidze, 2000 eindigde zelfs abrupt: 14. fxg7?? Le3+! en wit gaf het op vanwege het fraaie mat na 15. Kg2 Txh2+ 16. Kf3 Df4#.) 9… Le7 Als ik de database en de engine moet geloven heeft wit hier te weinig compensatie voor zijn pion. Maar de praktijk is weerbarstiger getuige de redelijk recente partij Go-Volkers, Amsterdam 2011. Daar greep zwart mis en de witspeler was er als de kippen bij om een onweerstaanbare aanval op touw te zetten. Er volgde 10. Dd2 Lxc2 11. Pxf7! en wit won in de aanval.

We keren terug naar de hoofdvariant waarin wit meestal met

5. Pxf3

antwoordt. In plaats van de tekstzet waarmee de meeste partijen worden gespeeld, be-schikt wit over een andere interessante mogelijkheid namelijk om er met 5. Dxf3 een dubbel pionoffer van te maken. Dat wordt het Rydergambiet genoemd. Waarschijnlijk is dit tweede pionoffer niet correct, maar aanname van de tweede pion met 5… Dxd4 is erg gevaarlijk, zoals zo dadelijk zal blijken.

(Voor de minder avontuurlijke spelers stelt ook het antwoord 5… Pc6! de witte opzet ter discussie.) 6. Le3 Dg4 7. Df2 (Wit moet natuurlijk de dames hoe dan ook op het bord houden.) 7… Db4?! Zwart vergeet te ontwikkelen. Men beveelt in de theorie 7… e5! aan en dat dat is inderdaad min of meer het einde van deze variant.) 8. O-O-O Pg4 9. Pd5! Da5? (Deze zet moet afgekeurd worden. Maar ook na het betere 9… Dd6 10. Dh4 Ld7 11. Pf3 blijft wit genoeg spel houden voor zijn materiele achterstand.)

10. Lb5+? (Wit mist een simpele winst.) Zoals eenvoudig is na te gaan beslist 10. De1! de partij meteen in wits voordeel, zoals later ook aangegeven door Diemer. Als de dame wijkt, geeft wit mat in een met Pxc7.

5… e6

Deze bescheiden zet wordt gezien als een van de belangrijkste voortzettingen. Maar zwart heeft meer mogelijkheden. Een kleine opsomming:

  • A) 5… Lg4 6. h3 Lh5 7. g4 Lg6 8. Pe5 e6 9. Df3 c6 10. g5 Pd5 11. Ld3 Pd7 12. Pxg6 hxg6 Deze stelling komt niet vaak voor in de praktijk, maar lijkt toch op een vrij plausibele manier op het bord te komen. Wit staat klaar voor 0-0 met aanval tegen f7. Zwart kan niet zo goed ontwikkelen. (Met het vreemde 12… fxg6 wist wit wel raad in de partij Hommeles-Van Bohemen, 1992.) 13. O-O De7 14. Pxd5 cxd5 en nu is 15. Ld2! een sterke zet. Wit maakt zijn ontwikkeling af en voert de druk op de zwarte stelling waarbij vooral Lf8 een groot probleem vormt.
  • B) 5… Lf5 6. Pe5 (Dit lijkt de juiste aanpak te zijn tegen dit systeem. 6. Lc4 wordt meer gespeeld maar de resultaten zijn minder.) 6… e6 7. g4 Lg6 8. Df3 (De scherpste zet.) 8… c6 9. g5 Pd5 (Na 9… Pfd7 10. Pxg6 hxg6 11. Ld3 Ld6 12. Pe4 Dc7 13. Ld2 Pa6 14. a3 kwam zwart in de problemen in de partij Simons-Wippermann, 2008. Zwart kan niet loskomen vanwege de druk over de f-lijn.) 10. Ld3 En deze stelling is bijzonder onprettig voor zwart Opnieuw speelt de druk over de f-lijn hem parten.

6. Ld3

Het is altijd moeilijk om te bepalen waar de loper moet staan. De ervaring heeft geleerd dat d3 het beste veld is. Niettemin geeft de witspeler na 6. Lg5 Le7 met 7. Lc4 in de partij Rasmussen-Bank Friis, 1988 aan dat het ook anders kan. Deze partij geeft trouwens een mooi beeld van de kansen die wit hoopt te krijgen.

6… Le7 7. O-O O-O

Of 7… Pbd7 8. De1 en in de partij Rasmussen-Douthwaite, 1988 volgde wit hetzelfde aanvalsschema als in de hoofdvariant.

8. De1

Dit is het idee. Wit transporteert de dame via dit veld naar h4. Daarna voert hij de druk op door zoveel mogelijk stukken op de koningsvleugel neer te zetten. Een allerminst gemakkelijke taak om hier met zwart de aanval van zich af te houden. Na

8… c5 9. dxc5 Lxc5+ 10. Kh1 Pc6 11. Lg5 h6 12. Dh4

had wit een geweldige aanvalsstelling in Szenetra-Thiele, 1988.

Reageren? Stuur een e-mail naar .

Illustratieve partijen:

  • Diemer-Baettig, Genève 1956.
  • Porrasmaa-Lobzhanidze, 2000.
  • Go-Volkers, Amsterdam 2011.
  • Hommeles-Van Bohemen, 1992.
  • Simons-Wippermann, 2008.
  • Rasmussen-Bank Friis, 1988.
  • Rasmussen-Douthwaite, 1988.
  • Szenetra-Thiele, 1988.

Geraadpleegde bronnen:

- Megadatabase van Chessbase

(Foto’s en afbeeldingen zijn van onbekend bronnen.)

Reageren? Stuur een e-mail naar .

De illustratieve partijen via de viewer:

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.