Canon (3): KNSB-competitie

De eerste nationale clubcompetitie werd gespeeld in het seizoen

1920-21. Daarvoor speelden clubs wel vriendschappelijke massakampen tegen elkaar. De eerste competitie ging tussen VAS en ASC (Amsterdam), NRSV (Rotterdam), DD (Den Haag) en Utrecht.

Vijf clubs uit de grote steden dus. In de jaren daarna werden regionale competities opgezet, die ‘tweede klassen’ genoemd werden.

Promotie naar de eerste klasse (later hoofdklasse genoemd, nu meesterklasse) was niet geregeld, omdat de vijf topclubs (die goed vertegenwoordigd waren in het bondsbestuur) zichzelf zo sterk vonden dat ze het niet nodig vonden hun krachten met clubs uit ‘de provincie’ te meten. Pas in 1930 was BSG de eerste promovendus, maar het door de Bussumers verslagen Utrecht mocht ook in de eerste klasse blijven, die toen dus uit zes ploegen bestond. Het bondsbestuur vond promotie in orde, maar degradatie ging nog te ver.

De hoogmoed van de eerste vijf ploegen bleek in de praktijk niet onterecht. Tot 1965 werden alleen zij kampioen, met Max Euwe (Amsterdam) in 1951 als enige uitzondering. Een opmerkelijke kampioen, omdat Euwe door de holocaust vrijwel het hele eerste team had verloren. VAS werd 23 keer kampioen, inclusief zelfs het tweede team in 1961, ASC tien keer.

Het eerste team met een sponsornaam was Desisco Watergraafsmeer in 1974, een jaar later gevolgd door Volmac Rotterdam. Zij werden respectievelijk zes en achttien keer kampioen, niet alleen met die sponsors. Rotterdam was de eerste clubs die buitenlanders betaalde: eerst de Belgen Boey en Rooze, toen de Britten Keene en Stean en de naar Nederland gevluchte Viktor Kortchnoi. Het bondsblad noemde die ontwikkeling ‘sportverdwazing’.

Een roemruchte kampioensploeg was Eindhoven, dat in 1984 de hegemonie van Rotterdam eenmalig onderbrak. Voor veel ophef zorgde Koningsclub Bergen, die was opgericht door multimiljonair Arnfried Pagel omdat hij bij de ‘gewone’ club in Bergen (NH) niet in het eerste team kwam. Na een zegetocht vanuit de laagste klasse van de regionale competitie met een overdosis aan (groot)meesters werd Koningsclub in 1986 tweede van Nederland. Aan het volgende seizoen nam de ploeg niet meer deel, omdat Pagel was gearresteerd op verdenking van drugssmokkel.

In 1994 werd De Variant (Breda) voor het eerst kampioen. Onder diverse sponsornamen behaalden de Brabanders uiteindelijk twaalf titels. De ploeg speelde met absolute Nederlandse als Timman, Van Wely en Sokolov, maar ook met een hele rij wereldtoppers. De Variant had in Nederland dan ook geen concurrentie en won zelfs eenmaal de Europacup. Na één jaar Groningen (2007) volgden vier titels op rij van HSG (Hilversum), dat daarvoor in achttien jaar tijd dertien keer tweede was geworden. HSG werd dertig jaar lang gesponsord door miljardair Joop van Oosterom, die zelf ook in het eerste team heeft gespeeld. Hij was met zijn compagnon Jan Mol oprichter en eigenaar van het softwarebedrijf Volmac en dus ook sponsor van Rotterdam. Pikant detail: Watergraafsmeer verloor in 1988 sponsor Desisco doordat dat bedrijf werd opgekocht door Volmac. Van Oosterom vond het sponsoren van drie teams te gortig. In 2012, nadat Van Oosterom zijn sponsoring had beëindigd, was er geen team meer dat erbovenuit stak. De competitie werd daardoor onvoorspelbaar, Voerendaal (uit Zuid-Limburg) werd kampioen.

Paul Boersma (Philidor Leeuwarden, Utrecht, HSG) is de speler die in de hoogste klasse de meeste partijen heeft gespeeld: 310. Topscorer is John van der Wiel (Philidor Leiden, Rotterdam, De Variant, LSG) met 191 uit 278.

Met dank aan wijlen Ton Sibbing voor zijn onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.