Recensie: Boek van Jeroen Bosch over openingsvoorbereiding is tuin der lusten

De nieuwe van IM Jeroen Bosch, How to Out-Prepare Your Opponent (2022), zal het op de schaakboekenmarkt goed doen. Schakers zijn al eindeloos gefascineerd door de strijd om het openingsvoordeel, maar de omslag is ook een feest voor de ogen (zie onderaan). Voor de boekenworm is het dan weer fijn dat er achterin een uitgebreide index met spelersnamen en openingen is opgenomen, met een uitgebreide literatuurlijst. En had ik al gezegd dat niemand minder dan Anish Giri het voorwoord schreef?

Na zijn bekende SOS-boekenreeks (Secrets of Opening Surprises, 14 delen, uitgegeven tussen 2003 en 2012) was deze meer dan 400 pagina’s tellende pil geen onverwachte vervolgstap van Bosch. Een vervolgstap, dus – geen herhaling van zetten. De SOS-reeks zit boordevol leuke varianten, maar HTOPYO duikt een laag dieper. Als Keanu Reeves in de filmreeks The Matrix nemen we een kijkje achter de schermen, op het ‘meta-niveau’. Niet bezig zijn met de opening, maar nadenken over hoe je bezig moet zijn met de opening. Moet je vooral hoofd- of zijvarianten bestuderen? Hoe maak je een bevaarbaar repertoire? Speel je op de man (m/v/x), of volg je toch vooral de aanbevelingen van de engine? Zomaar een greep uit de vragen die Jeroen Bosch zich in dit boek stelt.

De SOS-boekenserie van Bosch, hier in de (creatieve!) Duitse vertaling

Volgens Bosch is de beste openingsvoorbereiding per persoon verschillend. Er is geen magische formule die zomaar naar het initiatief leidt. Jammer maar helaas. Succes hangt samen met de kundigheid, de ervaring en het gemoed van zowel je tegenstander als jezelf. Opvallend: volgens Bosch beantwoordt Magnus Carlsen ook op het gebied van de opening méér aan het totaalplaatje van Openingsexpert dan Fabiano Caruana of de eerder genoemde Anish Giri. En dat terwijl beide heren toch bekend staan om hun nauwkeurig uitgekiende repertoire. Om zijn punt te maken wijdt Bosch zich in het voorlaatste hoofdstuk aan een case study van Carlsens benadering van de opening.

 

In het hoofd van Magnus Carlsen

Daarbij kruipt wel gelijk een probleem in het oog: als je niet iets wil zeggen over het openingsspel als zodanig, maar over de benadering van dat openingsspel (het meta-niveau, dus), wat kun je dan leren van de concrete zetten die zo iemand als Carlsen speelt? Zou je de beste man niet gewoon moeten interviewen, om hem persoonlijk te vragen wat hij zoal gedacht en gedaan heeft in de aanloop naar een partij?

Ongetwijfeld zou dat iets opleveren. Maar we overschatten vaak het aandeel dat iemand heeft in de interpretatie van wat diegene zelf doet. Bedenk maar: ik koop regelmatig een zak huismerk naturel ribbelchips – en heb geen flauw benul waarom ik dat doe. Ik weet wel dat ik zoiets lekker vindt, maar ten eerste [1] hebben mijn voorkeuren óók een ontstaansgeschiedenis en ten tweede [2] kunnen er nog zoveel meer redenen zijn waarom ik juist die aankoop doe. Ongetwijfeld kan een partner, vriend(in) of neurowetenschapper daar meer over vertellen dan ikzelf.

Hetzelfde geldt voor schaakprofessionals en hun aanpak van de opening. Op moment van schrijven was dit filmpje recent op YouTube verschenen. Twee dingen vallen op: Carlsen is erg spaarzaam met zijn woorden en hij verwijst vooral naar het feit dat hij in teamverband aan zijn openingen is gaan werken. Openingswerk laat Carlsen dus schijnbaar aan anderen over. Dat doen wij amateurs net zo goed. Bijvoorbeeld wanneer we een openingsboek ter hand nemen en maar hopen dat de auteur z’n best heeft gedaan om relevant materiaal te presenteren. De (nu nog!) wereldkampioen zegt eigenlijk maar weinig: “I’m still not a top opening expert” – wat betekent dat uit zijn mond? Hoe is het mogelijk dat de beste schaker ooit geen expert zou zijn op dat gebied? Wat betekent het dan om een openingsexpert te zijn?

De kans is groot dat Carlsen zelf geen uitgebreid antwoord paraat heeft. Waarschijnlijk gaat het hier om een combinatie van valse bescheidenheid en het feit dat MC ongetwijfeld collega’s heeft die alle varianten bij naam kennen. Maar daar gaat het dus hoegenaamd níet om als we een goede prepper willen worden.

Wereldkampioen en … ‘still not a top opening expert’. Bron: YouTube

 

Goochelen met ideeën

Maar wat maakt Carlsen dan zo’n openingstopper in de ogen van Jeroen Bosch? Wat hij laat zien, is dat Carlsen keer op keer uit de opening krijgt wat hij wil. Steeds presteert hij het om de openingsfase zó te sturen, dat hij daarna zijn overmacht kan tonen. Door zijn spel te analyseren kunnen we dus wel degelijk iets leren over zijn aanpak. Zo speelt hij afwisselend hoofdvarianten en zijvarianten en is daarbij in staat om de ideeën die hij in de ene variant opdoet in verbeterde omstandigheden (omdat zijn tegenstander verrast is, bijvoorbeeld) in een andere variant toe te passen. Dit sluit precies aan bij wat Bosch in eerdere hoofdstukken aanraadt als een goede aanpak – zoals in hoofdstuk 2, over zetvolgorde en het invoegen van zetten om een idee onder gunstige voorwaarden te spelen.

Op moment van schrijven heb ik juist een trainingssessie over de vorderingen in het Londensysteem bijgewoond. Ter discussie stond een variant die Viktor Moskalenko in Trompowsky Attack & London System (eveneens in 2022 verschenen bij New in Chess) noemde als nieuw tegengif tegen het populaire Londensysteem:

 

Zwart heeft er na voortvarend spel een standaardidee ingebracht. Hij wil zijn loper met tempo naar f5 spelen om zijn ontwikkeling af te maken en de witte dame aan een passieve positie te binden. Zou wit slaan, dan valt b2 en daarmee de toren op a1.

 

Alleen… het werkt niet! Wit kan in dit geval alsnog slaan en vanwege een krachtige tegenaanval het spel in diens voordeel beslissen.

 

Maar door het idee vast te houden kan zwart ernaar streven hetzelfde idee onder verbeterde omstandigheden uit te voeren. Dat is hoe nieuwtjes gevonden worden. En inderdaad: zwart heeft een mooie tussenzet!

 

Door de tussenzet 6…e5! wordt de communicatie tussen velden f5 en d5 met tempo verbroken, zodat wit op de volgende zet niet op f5 kan slaan. Weliswaar offert zwart een pion, maar naast het feit dat hij de pion gemakkelijk weer kan ophalen heeft hij compensatie in termen van vlugge ontwikkeling.

 

Een voorbeeld uit het hoofdstuk over Carlsen dan. De Noor speelt in de vierde ronde van Wijk aan Zee 2013 met wit tegen Pentala Harikrishna en hij kiest voor… de Ponziani-opening. Een oeroude opening die bekend staat als uitermate tam.

 

Wie kiest op zet drie voor een karig pionzetje op de damevleugel, terwijl er genoeg actieve opties (3.Lf1-c4; 3.Lf1-b5, of 3.d2-d4) voorhanden zijn? Magnus Carlsen, dus. Maar hij had er een stevige onderbouwing voor. Bosch laat zien dat Harikrishna eerder een opzet met …d7-d5 en …Pg8-f6 gespeeld heeft, dus Carlsen heeft waarschijnlijk de mogelijkheid ingecalculeerd dat de partijstelling zou ontstaan:

 

Na 5.Lb5! exd4 6.e5 Pe4 7.Pxd4 Ld7 8.Lxc6 bxc6 9.0-0 ontstaat de volgende stelling:

 

Wit heeft een fijne uitgangsstelling voor de rest van de partij. Maar het is vooral interessant om in te zien waarom. In het Tweepaardenspel van het Italiaans kan exact dezelfde stelling ontstaan, maar met de witte pion van c3 nog op zijn thuishonk! Die pion speelt een belangrijke rol, aangezien zwart in het Tweepaardenspel eerder een belangrijke wending kan nemen die hem in de Ponziani-variant ontzegd wordt. Op diens zevende zet kan zwart 7…Lc5?! spelen:

 

Omdat het paard gedekt staat, echter, kan wit zijn ontwikkeling op een prettige manier voortzetten met 8.Pd2! Vergelijk in het partijbestand hieronder de stellingen die ontstaan vanuit de Tweepaardenvariant van het Italiaans:

 

We moeten de volgende conclusie trekken. Goed, het is interessant om van een speler zelf te horen wat diens aanpak is (of van mensen die met hem hebben samengewerkt, zo verwijst Bosch regelmatig naar Carlsens oud-trainer Simen Agdesteins ‘Schaakwonder’ (NIC, 2004) over de jongere jaren van MC). Maar datgene wat ons in staat stelt om uit partijen iets te leren over de voorbereiding daarop, is de mate waarin die partijen blijkgeven van het succesvol implementeren van de principes van een geslaagde voorbereiding. De principes, welteverstaan, die Bosch zélf in zijn boek ontwikkelt. Het is blijkbaar zo, dat Carlsen er regelmatig in slaagt om stellingen op het bord te krijgen die weliswaar een computerevaluatie van 0.00 hebben, maar die voor hem in feite veel makkelijker speelbaar zijn. En dat is nou precies wat Bosch onder het mom van ‘diepe openingsvoorbereiding’ aanbeveelt in hoofdstuk 5!

 

Het labyrint van de diepe openingsvoorbereiding

Ongetwijfeld herinneren velen van ons zich nog de eerste partij die Giri tijdens de eerste helft van het Kandidatentoernooi 2020 in Jekaterinenburg speelde, met de witte stukken tegen Jan Nepomnjasjtsji. Hij had zich ongelooflijk diep voorbereid om een nieuwtje in het symmetrisch Engels op het bord te brengen. De uitgangsstelling is ‘engine-approved’ (rond 0.00) en naar verluid makkelijker bevaarbaar voor degenen die de stelling eerder onder ogen hebben gehad.

 

De nieuwe stelling na 12.Tc1. Even later staat het zo:

 

Hier pas kwam Giri’s diepe idee bovendrijven: hij offert de kwaliteit met 18.Txc3! De stelling na 18…Txc3 19.Kf1 heeft Giri waarschijnlijk thuis onder ogen gehad.

 

Hij bleef inderdaad verder spelen met een aantal ideeën die hij thuis had opgedaan, maar Nepo gaf geen krimp. Na wat logische vervolgzetten kwam de zwartspeler zelfs in een betere stelling, waar Giri alleen nog voor het halfje kon vechten.

 

Dat lukte hem niet. 0-1 na 73 zetten in een stelling die nét geen vesting is:

 

Conclusie: Giri verdient bewondering voor zijn diepe voorbereiding, die ook nog eens ‘engine-proof’ was en hij had pech met een tegenstander als Nepomnjasjtsji, die niet alleen ijzersterk maar ook nog eens snel speelt. Zo kon Giri naast stellingsvoordeel ook geen psychologisch voordeeltje bewerkstelligen. Maar, pech of niet, we moeten ons bij een diepe voorbereiding allemaal afvragen:

  • Is de oordeel in de eindstelling wel zo duidelijk? Verlaat je niet alleen op de engine!
  • Speelt het fijn? En hoe zit dat voor de tegenstander? Draai het bord ook eens om!
  • Kun je je de kritieke wendingen voor de geest halen als het er straks toedoet? Probeer het vervolg voor jezelf inzichtelijk te maken!

 

Een voorbeeld dat ik zelf graag aanhaal, komt uit het boek Chess Training for Candidate Masters (2017, eveneens bij New in Chess uitgegeven) door grootmeester Alexander Kalinin. Hij beschrijft een jeugdpartij van een huidige wereldtopper, GM Maxime Vachier-Lagrave. De opening die hij speelde (dat doet hij overigens nog steeds), de Grünfeld-verdediging, leent zich uitermate goed voor diepe voorbereiding en het vinden van nieuwtjes. Zo gezegd, zo gedaan voor MVL. Na 26 zetten stond het zo:

 

Hier speelde zwart 26…Kc8N, daarbij waarschijnlijk gebruikmakend van voorbereiding met een engine die destijds (in 2005) sterk was. Zelfs hedendaagse engines keuren het vervolg van wit af, daarbij de clue volkomen missend: 27.Dd5!! (sterker dan het door de engine verkozen 27.Td1?, omdat wit dan …Db5+ en …Te8 toelaat, aldus Kalinin) 27…Pc6 28.Tbh1 Pd4+ 29.Ke3 Tb8 en het punt: 30.g4!

 

Zwart staat volkomen vast. Elke zet die hij spelen kan, verslechtert zijn stelling. Na 30…a5 volgt gewoon 31.a4 en wit stelt opnieuw de vraag: wat ga je doen? De reden, gegeven door witspeler GM Anatoly Vaisser in zijn commentaar op de partij: de engine draait in een zetdwangpositie in cirkeltjes, kan daarom niet de juiste evaluatie geven, en daarom komt MVL’s nieuwtje op zet 26 uit de processor rollen. Bosch zou daarover zeggen: de Fransman heeft zichzelf niet de goede vragen gesteld bij de voorbereiding!

 

Conclusie

Naast de hierboven behandelde hoofdstukken spreekt Bosch nog over tactiek in de opening (H1), nieuwtjes (H3), gambieten (H6) en – Bosch’ merkteken – verrassingen in de opening (H7). Het tiende en laatste hoofdstuk bevat een selectie van FAQ (Frequently Asked Questions) over de opening, dat niet alleen dient als een overzichtelijke samenvatting van het voorgaande, maar nog eens een vette streep zet onder de aanpak van Bosch: blijf jezelf moeilijke vragen stellen over je openingsaanpak – dat, en niet eindeloos door je oude repertoire heen bladeren (of klikken), is de enige manier om écht beter te worden op dit gebied.

How to Out-Prepare Your Opponent is een tuin der lusten voor de schaakenthousiasteling. Niet alleen hanteert Jeroen Bosch een vlugge pen voor een intelligente boodschap, maar als een echte kenner van de schaakwereld heeft het boek ook nog eens een persoonlijke toon. Tel daarbij op dat het boek een populair onderwerp op een volkomen nieuwe manier aansnijdt en je hebt een meesterwerk. Van harte aanbevolen voor iedereen die serieus bezig is met zijn of haar persoonlijke schaakontwikkeling.

 

Titel: How to Out-Prepare Your Opponent. A Complete Guide to Successful Chess Opening Preparation
Auteur: Jeroen Bosch
Aantal bladzijden: 416
Uitgeverij: New in Chess
Gepubliceerd: 2022
Prijs: €29,95
ISBN: 9789056919993
Type: Paperback

Zie hier voor een inkijkje.

Over Daniël Zevenhuizen

Docent Levensbeschouwing in de dop. Gediplomeerd trainer, redacteur boekenrubriek, liefhebber van het spel. Vooralsnog gestrand op de zandbank tussen 2100 en 2200 elo.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.