Canon (25): Hein Donner als schaker
Als schrijver heeft Hein Donner op het Nederlandse schaakleven een onuitwisbare indruk nagelaten. Daarover verschijnt in deze Canon een apart venster. Als schaker wordt hij door velen beschouwd als op twee na (Euwe en Timman) grootste of sterkste schaker in de Nederlandse geschiedenis. Dat is niet terecht als je naar de feiten kijkt. Als er in zijn toptijd wereldranglijsten hadden bestaan, was Donner daar niet in de buurt van de toptien gekomen, waar Piket en Van Wely later heel even in stonden. Ook drong hij op weg naar het wereldkampioenschap nooit door tot het interzonetoernooi, zoals Van der Wiel, Van der Sterren en Sosonko. Wel versloeg hij enkele van de grootsten van zijn tijd: Fischer, Spasski, Smyslov, Larsen, Portisch en Hort. Tegen hen allen had hij (uiteraard) wel een zwaar negatieve totaalscore. Donners roem als schaker is gebaseerd op enkele geweldige toernooiresultaten. Die wisselde hij af met barre uitslagen. Donner kon soms de hele wereld aan, maar omdat dat soms was, was zijn rol mondiaal niet groot.
Johannes Hendrikus Donner werd geboren op 6 juli 1927. Zijn naam werd afgekort tot Jan Hein, zijn roepnaam was Hein. Zijn vader was minister van justitie, zijn overgrootvader lid van de Tweede Kamer. Hein was een oom van de huidige minister Donner. Zijn eerste grote succes kwam toen hij in 1950 vanuit het niets het Hoogovenstoernooi won, voor Euwe, Rossolimo en diverse Nederlandse toppers. In 1954 onttroonde hij Max Euwe als Nederlands kampioen, een titel die de 53-jarige oud-wereldkampioen sinds 1921 droeg. Een jaar later won Euwe de revanchematch, waarmee hij zijn deelname aan nationale kampioenschappen wijselijk beëindigde. De volgende twee NK’s (1957 en 1958) won Donner met grote overmacht, beide keren met 9 uit 11. Later werd hij nog vijf keer tweede, in 1971 met evenveel punten als kampioen Hans Ree. In 1958 won hij Hoogovens samen met Euwe.
Het Hoogovenstoernooi van 1963 beschouwde Donner als zijn grootste toernooioverwinning. Hij bleef o.a. Bronstein, Ivkov en Averbach voor. In 1965 won hij het IBM-toernooi in Amsterdam voor Parma en Szabo. Het tweede reuzenresultaat op zijn lijst was Venetië 1967, dat hij won voor Petrosjan, Evans en Pachman. Het derde resultaat dat eruit sprong was de LSG-vierkamp in Oegstgeest in 1970. Hij won een partij van Larsen, verloor van wereldkampioen Spasski en speelde de andere tien partijen tegen die twee en Botwinnik allemaal remise, waarmee hij achter Spasski als tweede eindigde. Op dat moment kon hij zich dus meten met de absolute wereldtop, wat hij in 1971 liet volgen door goede resultaten in Havanna, het NK en Berlijn. Waarschijnlijk waren 1969 tot en met 1971 zijn beste jaren, dus niet 1963 of 1967 toen hij zijn grootste (incidentele!) toernooizeges boekte.
In 1977 werd Donner op het NK samen met Timman tweede achter de ongenaakbare Kortchnoi, in 1981 tweede achter Timman, beide keren in een sterk veld. Daarmee liet hij als vijftiger nog twee keer zijn tanden zien. In 1983 kreeg hij een hersenbloeding, werd deels verlamd en werd opgenomen in een verpleeghuis. Op 27 november 1988 overleed Hein Donner aan een maagbloeding, slechts 61 jaar oud.
In 1994 verscheen bij uitgeverij Scheffers de biografie ‘Hein Donner 1927-1988’, geschreven door Alexander Münninghoff. Het boek bevat maar een paar partijen en helemaal geen toernooiuitslagen. Die waren (met toelichtende teksten) in 1993 namelijk al verzameld in het boekje ‘J.H. Donner, grootmeester’ van Evert-Jan Straat, uitgegeven door New in Chess.
Hierbij een groot aantal partijen (meer dan 1000) in de viewer: