Onwel tijdens een partij (1)

Onwel tijdens een partij (1)

HWP Haarlem 2 – Promotie

In de laatste ronde van de KNSB-competitie wordt een speler na drie en een half uur spelen, onwel. Het is een ernstige, levensbedreigende situatie. Met spoed wordt hij naar het ziekenhuis gebracht. Er wordt rekening gehouden met een mogelijk overlijden. De overige teamleden zijn niet meer in staat hun partijen verder te spelen. De betrokken wedstrijdleider begrijpt dat, en ook de tegenstanders. Echter, de vraag rijst: hoe moet het nu verder?

Overzicht van aantekeningen

  1. Inleiding
  2. Het bezwaarschrift van Promotie
  3. De wedstrijdleider
  4. Het verbod het schaakspel in diskrediet te brengen
  5. Een extra complicerende factor
  6. Sliedrecht is geen belanghebbende
  7. De mogelijkheden
  8. Het hervatten van de afgebroken partijen
  9. Pech hoort bij het leven
  10. Handhaven van de uitslag van de wedstrijdleider
  11. Arbitreren
  12. De Reddersdriehoek
  13. Het overspelen van de wedstrijd
  14. Beslissingswedstrijd Sliedrecht – Promotie
  15. De voorgeschiedenis is een beletsel
  16. Hoe de beslissing van de wedstrijdleider had kunnen luiden

1. Inleiding

In de laatste ronde van de KNSB in de derde klasse E wordt een speler van Promotie onwel. Het is levensbedreigend. De speler wordt met een ambulance met spoed naar het ziekenhuis gebracht. De teamgenoten zijn uiteraard aangeslagen en zijn niet meer in staat tot verder spelen.

Dan rijst de vraag: wat moet de wedstrijdleider beslissen?

Het belang van dit onderwerp is groot, niet alleen voor dit geval, maar ook ‘hoe moet (of: hoort) de schaakwereld eigenlijk te reageren in zo’n geval?’ Moet de wedstrijdleider de wedstrijd staken, of vinden we het normaal dat de wedstrijd wordt vervolgd.

Dit artikel geeft antwoord op deze vragen. Nu moet ik vooraf bekennen dat ik niet objectief kan zijn, omdat ik het bezwaarschrift hierna nagenoeg geheel heb geschreven. Ik heb partij gekozen. Maar diezelfde opvattingen had ik ook gehad als ik het bezwaarschrift niet had geschreven, of dat de rollen waren omgekeerd.

2. Het bezwaarschrift van Promotie

Aan de competitieleider van de KNSB

Onderwerp: bezwaarschrift

Zoetermeer, 23 april 2012

Geachte heer,

Op het uitslagenformulier van de wedstrijd op 21 april 2012 in de derde klasse E van de KNSB, HWP Haarlem 2 tegen Promotie 1, heeft de teamleider van Promotie 1 ‘bezwaar’ aangetekend tegen de beslissing van de wedstrijdleider. Hierbij geef ik u namens het bestuur van Promotie de gronden van het bezwaar. Daarbij geef ik hierna eerst de feiten, vervolgens de gronden van bezwaar.

De feiten

Op het moment waarop de tussenstand 1½ tegen ½ was (in het voordeel van Promotie), en nog zes partijen aan de gang waren, werd na ruim 3½ uur speeltijd onze speler aan het vierde bord onwel.

Hij strompelde de speelzaal uit en zakte in de algemene ruimte op de grond. Zijn gezondheidstoestand was alarmerend. Het allerergste werd gevreesd. Hij was nauwelijks aanspreekbaar. Alle teamleden waren bij hem.

Vrij snel bracht een ambulance -de speler- met spoed naar het ziekenhuis in Haarlem.

De situatie was dusdanig levensbedreigend dat rekening werd gehouden met het overlijden van de speler. Het spreekt dan ook voor zich dat het voorval alle aanwezigen aangreep.

De wedstrijdleider heeft na het onwel worden eerst de klok van -de speler- gestopt en even later de wedstrijd stilgelegd.

Ongeveer een kwartier na het vertrek van de ambulance heeft de teamleider van Promotie omstreeks 17:15 uur de wedstrijdleider gemeld dat de overige teamleden niet verder willen spelen. Hij verzocht de wedstrijdleider de wedstrijd definitief te staken. Daar had de wedstrijdleider alle begrip voor. Echter, hij gaf aan die beslissing niet zelf te willen nemen maar dit te willen overlaten aan de competitieleider van de KNSB. De wedstrijdleider heeft vervolgens de wedstrijd niet hervat en heeft alle resterende partijen verloren verklaard voor Promotie.

Bezwaargronden

De beslissing van de wedstrijdleider om de overige partijen verloren te verklaren is onjuist.

Zijn beslissing is een schending van artikel 12.1 van de FIDE-regels, dat luidt:

‘De spelers dienen zich te onthouden van handelingen waardoor het schaakspel in diskrediet wordt gebracht.’

De wedstrijdleider mocht niet van de spelers van Promotie verlangen dat zij de wedstrijd zouden vervolgen. Door dat van hen wel te verlangen, werden de spelers in een situatie geplaatst dat zij het schaakspel in diskrediet zouden brengen.

Indien een teamgenoot onder dergelijke omstandigheden uitvalt, is het niet meer dan normaal dat de overige spelers niet meer in staat zijn te schaken. Zij zijn niet meer in staat zich te concentreren op de partij. De mogelijke dood van een teamgenoot tijdens hun partij relativeert het belang van die partij. Schaken wil niet meer. Mensen hebben hun emoties. Sterker nog, het is een schande indien men verder speelt.

Gebeurt zoiets in het dagelijks leven op bijvoorbeeld het werk, zijn alle collega’s ook aangeslagen. Het heeft direct gevolgen voor een lagere arbeidsproductiviteit. En een werkgever accepteert dat. Denk ook het voorval in Italië op 14 april 2012 tijdens de voetbalwedstrijd Livorno tegen Pescara in de Serie B. De speler van Livorno, Piermario Morosini, kreeg een hartaanval. De scheidsrechter zette direct de wedstrijd stil, en staakte de wedstrijd.

De schaakwereld wordt in diskrediet gebracht indien normaal wordt gevonden dat spelers onder dergelijke omstandigheden hun partijen gaan vervolgen. Afgezien nog van het feit dat elke tegenstander begrip toont voor de ontstane situatie. Onder dergelijke omstandigheden wil deze ook niet meer verder spelen. Als het hen namelijk zelf zou overkomen, zouden zij ook verwachten zo te willen worden behandeld.

Gevraagde beslissing

Ik verzoek u in ieder geval de nog niet geëindigde partijen te laten overspelen en daarvoor een termijn te noemen waarbinnen deze moeten zijn gespeeld. Aangezien niet te verwachten valt dat –naam van de speler van Promotie– op korte termijn in staat zal zijn te schaken, zijn partij door een invaller te laten spelen.

In afwachting van uw beslissing.

Hoogachtend,

Schaakvereniging Promotie,

voorzitter

3. De wedstrijdleider

Arme wedstrijdleider. Dat hij binnen vijftien minuten geen oplossing weet kan men hem niet kwalijk nemen. Het geeft niet dat hij de partijen verloren heeft verklaard om zo de zaak te laten oplossen door de competitieleider. Ik vind dat wel verstandig van hem: hij weet het ook niet hoe het verder moet, dus hakt hij de knoop maar door. Prima, niets mis mee.

Nog geen honderd jaar geleden werden veel schaakwedstrijden in kroegen gehouden, als clubruimte. Als er een geschil was besliste de kroegbaas, die geen of weinig verstand had van schaken. Dat kon hij ook doen, omdat er weinig wedstrijdregels waren, zodat de waard een vrije beoordelingsruimte had. Men accepteerde de beslissing van de kroegbaas. Echter, in de loop der jaren zijn er steeds meer regels gekomen. Regels die niet gaan over het tegengaan van misstanden, maar om het pietluttig ordenen van het spel op een manier zoals in feite in achteraf hotelkamertjes is beklonken.

Het gevolg is dat de vrije beoordelingsruimte voor een wedstrijdleider door de regels steeds kleiner is geworden, zelfs ogenschijnlijk verdwenen. Bovendien zijn de regels steeds ingewikkelder en onlogisch geworden. Tot slot is de scheidsrechterlijke beslissing steeds belangrijker geworden: zij is in feite bepalend voor de uitslag. Met als gevolg dat de regels voor een wedstrijdleider een sta-in-de-weg zijn geworden om snel te kunnen beslissen. Er staat veel te veel druk op de onervaren, amateur wedstrijdleider.

Voorvallen in de samenleving kunnen door onervaren managers met gezond verstand snel worden opgelost. Echter, diezelfde voorvallen zijn in de schaakwereld voor wedstrijdleiders niet op te lossen. Als de regels zwijgen, weten de wedstrijdleiders niet wat ze moeten doen. Als de wereld vergaat en de gevolgen daarvan niet zijn geregeld in de FIDE-regels, gaat de wedstrijd gewoon door, stel ik me zo voor.

Dagenlang is bijvoorbeeld op het forum van Utrechtschaak ‘gediscussieerd’ hoe de kwestie HWP Haarlem 2 – Promotie op te lossen. Het forum weet het niet. Ze vertrouwen erop dat de competitieleider een juiste beslissing zal nemen. De competitieleider heeft veel bedenktijd nodig om het beslissen. Nou, als het forum het al niet weet en de competitieleider lang moet nadenken, mogen we de betrokken wedstrijdleider niets verwijten.

4. Het verbod het schaakspel in diskrediet te brengen

In dit geval is artikel 12.1, het verbod het schaakspel in diskrediet te brengen, van toepassing.

Indien namelijk tijdens een wedstrijd een teamlid op sterven dreigt te liggen, wil het schaken niet meer. Dat is heel normaal en heel menselijk. Er valt niet meer te genieten van een spannende partij. Het is schokkend wanneer de wedstrijd toch gewoon doorgaat. Gebeurt dat wel haalt dat alle voorpagina's van de kranten. En daarna vliegt het bericht via internet de wereld over, in alle kranten ter wereld. Met reacties als: ‘Daar heb je weer die dwaze schakers, die geen fatsoensnormen in acht kunnen nemen. Schakers hebben geen flauw idee wat sportiviteit is. Schakers zijn blind voor hun punten.’ Welke lezer heeft nog zin om lid te worden van een schaakvereniging waar het zo respectloos toegaat?

Echter, schakers zijn geen robots, maar mensen met emoties. In het geval van HWP Haarlem 2 – Promotie hebben beide teams de betrokkene in meer dan een akelige toestand zien vertrekken in een ambulance met zwaailichten. De concentratie om te kunnen schaken is verdwenen. In het licht van een mogelijke dood heeft de schaakpartij alle belang verloren. Schaken wil niet meer. Alleen mensen met een afwijking kunnen nog schaken. Dat is wat er aan de hand was.

En dan rijst de vraag hoe nu verder?

5. Een extra complicerende factor

Die avond blijkt dat het probleem een extra complicerende factor heeft gekregen. Wat namelijk het voorval HWP Haarlem 2 – Promotie zo bijzonder maakt is dat het plaatsvond in de laatste ronde. Die avond na thuiskomst weten de spelers hoe de andere teams in de klasse hebben gespeeld. En dan doet zich iets opmerkelijks voor. Sliedrecht die zeer sterke promotiekansen had, verloor zijn partij. Als Promotie had gewonnen van HWP Haarlem 2 was Promotie kampioen geworden. Na de laatste ronde is de stand in de KNSB competitie, derde klasse E, waarbij de uitslag is als volgt (waarbij is verwerkt HWP Haarlem 2 – Promotie 6½-1½):

1. Sliedrecht: 14, 44½

2. Promotie: 13, 41

3. Caissa 5: 12, 36½

(…)

9. HWP Haarlem 2: 6, 33

10. De Uil: 2, 27½

HWP Haarlem 2 is al gedegradeerd, of het nu zes of vier punten heeft is niet van belang. Let op het belang bij een uitslag waarbij Promotie wint van het HWP Haarlem 2. In dat geval promoveert niet Sliedrecht, maar Promotie. Sommigen menen dan ook dat het eventueel overspelen van zes (of acht) partijen in HWP Haarlem 2 – Promotie niet eerlijk is. De spelers weten namelijk hoe de andere teams hebben gespeeld. Nu Sliedrecht verloor, weet Promotie dat winnen met ‘3½-4½’ voldoende is in plaats van met: 2-6. Om zo te kunnen spelen is een groot voordeel. Dit heeft een grote invloed op de speelstijl.

Vandaar dan ook dat zij menen dat het overspelen van de wedstrijd HWP Haarlem 2 – Promotie competitievervalsing is. Zij menen dat een beslissingswedstrijd Sliedrecht – Promotie in de ontstane situatie eerlijker is.

6. Sliedrecht is geen belanghebbende

Sliedrecht mag dan belang hebben, echter zij is geen belanghebbende. Zij heeft niets te maken met het bezwaarschrift van Promotie. Om dat te begrijpen, bedenk wat er zou zijn gebeurd als het voorval zich niet had voorgedaan in de laatste ronde, maar in een eerdere. Het is zoals het is: Sliedrecht is geen belanghebbende. Uitsluitend HWP Haarlem en Promotie zijn belanghebbenden.

7. De mogelijkheden

Aan de volgende mogelijkheden kan worden gedacht:

- het hervatten van de afgebroken partijen

- de afgebroken partijen verloren verklaren voor Promotie, onder het noemer van ‘pech hoort bij het leven’

- de uitslag van de wedstrijdleider handhaven

- de afgebroken partijen arbitreren

- overspelen van zes partijen

- overspelen van de gehele wedstrijd

(- een beslissingswedstrijd tussen Sliedrecht en Promotie).

Elke mogelijkheid heeft haar eigen bestrijdingslogica.

8. Het hervatten van de afgebroken partijen

Het hervatten van de afgebroken partijen op een andere dag is geen optie. In het verleden trokken spelers secondanten aan die voor hen de afgebroken stellingen gingen bestuderen. Secondanten, veelal eindspeldeskundigen, die voortzettingen vonden die de schakers zelf nooit hadden kunnen vinden. Het was gewoon openlijk voorzeggen. Iets wat –ook toen al– in strijd was met artikel 12.3a van de FIDE-regels, dat luidt:

‘Tijdens het spelen is het spelers verboden gebruik te maken van enigerlei aantekening,

informatiebron of advies of op een ander schaakbord te analyseren.’

Omdat iedereen openlijk zich liet voorzeggen, mocht het. Het is een leuk voorbeeld van het massaal overtreden van de FIDE-regels. ‘Als iedereen maar hard genoeg roept dat het mag, hebben we met zijn allen de FIDE-regels gewijzigd.’ Mensen die dat onjuist vonden werden niet serieus genomen. Pas in het tijdperk van schaakcomputers brak het besef door dat een einde moest worden gemaakt aan deze vorm van openbare fraude. Vandaar dan ook dat toernooi-organisaties en de FIDE het systeem van afgebroken partijen hebben afgeschaft.

Anders dan bij voetballen is het hervatten van de afgebroken partijen bij het schaken dan ook geen optie.

9. Pech hoort bij het leven

In mijn artikel ‘Niet verschijnen aan het bord (6)’ schreef ik het volgende over het geval van de speler die voorafgaand aan de partij met spoed werd opgenomen in het ziekenhuis vanwege koolmonoxide:

‘Het gaat erom dat pech een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het leven. Pech hoort bij het leven, en pech hoort bij schaken. ‘Want het leven is een soort schaakspel,’ aldus Benjamin Franklin. En Kasparov zegt het hem na. Het is een fundamenteel beginsel dat een mens moet leren omgaan met pech. Hij moet de gevolgen daarvan zelf dragen. Echter, in de moderne maatschappij hebben we op een aantal terreinen voorzieningen getroffen om de gevolgen van pech zoveel mogelijk teniet te doen. Denk aan schadevergoedingen, verzekeringen, sociale en medische voorzieningen. Daardoor lijkt het dat we alles in het werk moeten stellen om de betrokkenen te helpen die pech hebben. Echter, bedacht moet worden dat die voorzieningen uitzonderingen zijn, en dat de hoofdregel blijft dat de betrokkene – en hij alleen – de gevolgen heeft te aanvaarden dat hij pech heeft gehad. Dat is ook sportiviteit: zelf de gevolgen van pech aanvaarden waar een ander niets mee te maken heeft.’

Iemand concludeert dan ook: Promotie moet accepteren dat pech hoort bij het leven en heeft daardoor de wedstrijd tegen HWP Haarlem 2 met 6½-1½ verloren.

Echter, recht is geen wiskunde. Recht is afwegen van argumenten, afwegen van belangen. Denk maar aan de weegschaal van Vrouwe Justitia.

Rijst de vraag of het geval van de koolmonoxide-zaak te vergelijken is met die van HWP Haarlem 2 - Promotie. Om in schaaktermen te spreken zijn de beide stellingen dezelfde?

Nee. De overeenkomst is dat op het moment van de wedstrijd de betrokken speler in het ziekenhuis ligt. Het verschil is dat in het ene geval de leden van de wedstrijd daar niets van af wisten, en hun partij ongestoord speelden. Hoewel zij wisten dat de afwezige een reglementaire nul heeft ontvangen – en waarmee ze rekening hielden – konden ze zelfs over en weer genieten van hun spannende partijen.

In het andere geval zien de teamleden en de tegenstander een speler in levensbedreigende omstandigheden vertrekken. Er kan over en weer geen sprake meer zijn van genieten van partijen. De partijen kunnen niet meer spannend zijn, ze zijn in wezen afschuwelijk.

Beide gevallen leiden dan ook tot andere afwegingen. De weegschaal slaat in de beide zaken verschillend door.

10. Handhaven van de uitslag van de wedstrijdleider

Elk argument kun je omdraaien. Het argument in het bezwaarschrift dat sprake is van artikel 12.1 het in diskrediet brengen van het schaakspel, kan men ook op een andere manier bekijken. Schaakrecht is vooral een kwestie van argumenteren, van afwegen van argumenten op de weegschaal.

Bij een andere benadering wordt gelet op de uitslag op het uitslagenformulier 6½-1½. Dat de partijen verloren zijn, is de keuze van de Promotie-spelers zelf door niet meer verder te spelen, zo wordt gesteld. Weliswaar een zeer begrijpelijke keuze, maar wel een waarvan alleen de Promotie-spelers de gevolgen dienen te aanvaarden. Daarbij is het onrechtvaardig dat de tegenpartij daardoor wordt benadeeld. Andere oplossingen zorgen duidelijk voor benadeling van een van de betrokken partijen, en dát is juist wat de schaaksport (en elke sportwedstrijd) in diskrediet zou brengen, zo meent men.

Ik vind het nogal wat om het voorval zo te willen en te durven benaderen. Als deze benaderingswijze van het schaakrecht in de kranten wordt gepubliceerd denk ik dat niet positief over schaken wordt gesproken. Deze motivering brengt dus het schaakspel juist in diskrediet.

11. Arbitreren

Een mogelijkheid is de afgebroken partijen te laten arbitreren door een arbiter, d.i. degene die de partijen arbitreert, hij is niet de scheidsrechter, de wedstrijdleider of ‘de arbiter’. (Alleen al door deze betekenis is het gewenst een einde te maken aan de term ‘arbiter’ voor wedstrijdleider of scheidsrechter.)

In de vorige eeuw kon een partij aanzienlijk langer duren dan de huidige bedenktijden. Na een bepaald tijdstip kon de arbiter (d.i. iemand anders dan de wedstrijdleider) de partij arbitreren. In de KNSB-competitie kwam dat in de jaren ’50 elk jaar zo’n 40 keer voor. Door vermindering van de bedenktijden werd aan het arbitreren een einde gemaakt.

De arbiter ziet namelijk wel de kale zetten, maar de spanning en de emoties die daarmee samenhangen niet. Hij ziet de zetten van de partij geheel los van de fysieke context waarin deze werden gedaan.

Bovendien ontdekten arbiters in het verleden meer in een partij dan de betrokken spelers ooit zelf hadden gezien. Gijssen heeft daar een voorbeeld van gegeven. Ik meen dat het Juri Averbach – een eindspeldeskundige – was die in een arbitragezaak eerst de partij voor de ene gewonnen verklaarde, en een half jaar later ontdekte dat juist de tegenstander iets had kunnen doen, waardoor die de partij had moeten winnen. Hij bekende dus dat zijn arbitragebeslissing onjuist was geweest. Echter, voor de betrokken spelers was de uitleg van Averbach abracadabra. Wat de eindspeldeskundige in hun partij had gezien was hen ontgaan.

Het gaat er dus niet om wat een arbiter in een partij ziet, maar wat de betrokken spelers in de partij zien. Vandaar dat arbitrage al in 1946 als problematisch werd beschouwd. Arbitrages leverden soms meningsverschillen op. Zo werd de arbiter voorwerp van het probleem (een verschijnsel dat in de hulpverlening voorkomt, de zgn. Reddersdriehoek, zie aantekening hierna).

Met het afschaffen van de arbitrage is in de plaats gekomen de tweede volzin van artikel 6.9 met de uitleg van de toparbiters:

De partij is echter remise als de stelling zodanig is dat de tegenstander de koning van de speler nooit mat kan zetten, door welke reeks van reglementaire zetten dan ook.

U kent de potsierlijke uitleg wel van de toparbiters (d.z. topwedstrijdleiders): koning plus paard tegen koning plus paard is geen remise. Ook koning plus toren tegen koning plus toren is geen remise, etc.

Maar tot slot is arbitrage in een plotseling afgebroken wedstrijd vreemd. Het lijkt alsof een voetbalwedstrijd na 60 minuten wordt gearbitreerd. Dat de scheidsrechter met de grensrechters gaan overleggen welk team de wedstrijd zou hebben gewonnen als de volle tijd was uitgespeeld. Bijvoorbeeld, besloten wordt dat de partij die weliswaar een doelpunt achterstaat de wedstrijd wel wint, omdat de indruk van de deskundigen is dat die partij nog wel twee doelpunten zal maken. Het komt mij nogal onwerkelijk over. Want, de wedstrijd is pas voorbij als de scheidsrechter heeft afgefloten. Iedereen kent de goal van Dennis Bergkamp in de laatste seconde in de kwartfinale om het wereldkampioenschap voetbal 1998 Nederland – Argentinië: 2-1.

Dat geldt ook voor het schaken. Denk bijvoorbeeld aan de vijfde partij tussen Karpov en Kasparov, Seville 23 oktober 1987, in tijdnood maakt Kasparov de blunder van de eeuw. Bij het schaken bestaan zoveel voorbeelden van zwakke zetten in tijdnood of in het eindspel. In die fase wordt schaken pas spannend en leuk voor de toeschouwers (en journalisten). Dan wordt schaken sport en wordt het drama.

Ook al staat iemand bij schaken een stuk voor dan nog moet hij maar laten zien dat hij de partij kan afmaken. Ik meen dat grootmeester Donner eens heeft geschreven dat niets zo moeilijk is dan een gewonnen partij te moeten winnen. Geef dus nooit voor de tussentijdse tijdcontrole te snel op.

Op basisschool- en Grand Prix jeugdtoernooien heb ik nogal wat partijen moeten arbitreren. Zoveel jeugdleiders zoveel verschillende opvattingen over arbitrage. Door schade en schande wijs geworden, was na verloop van tijd mijn aanpak de spelers zelf te vragen wat ze van de partij vonden. Ik voerde dan een toneelstukje op, wat tot gevolg had dat het mij bijna altijd wel lukte om de spelers zelf tot een oplossing te laten komen.

Arbitrages leiden na afloop van een toernooi altijd tot gespreksonderwerp: de ene vindt dit, de andere dat. In feite hebben de vrijwilligers behoefte aan handreikingen. En dat begrijp ik heel goed. Ik werd de eerste keer ook gewoon in het diepe gegooid. Achteraf gezien handelde ik gewoon willekeurig. Kortom, een arbiter heeft handreikingen, criteria nodig om te kunnen arbitreren. Een beslissing van een arbiter hoort niet afhankelijk te zijn van één persoon. Arbitreren is verworden tot subjectieve toekenning aan een vermeend objectieve gebeurtenis.

De les uit de geschiedenis van het schaakrecht leert dat het ongewenst is een afgebroken wedstrijd te arbitreren. Als er een alternatief is, moet men niet beginnen aan arbitreren.

12. De Reddersdriehoek

Arbiters hebben zich wel beklaagd, dat zij voor een welhaast onmogelijke taak waren geplaatst, daar zij, ondanks langdurig onderzoek – en het waren uitstekende analytici – niet hadden kunnen vaststellen, of de te beslissen partij al of niet gewonnen was,’ mr. G.S. Fontein, Tijdschrift van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond 1946, blz. 131.

Zwart aan zet, TvdKNB 1947, blz. 18. Afgebroken stelling. De arbiter moet arbitreren en verklaart de partij remise. Deze beslissing roept protest op. De redactie vraagt de lezers wat zij zouden beslissen.

Wat had u beslist?

Vijftig lezers van het TvdKNSB hebben in 1947 gereageerd. Hoeveel van die lezers beslissen dat wit heeft gewonnen, of zwart heeft gewonnen, of dat het remise is? In het volgende artikel geef ik de oplossingen van die lezers.

Of, wat beslist u in het volgende geval?

‘Zwarts laatste zet was e7-e5, zodat wit in de afgebroken stelling het recht heeft om d5xe6 en passant te spelen. Hoewel de eerste bordspeler bij het bespreken dezer stelling de tegenstander er ten naastenbij van het overtuigd dat deze stelling remise is, werd zij naderhand toch ter arbitrage opgezonden. Niettegenstaande de witten een uitvoerige analyse inzonden, werd de stand door de arbiter voor wit verloren verklaard. Natuurlijk ontstemming. Her-arbitrage aangevraagd. Beslissing: verloren verklaard,’ Tijdschrift van de KNSB januari 1957, blz. 85.

De reddersdriehoek is een psychologisch dramadriehoek.

Arbiter

Speler Tegenstander

De arbiter is degene die een probleem tussen twee personen moet oplossen. Zelf kunnen de spelers het niet. De arbiter moet dus de zaak ‘redden’. Echter, zijn beslissing wordt bekritiseerd. Er wordt een strijd om de feiten ingezet: ‘Arbiter, hoe kom je erbij? Welke criteria pas je toe? De partij was niet gewonnen of was niet remise etc. Want etc.’ Het is ondoenlijk voor een arbiter een juiste beslissing te geven.

Zo vindt er een rolverschuiving plaats. De arbiter is niet meer de arbiter, maar een aangeklaagde. In plaats van de speler is hij de bal geworden.

13. Het overspelen van de wedstrijd

Over het overspelen van de wedstrijd heb ik vier artikelen geschreven.

Het overspelen van een schaakpartij, deel 1:

pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://pijpersh.home.xs4all.nl/nl/schaakrecht/pdg/schaakrecht_pieter_139.html

Het overspelen van een schaakpartij, deel 2:

pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://pijpersh.home.xs4all.nl/nl/schaakrecht/pdg/schaakrecht_pieter_140.html

Het overspelen van een schaakpartij, deel 3:

pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://pijpersh.home.xs4all.nl/nl/schaakrecht/pdg/schaakrecht_pieter_141.html

Het overspelen van een schaakpartij, deel 4:

pijpersh.home.xs4all.nl/index.html?page=http://pijpersh.home.xs4all.nl/nl/schaakrecht/pdg/schaakrecht_pieter_142.html

Twee vervolgartikelen heb ik niet gepubliceerd (misschien doe ik dat nog wel eens). Mijn vier artikelen gingen over voorvallen die zich hadden voorgedaan tijdens een partij, waarbij na afloop de vraag rees of de partij moest worden overgespeeld. De artikelen gingen niet over een afgebroken partij.

Het overspelen van een partij of een wedstrijd is een uiterste middel. Het kan alleen als er geen aanvaardbaar alternatief is. Het overspelen van een partij/wedstrijd moet een aangelegenheid zijn die hoogst zelden mag plaatsvinden, het mag geen vanzelfsprekendheid zijn.

14. Beslissingswedstrijd Sliedrecht - Promotie

Op de avond van de dag van het voorval hebben de voorzitters van Sliedrecht en Promotie contact met elkaar. Zij spreken over de mogelijkheid van een beslissingswedstrijd tussen beide teams om het kampioenschap in de derde klasse E te laten spelen tussen Sliedrecht en Promotie. Enkele dagen daarna biedt Promotie via de competitieleider dat voorstel aan. De competitieleider legt dat voorstel voor commentaar voor aan HWP Haarlem en Sliedrecht.

Als HWP Haarlem en Sliedrecht dit voorstel hadden aanvaard, was de competitieleider verlost van het nemen van een moeilijke beslissing. Wat niemand had verwacht, gebeurt. Sliedrecht wijst dat aanbod af. Je ziet het in de politiek, soms wordt iets gedaan of niet gedaan wat grote gevolgen heeft. Dat is ook zo bij het schaken, een speler doet een zet met grote gevolgen. Precies zo gaat het met de behandeling van een bezwaarschriftprocedure. Nadat Sliedrecht eerst iets aanbiedt, weigert het nadien. De zaak krijgt ineens een geheel verrassende, andere wending.

15. De voorgeschiedenis is een beletsel

Dit voorval is niet los te zien van de voorgeschiedenis. In de eerste ronde van dezelfde competitie speelden Sliedrecht en Promotie ook tegen elkaar. Het leidde uiteindelijk tot een zaak bij de commissie van beroep van de KNSB.

Zie: Is het een bezwaar of een klacht?

schaaksite.nl/is-het-een-bezwaar-of-een-klacht

Die zaak heeft Sliedrecht gekwetst. Het gevolg is dat die voorgeschiedenis bij het afwegen van de belangen of wel of niet een beslissingwedstrijd kan worden gespeeld voor Sliedrecht zwaar weegt. Het is in feite van doorslaggevende betekenis. Mensen willen nu eenmaal erkenning dat hen onrecht is aangedaan, en willen dat anderen ook laten voelen. Zo wordt het conflict doorgegeven. In het ergste geval kan het van generatie op generatie worden doorgegeven. Dat gebeurt soms ook in sportverband. Zo ontstaan risicowedstrijden, omdat tientallen jaren geleden een bepaalde wedstrijd uit de hand is gelopen: we vergeten niet en we vergeven nimmer.

Ook al kan men zich de gevoelens van het team voorstellen, het is de taak van het bestuur van een vereniging daartegen weerstand te bieden. Het bestuur maakt een eigen zelfstandige, bestuurlijke of politieke afweging. Het is niet de doorgeefluik van een team. Het bestuur let daarbij op de negatieve beeldvorming die ontstaat over Sliedrecht bij een afwijzing. Vandaar dat het bestuur het team op andere gedachten had moeten brengen.

Als die voorgeschiedenis er niet was geweest, had Sliedrecht zich net zo gedragen als iedereen en was er wel een beslissingswedstrijd gespeeld. Het is jammer dat Sliedrecht die variant afwees.

16. Hoe de beslissing van de wedstrijdleider had kunnen luiden

Hiervoor heb ik om de gedachten te bepalen een bespreking gegeven van mogelijkheden. Nu terug naar het moment van de betrokken wedstrijdleider. Wat had hij moeten doen? Hij noch de teams wisten de uitslag van de wedstrijd van Sliedrecht.

Nu artikel 12.1 van toepassing is, heeft de wedstrijdleider alle vrijheid een oplossing te vinden. Een moeilijke beslissing moet je snel beslissen: ‘Gooi het maar in de groep.’ Hij roept dus de beide teamleiders bij zich en gaat overleggen over de ontstane situatie.

Een mogelijkheid is

a. de spelers zelf te laten beoordelen wat volgens hen de juiste uitslag moet zijn van hun afgebroken partijen

b. zes partijen te laten overspelen binnen een bepaalde termijn

c. of de hele wedstrijd, dus acht partijen.

Als de beide teamleiders daarmee akkoord gaan, wordt aldus besloten. Het voordeel van deze aanpak is dat het besluit valt zonder dat de teamleiders de uitslagen weten van de andere wedstrijden. Het is een objectief genomen beslissing. Het gaat bovendien lekker snel. Geen conflicten, omdat de teams het probleem zelf onderling hebben opgelost. Geen nodeloos gedoe van een bezwaarprocedure. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de werkvloer.

Echter, door de angst van de regels durft niemand wat te beslissen. Dan zou ik kiezen voor het overspelen van de afgebroken partijen binnen een bepaalde termijn. Tegen die beslissing kan bezwaar worden aangetekend bij de competitieleider (en de competitieleider toetst die beslissing marginaal, voeg ik eraan toe).

19 Reacties

  1. Avatar
    SteinUmStein 30 mei 2012

    Pieter,

    Ik ben benieuwd hoe jij als betrokkene de afgebroken stellingen beoordeelt. Ik herinner me ergens te hebben gelezen dat de stellingen voor Promotie heel ongunstig waren.

    Off the record: dat Sliedrecht weigert verbaast me niets. Ik hoor vaak slechte verhalen van clubs die Sliedrecht-uit achter de kiezen hebben. In dat enorme oude clubgebouwtje schijn je eenvoudig ongestoord te kunnen praten, om maar iets te noemen…

  2. Avatar
    brabo 31 mei 2012

    Ik wou op puntje 8 nog enkele opmerkingen maken.

    De Fide laat vandaag nog steeds toe om af te breken: www.fide.com/component/handbook/?id=125&view=article. In een zeldzaam tornooi blijkt het nog toegepast te worden.

    Tijdens het spelen, beschouw ik als de periode wanneer 1 van de klokken loopt. Zo wordt dit tenminste geinterpreteerd in de meeste sporten. Soms wordt/werd een afgebroken partij pas hervat na enkele weken. In die periode speel je andere partijen dus dat zou dan ook in strijd zijn als ik jouw logica volg?

    Een recent artikel over afbreken heb ik gepost op mijn blog: schaken-brabo.blogspot.com/2012/05/afbreken.html

  3. Avatar
    brabo 31 mei 2012

    Arbitrage zou ik alleen laten voorgaan op afbreken als er geen mogelijkheid is om de partij te laten hervatten. Bij afbreken laat je de analyse over aan de spelers terwijl bij arbitrage dit gebeurt door een buitenstaander die altijd kritiek hiervoor zal krijgen. Bij afbreken kunnen de spelers enkel zichzelf bekritiseren voor de slecht gemaakte analyses. Bovendien vandaag kan iedereen toegang krijgen tot min of meer dezelfde topprogramma’s zodat niemand meer kan klagen over oneerlijke concurrentie.

    Tenslotte wil ik er ook op wijzen dat ondanks zeer grondig huiswerk, ook vaak nog echt geschaakt wordt na de hervatting. Het is in vele afgebroken stellingen, onmogelijk om een sluitende analyse te maken.

  4. Avatar
    MvanLeeuwen 31 mei 2012

    Zelf heb ik ooit meegemaakt dat een teamwedstrijd niet is uitgespeeld. We speelden uit in Enschede op de dag dat de vuurwerkramp zich daar voltrok. Na twee zware knallen, waarvan we toen niet wisten waardoor deze veroorzaakt werden, wilden een aantal teamleden uit veiligheidsoverwegingen niet verder spelen en zijn we met het gehele team z.s.m. vertrokken.

    De wedstrijdleider heeft toen besloten om alle lopende partijen (zeven stuks, we hadden één partij reglementair verloren) remise te verklaren. Een discutabele beslissing lijkt me. Omdat het de laatste ronde betrof en de nederlaag voor ons geen gevolgen had hebben we het hierbij gelaten.

  5. Avatar
    Paul-Peter Theulings 31 mei 2012

    Laten uitspelen van de partijen heeft een praktisch bezwaar. Het kan lastig worden een datum te bepalen die voor iedereen geschikt is, en als je die datum gevonden hebt kan het gebeuren dat een speler dan ziek is.

    Dit praktische bezwaar vind ik een sterker argument dan het argument van de computerhulp.

    Arbitrage is nou juist gebruik maken van computerhulp.

    Een partij wordt dan als het ware "uitgespeeld" waarbij de spelers de computerzetten mogen doen.

  6. Avatar
    brabo 31 mei 2012

    Je kan ook een reservedatum vastleggen voor het uitspelen. Als het organisatorisch kan om op 2 data te spelen dan zie ik geen serieus bezwaar t.o.v. 1 datum. Veel maneurvreerruimte om het resultaat te manipuleren, laten afgebroken stellingen meestal niet toe waardoor voorkennis geen of heel miniem invloed heeft.

  7. Avatar
    Paul-Peter Theulings 31 mei 2012

    Je hebt dan soms wel een uitzondering daarin, bijvoorbeeld als iemand

    toevallig een geforceerde computerremise in handen heeft met als alternatief doorspelen met wederzijdse kansen.

  8. Avatar
    brabo 31 mei 2012

    Mijn ervaring met afgebroken stellingen leert mij dat dit soort uitzonderingen toch erg zeldzaam zijn (zie mijn blogartikel). Ik zou het een ondoordachte beslissing vinden om voor dit soort uitzonderingen onmiddellijk de optie afbreken te negeren.

  9. Avatar
    Simon Gribling 31 mei 2012

    Als ik tijdens een pingpongwedstrijd door mijn enkel ga of vanwege ander fysiek ongemak niet verder kan spelen, wordt de wedstrijd voor mij verloren verklaard (opgave).

    Mij lijkt dat er daarom geen reden bestaat 6 partijen te laten overspelen, maar hooguit 5.

  10. Avatar
    Pieter de Groot 31 mei 2012

    SteinUmStein, ik weiger de plotseling afgebroken stelling te beoordelen. Het is m.i. onjuist een partij te toetsen die de eerste tussentijdse tijdscontrole nog niet eens heeft gehaald. Er kan nog zoveel gebeuren. Een wedstrijdleider kan niet beoordelen hoe de partij zou zijn verlopen, vgl. de scheidsrechter bij het voetballen die zou moeten inschatten hoe de resterende twintig minuten zouden zijn gespeeld. Het leidt tot gedoe zoals ik beschreef over de Reddersdriehoek. Men richt alle feitelijke pijlen op de arbiter. Afgezien nog van het feit dat ik als speler in de laagste klassen van een regionale competitie niet moet menen iets zinnigs te kunnen beweren over een partij in een KNSB-competitie; laat de betrokken spelers dat maar doen. Ik kan hooguit weergeven wat Fritz of een ander computerprogramma heeft beoordeeld. Stellingen met meer dan zoveel plus, of meer dan zoveel min zijn gewonnen of verloren, de rest is remise. Maar nogmaals dat lijkt mij in dit geval een onjuist uitgangspunt.

    Brabo, het feit dat de FIDE afgebroken partijen toestaat wil nog niet zeggen dat zo’n beoordeling in dit geval ook moet plaatsvinden. Zo worden bijvoorbeeld partijen met spelers met een visuele handicap afgebroken, wanneer een bepaalde hoeveelheid bedenktijd is verstreken. Deze spelers kunnen namelijk niet uitvluggeren.

    Tot slot, een scheidsrechterlijke beslissing, of een beslissing van een competitieleider (of die van een commissie van beroep) is kiezen. Recht is geen wiskunde, maar het afwegen van argumenten neergelegd in zeg maar twee schalen van een weegschaal. Dat afwegingsproces moet worden gemotiveerd. ‘Waarom vind je dat het zus of zo is, en niet op een andere manier.’ Het is met de billen bloot met je opvattingen, in de wetenschap dat er onder al die miljoenen schakers (veel) mensen zijn die er anders over denken. Het leidt dus tot (veel) tekst. Recht is emotie.

    Verder zal ik t.z.t. een of meer vervolgartikelen plaatsen.

  11. Avatar
    brabo 01 juni 2012

    Pieter:

    Uiteraard is het zo dat afbreken niet moet omdat fide het nog toelaat.

    Echter de alternatieven t.o.v. afbreken, vind ik nog slechter.

    Arbitreren is zoals je zelf aangeeft onzin. Het laten uitspelen van de partij door bv. Houdini en dan het resultaat noteren, heeft niets meer te maken met wat er te verwachten valt.

    Overspelen is teveel onrecht t.o.v. de spelers die al een winnende of voordelige stelling op het bord hebben. Tevens geeft het de spelers een te groot voordeel i.v.m. voorkennis.

    Tenslotte kan je ook als arbiter gewoon een score vastleggen volgens eigen goeddunken, zoals al gebeurd is (6,5-1,5). Het spreekt voor zich dat dit soort arbitrage altijd bepaalde partijen sterk zal bevoordelen en andere benadelen dus niet bevorderlijk voor de goede verstandhouding.

    P.s. Ik heb een blindspeler gekend die heel goed kon uitvluggeren dus sommigen kunnen het wel.

  12. Avatar
    brabo 01 juni 2012

    Lucas:

    Ik vind het een contradictie dat afbreken/doorspelen niet kan omwillen van de technische hulpmiddelen maar dat arbitrage dan wel weer mag gebeuren op basis van dezelfde technische hulpmiddelen.

    Ik had wel kunnen begrijpen dat afbreken/doorspelen organisatorisch niet meer mogelijk was en daarom voor arbitrage was gekozen.

  13. Avatar
    Lucas 01 juni 2012

    brabo, er zijn allerlei contradicties, daardoor is dit ook zo’n moeilijk geval. Het is enerzijds logisch dat de mensen van Promotie niet verder wilden en konden spelen na het uitvallen van hun teamgenoot. Het zou anderzijds echter ook onredelijk zijn wanneer Promotie voordeel gehad zouden hebben door deze situatie. Bij het doorspelen of overspelen zouden zij dit voordeel m.i. wel hebben gekregen, aangezien zijn (op papier) sterkere spelers hebben, terwijl de actuele stand op het bord juist slechter was voor de meesten.

  14. Avatar
    brabo 01 juni 2012

    Lucas: er is een groot verschil tussen overspelen en afbreken/doorspelen (dus op een andere datum). Doorspelen gebeurt net met de actuele stand op het bord dus hier geen Promotie-voordeel.

    Nog een paar belangrijke opmerkingen:

    1) Afbreken is gemiddeld in het voordeel van de zwakkere speler (op papier). Als je mijn blogpost gelezen hebt dan zal je meerdere keren zien, hoe ik een mindere stelling kon houden tegen een sterkere tegenstander wat wellicht zonder het afbreken niet mogelijk was geweest. Afbreken vervlakt m.a.w. de sterkte tussen 2 spelers. Dit werd tevens onlangs aangehaald door de Britse FM Steve Giddens: stevegiddinschessblog.blogspot.be/2012/05/levellers.html Concreet de sterkere spelers (op papier) van Promotie krijgen door het afbreken minder kansen om terug in de partij te komen dan zonder afbreken/doorspelen.

    2) Afbreken is gemiddeld licht in het voordeel van de verdedigende partij. Goed verdedigen kost normaal meer tijd dan correct aanvallen waardoor m.i. gemiddeld de verdedigende partij voordeel heeft bij afbreken.

    3) Afbreken is een discpline op zich en vergt andere capaciteiten. Ook hier treden vaak grote verschillen op tussen de spelers ondanks dat beide spelers over dezelfde technologische middelen beschikken. M.a.w. afbreken van eenzelfde stelling leidt niet automatisch tot altijd hetzelfde resultaat.

    Persoonlijk denk ik niet dat Promotie een voordeel had gekregen t.o.v. de tegenstanders of andere teams als een arbiter had gevraagd om door te spelen met de afgebroken stellingen.

  15. Avatar
    Paul-Peter Theulings 02 juni 2012

    @Brabo,

    Persoonlijk denk ik niet dat Promotie een voordeel had gekregen t.o.v. de tegenstanders of andere teams als een arbiter had gevraagd om door te spelen met de afgebroken stellingen.

    In deze situatie klopt dat wel voor het overgrote deel. Maar indien Sliedrecht bijvoorbeeld met 6-2 verloren zou hebben, dan zou er de wetenschap zijn dat 4-4 genoeg is voor het kampioenschap. Dan zou het zéker een voordeel voor Promotie zijn. Met de werkelijke uitslag van Sliedrecht als gegeven heeft Promotie nog het kleine voordeel dat ze de wetenschap hebben dat 4-4 in geen enkel noodscenario nog helpt.

    Niettemin vind ik dat uitspelen van stellingen toch een reële mogelijkheid.

    Voorkennis zal altijd een rol spelen, het competitieverloop helemaal zuiver houden is niet mogelijk.

    Vergelijk het met een voetbalwedstrijd uit de laatste ronde van de eredivisie.

    Die kan stil komen te liggen wegens onweer. Bij hervatting weten de spelers precies dat ze bijvoorbeeld nog 2 doelpunten nodig hebben om kampioen te worden.

  16. Avatar
    brabo 03 juni 2012

    @PPT:

    Je hebt gelijk. Helemaal zuiver kan je de competitie niet meer houden na zulke erge voorvallen.

    Ik snap dat Pieter zegt dat een wedstrijdleider enkel moet kijken naar de belangen van de wedstrijd maar een competitieleider moet m.i. prioritair de algemene belangen van de competitie dienen.

    Het is dus belangrijk voor een CL om een resultaat te laten vaststellen waarbij elke team (dus niet enkel de betrokken ploegen) krijgt waar ze sportief recht op heeft (zijn functie gaat verder dan enkel de belanghebbende ploegen).

    Arbitrage vind ik dubieus omdat het geen resultaat is dat door de teams zelf tot stand is gebracht. Voor mij is arbitreren enkel aanvaardbaar wanneer er geen tijd meer resteert om over te spelen of door te spelen.

    Afbreken/doorspelen levert zoals je zelf aangeeft, een heel beperkte bruikbare voorkennis. Je mag veronderstellen dat Promotie op voorhand vrij zeker was dat enkel matchwinst, de titel zou betekenen. Nu zijn ze er 100% zeker van dus nauwelijks enige winst betreffende bruikbare voorkennis. De voorkennis dat 6-2 winst niet meer nodig is voor Promotie, vind ik onbruikbaar daar je met afgebroken stellingen nooit meer de mogelijkheid hebt om het resultaat nog drastisch aan te passen.

  17. Avatar
    Pieter de Groot 03 juni 2012

    De wedstrijdleider kan inderdaad alleen maar letten op de belangen van de wedstrijd, want hij weet niet wat er elders gebeurt. Artikel 13.2 van de FIDE-regels luidt in het Engels: ‘The arbiter shall act in the best interest of the competition.’ Ik heb wel eens geschreven dat de Nederlandse vertaling ‘De arbiter moet zodanig optreden dat de wedstrijd optimaal verloopt’ onjuist is. Beter zou zijn dit te vertalen als: De arbiter treedt op in het belang van de wedstrijd.

    Rijst de vraag of de competitieleider een ruimere toets heeft. Brabo meent van wel. Het hangt ervan af welke pet de competitieleider op heeft. Als het gaat om het organiseren van het schema van de competitie heeft hij die ruime bevoegdheid. Als het gaat als behandelaar van een bezwaarschrift – als beslechter van een geschil – kan hij alleen maar de twee belangen van de teams dienen; wel is er een ontsnappingsmogelijkheid via artikel 12.1.

    In wezen heeft in dit geval ook de competitieleider geprobeerd die ontsnappingsclausule toe te passen – en daarbij het algemeen belang van de competitie proberen te dienen – namelijk een voorstel voor een beslissingswedstrijd tussen Sliedrecht en Promotie. Echter, daaraan wilde Sliedrecht niet meewerken. Ik zie dan ook niet goed wat een competitieleider meer kan doen in het dienen van het algemeen belang van de competitie dan hij heeft gedaan. Hij was volgens mij nu teruggeworpen op de belangen van de twee teams. Daarbij hij moest vervolgens kiezen uit een aantal mogelijkheden (of in schaaktermen: varianten). Hierbij laat ik nu even in het midden of de keuze van de competitieleider wel of niet juist is.

  18. Avatar
    brabo 03 juni 2012

    Misschien wist Sliedrecht op voorhand al dat er een arbitrage zou gebeuren op de match in het nadeel van Promotie. Dan is het volstrekt logisch om een beslissingswedstrijd te weigeren. Ik vermoed dat dit niet het geval is maar de kans bestaat waardoor de titel niet meer op het bord maar naast het bord wordt beslist. Voor mij nog een reden om arbitrage zoveel mogelijk te vermijden.

    Correcter lijkt mij, Sliedrecht voor te stellen te kiezen tussen een beslissingsmatch of het doorspelen van de afgebroken stellingen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.