Lex Jongsma, schaker tot de laatste snik

“Teneinde ordening in de overvloed na te streven stel ik u, nu ik voor de eerste maal – gegroet lezer! – uw aandacht vraag voor iets dat uit moet groeien tot een net zo echte schaakrubriek als de onvergetelijke Carel van den Berg zo lang voor u gewend was te verzorgen, een aantal zaken – bij wijze van onverbindend programma – voor.”

Dit citaat komt uit de allereerste schaakrubriek van Lex Jongsma in de Telegraaf, in 1971. Het is niet de moeilijkste zin uit zijn repertoire. In een typische Jongsma-zin buitelen bijzinnen en mededelingen tussen haakjes of streepjes over elkaar heen, maar de lezer heeft één zekerheid: ooit zal de hoofdzin met een punt worden afgesloten. Op weg naar die punt passeren heel wat wonderlijke vergelijkingen en anekdotische mededelingen de revue. Zo omschreef hij in die eerste rubriek schaakjournalisten als ‘grijnzende parasieten aan de reling van de arena’.

Lex Jongsma in een karakteristieke houding: praten. Hier tijdens een prijsuitreiking, Hoogeveen 1998, met Jan Timman als luisteraar.

Lex Jongsma, die dinsdag op 75-jarige leeftijd overleed, was in de schaakwereld schrijver, commentator en, in de jaren zestig, topschaker. Ambassadeur van de schaaksport, schreef de Telegraaf bij zijn afscheid van die krant. Buiten de schaakwereld was hij fiscaal jurist, druivenplukker en wijnkenner, kerkorganist en -zanger en, volgens diezelfde krant, levenskunstenaar.

Lex Jongsma, geboren 1 juni 1938, werd in 1957 jeugdkampioen van Nederland. In Canada werd hij derde op het wereldjeugdkampioenschap. Drie keer nam hij deel aan het Nederlands kampioenschap, met een zevende plaats in 1961 als beste resultaat. In de KNSB-competitie speelde hij aan het eerste bord van topclub Rotterdam. Een belangrijke mijlpaal was de meestergroep van het IBM-toernooi in 1967, waarin hij tweede werd en een meesternorm scoorde, wat in die tijd nog bijzonder was. In zijn voorwoord van een van zijn bundels met schaakrubrieken vertelt hij dat hij op het laatste moment inviel, iedere dag tot bijna twaalf uur zijn werk deed op het belastingkantoor in Rotterdam en met veel kunst- en vliegwerk om één uur (soms iets later) in Amsterdam aan het bord verscheen.

In 1968 en 1970 mocht hij in de grootmeestergroep spelen. Daarin speelden ook wereldtoppers en dat was iets te hoog gegrepen, hoewel Jongsma wel remise speelde tegen Bronstein, Ivkov, Gligoric en de Nederlandse topspelers Donner en Ree.

Lex Jongsma in zijn element. Hoogeveen 1998 en 1999.

In datzelfde voorwoord schreef Jongsma over zijn mooie uitnodigingen: “Die kwamen eigenlijk hoogst ongelegen. Want schaken? Geen tijd voor. En bovendien… dan had ik een paar jaar vroeger maar wat beter mijn best moeten doen.” Hij was getrouwd, had kleine kinderen en een baan als belastinginspecteur. Bovendien was hij net, in december 1967, door Carel van den Berg (topschaker en schaakmedewerker van de Telegraaf) gevraagd om met hem samen te werken, zowel voor de rubriek als de verslaggeving. Het verzoek overviel Jongsma, hij had een enorme bewondering voor de schaker Van den Berg en toen die hem uitnodigde eens te komen praten, was Jongsma ervan overtuigd dat Van den Berg hem om een fiscaal advies zou vragen. Maar die kwam direct met een voorstel voor het Hoogoventoernooi in 1968. Jongsma zou daar in de meestergroep spelen, maar dat was geen probleem, vond Van den Berg. De partijen duurden van één tot zes, dan werd er afgebroken en dan werd er van acht tot tien voortgezet. In de pauze kon Jongsma dan mooi een artikeltje schrijven en naar de krant doorbellen. Van den Berg zou intussen de eventuele afgebroken partij analyseren en de beste voortzetting naar Jongsma doorbellen. Aldus geschiedde en Jongsma zegt in dat toernooi geen last gehad te hebben van zijn dubbelfunctie.

Duo-commentaar met Genna Sosonko, Hoogeveen 1999

In de daarop volgende zomer 1968 speelde Jongsma zoals gezegd voor het eerst in een grootmeestergroep, in het IBM-toernooi. Deze keer mocht hij zich helemaal op het schaken concentreren. Het ging niet echt slecht, met remises tegen Bronstein, Ivkov en Ree en een overwinning op Frans Kuijpers, maar dit toernooi noemde Jongsma achteraf zowel zijn debuut als zijn afscheid van het hoogste niveau. Toen hij na de remise tegen Ivkov nog even een paar varianten liet zien waaruit bleek dat hij eigenlijk gewonnen stond, zei Ivkov droog: “Ja, daarom bood ik ook remise aan.” Dat was een cruciaal moment voor Jongsma, die op dat moment besloot schaakschrijver te worden en zijn pogingen om topschaker te worden definitief te laten varen. In 1970 speelde hij in Amsterdam weer in de grootmeestergroep en speelde remise tegen o.a. Gligoric, Donner en Ree, maar Jongsma had zijn keus gemaakt.

In 1998 kreeg Jongsma bij zijn commentaar in Hoogeveen assistentie van Spasski.

Dit verhaal komt nog steeds uit het voorwoord van de genoemde bundel. Daarin besloot Jongsma zijn betoog over het dilemma schaker/schrijver als volgt: “Om er acceptabel over te kunnen schrijven moet je schaker zijn en blijven. Dat is één. Maar – en dat is twee – de deelnemer kan niet zijn eigen verslaggever zijn. Je zou kunnen stellen, dat dit toch een verkeerde situatieschets is. Je zou toch kunnen meespelen in toernooi A en twee weken later schrijven over toernooi B. Mijn antwoord zou zijn: zo werkt het niet. Je instelling verandert, je scherpte en concentratie verslappen. De ervaring leert, dat de beroepsschaker die – om welke reden dan ook – zich in de journalistiek stort, zijn eigen schaakcarrière kan vergeten. Natuurlijk, op deze regel zullen uitzonderingen zijn. Duizendpoten bestaan. Maar wie mij wantrouwt, moet de Nederlandse kranten maar eens allemaal tegelijk kopen op zaterdag en zich afvragen, hoe succesvol de schaakmedewerkers (nog) zijn op de toernooivelden.”

In 1971 overleed Carel van den Berg volkomen onverwacht. Vanaf dat moment nam Jongsma zowel de rubriek als de verslaggeving helemaal op zich, al had dat nog even wat voeten in de aarde. In het tijdschrift Matten onthulde Jongsma hoe twee Nederlandse topschakers zich bij de sportredactie van de Telegraaf opdrongen met de mededeling dat Jongsma al gezegd had er geen tijd voor te hebben. Die wilde echter maar al te graag en vond dat zijn nieuwe baan van docent belastingrecht aan de Rijksuniversiteit van Leiden daar ook best tijd voor over liet.

Lex Jongsma (Telegraaf) speelt een vluggertje tegen Paul Boersma (Algemeen Dagblad)

Al aan het begin van zijn carrière als schaakjournalist maakte Jongsma zijn belangrijkste evenement mee: de match Fischer-Spasski in 1972 in Reykjavik. Behalve zijn verslagen in de krant hield hij een dagboek bij, dat in boekvorm verscheen. Er werden 15.000 exemplaren van verkocht, een aantal dat tegenwoordig voor een schaakboek bij lange na niet haalbaar is, helemaal niet in de Nederlandse taal. In 1978 schreef hij nogmaals een dagboek, nu over de match Karpov-Kortchnoi. Hans Bouwmeester schreef deze keer de analyses, Jaap van den Herik assisteerde Jongsma bij beide boeken. Het zijn twee pareltjes in de Nederlandse schaakliteratuur. Overigens over twee matches waarover talloze boeken zijn geschreven, ook een paar in onze taal.

In diezelfde jaren zeventig begon Jongsma ook commentaar te geven bij de grote toernooien, met name het Hoogoventoernooi in Wijk aan Zee en het IBM-toernooi in Amsterdam. De genoemde Van den Herik (die hij kende van de schaakclub Rotterdam), Hein Donner en Hans Bouwmeester waren andere frequente commentatoren. De laatste twee waren de sterkste schakers. Jongsma stond aanvankelijk ook nog wel bekend als topschaker, maar ontwikkelde vooral een stijl als entertainer. Hij was de grootste kletskous onder de commentatoren en lardeerde zijn commentaar met talloze anekdotes. Het publiek hing aan zijn lippen. Dat imago kreeg de overhand en Jongsma kreeg steeds vaker te horen dat hij best grappig was, ook als zijn varianten niet helemaal klopten. Dat irriteerde hem altijd en dan vroeg hij wel eens: welke variant klopte dan niet? Steeds meer mensen dachten dat zijn geklets en zijn clowneske optreden een gebrek aan kennis maskeerden, wat hij zelf onzin vond. Waarschijnlijk had hij daar gelijk in.

Hij kon het ook buiten: Jongsma tijdens een demonstratie op het Max Euwe Plein

Het Hoogoventoernooi was natuurlijk zijn favoriete toernooi, zoals het dat voor velen is. In 1998 schreef hij samen met Alexander Münninghoff een fraai jubileumboek, bij het zestigjarig bestaan. Maar ik zou wel eens willen weten of zijn liefde voor Hoogeveen uiteindelijk groter is geworden. Niet dat dat belangrijk is, ten opzichte van schaaktoernooien hoef je niet monogaam te zien. In 1997 startte in het Drentse stadje het VAM-toernooi, later Essent-toernooi, nu Univé-toernooi. De directeur van VAM kende Jongsma van de Rotary en die haalde hem als adviseur erbij. Jongsma was zo verstandig om meteen Jeroen van den Berg erbij te halen als hoofdorganisator, maar bleef adviseur en natuurlijk publiekscommentator. Bij het tiende toernooi in 2006 schreef hij – uiteraard – een liefdevol jubileumboekje, dat alleen onder ‘vrienden van het toernooi’ is uitgedeeld.

Jongsma bleef in Hoogeveen commentator totdat hij dat fysiek niet meer kon, waarna hij promoveerde tot eregast.

Lex Jongsma met aandachtig toekijker Eric Hornstra, sportverslaggever van dagblad Trouw

Fysieke problemen… Lex Jongsma had meerdere handicaps en niet alleen medisch. Zo was hij een chaoot. In het paginagrote afscheidsverhaal in de Telegraaf (2007) is te lezen: “Ooit was hij zijn schaakrubriek vergeten door te bellen. Na een telefoontje vanaf de redactie van deze krant slaagde de koster van de plaatselijke kerk in Heemstede erin om hem te traceren, terwijl hij als tenor het requiem van Verdi met het kerkkoor ten gehore bracht. ‘O, vervelend, geef me dan maar gauw de steno’, was zijn antwoord, waarna hij zijn rubriek inclusief benodigde zetten volledig uit het hoofd alsnog door de telefoon foutloos oplepelde.”

Dat was beslist geen eenmalig incident. Zijn rubrieken liet hij door zijn vrouw uittypen en zijn dagverslagen belde hij vanuit de toernooizalen naar de redactie door, om door typistes te worden verwerkt. Computers leerde hij nooit gebruiken. In de commentaarzalen had hij daarvoor een assistent naast zich zitten en thuis had hij die ook: zijn vrouw. Ooit stelde ik Jongsma per mail een vraag en toen ik hem drie maanden later tegenkwam zei hij: “Jij hebt mij per mail een vraag gesteld. Het antwoord op die vraag is ‘ja’, maar ik weet niet hoe ik dat naar jou moet sturen.”

Na zijn afscheid van de Telegraaf in 2007 werd Lex Jongsma door diverse media in het zonnetje gezet. Harm Wiersma wijdde zelfs zijn damrubriek in de Telegraaf aan hem!

Zijn probleem met computers had ook te maken met een visuele handicap. In datzelfde afscheidsverhaal in te Telegraaf vertelde hij openhartig: “Ook als organist speel ik improviserend bijna alles uit mijn hoofd en dat heeft te maken met mijn hersenoperatie in 1979. De tumor die ze toen vonden, zo groot als een kokosnoot, kondigde zich op een vervelende manier aan en drukte op mijn oogzenuw. Ik begon steeds slechter te zien en kon mijn eigen handschrift bijna niet meer lezen. In de collegezaal met tachtig man kon ik ook niet meer zien wie de vragen stelde en eind 1978 herkende ik geen mens meer. In mijn rechteroog ben ik nu absoluut blind en daardoor heb ik me aangeleerd om veel uit het hoofd te doen. Maar het gaat goed met me, hoor. Ik voel me prima.”

Lex Jongsma voelde zich prima, ook toen het het laatste jaar echt slecht ging en bij hem een onderbeen werd afgezet. In zijn rolstoel bleef hij zijn partijen spelen voor de KNSB-competitie, de laatste jaren voor VAS. Hij speelde ruim vijftig jaar competitie, voor Rotterdam, VHS (Haarlem), Philidor Leiden, Bloemendaal en VAS. Het schaken kon hij niet loslaten, een rolstoel is natuurlijk ook geen beletsel om te blijven spelen. Schaken was zijn leven, als speler, schrijver, lezer, commentator, verzamelaar.

Lex Jongsma was Lid van Verdienste van de KNSB en Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Die koninklijke onderscheiding kreeg hij in 2007 voor zijn verdiensten voor de schaaksport.

(Alle foto’s zijn gemaakt door Johan Hut.)

Eerder publiceerden wij hier op Schaaksite al dit artikel dat Hans Böhm in de Telegraaf schreef.

Hier is een afscheidswoord te lezen van zijn eigen schaakclub Bloemendaal/Kennemer Combinatie.

In de kranten van de Hollandse Dagblad Combinatie, waaronder het Haarlems Dagblad, stond zaterdag onderstaand bericht op de sportpagina.

Peter Doggers bracht op zijn site Chessvibes het nieuws ook aan de buitenlandse lezers.

Herman Grooten zette hier op onze site enkele anekdotes op een rij, waarbij de lezers vooral op de diverse links moeten doorklikken.

John van der Wiel haalde persoonlijke herinneringen op op Schakers.Info.

Tom Bottema schreef een bericht op de KNSB-site.

In het Haarlems Dagblad schreef John Oomkes een regionaal getint verhaal.

Op de site van het Max Euwe Centrum staat een kort in memoriam met twee foto’s van Jongsma op het Max Euwe Plein.

De zaterdagrubriek die Gert Ligterink in de Volkskrant over Lex Jongsma schreef is, naast andere, hier op Schaaksite te lezen.

De zaterdagrubrieken die Hans Ree (NRC) en Johan Hut (HDC Media) over Lex Jongsma schreven zijn ook hier op Schaaksite te lezen.

We hebben via een database wat partijen verzameld:

3 Reacties

  1. Avatar
    Hans 06 december 2013

    Prachtig verhaal en foto’s Johan! Een waarachtig mooi mens is heengegaan!!

  2. Avatar
    paardvanree 07 december 2013

    Mooi gedaan Johan, dit verhaal doet recht aan deze zo verschrikkelijk aardige en markante man.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.