Bert
“Veld vijfenzestig" is allereerst een verzameling verhalen over mensen. Mensen, die ik ooit heb ontmoet. Mensen, die ik nog steeds ontmoet. Mensen met hun eigenaardigheden. Mensen met hun eigen aardigheden. Daarnaast is het een verzameling sfeertekeningen uit de schaakwereld, waarbij het schaken slechts een verbindend motief is.
Auctor abit operis, sed tamen exstat opus
De maker van het kunst(werk) gaat heen, zijn werk blijft bestaan.
Bert
Omdat het nu eenmaal moet, loop ik driemaal daags met mijn hond en mijn kat een rondje. Senna is een driekleurige collie. Een langharige witte borst, verder overwegend zwart, behalve wat bruin op zijn snuit en poten. Zwarte strepen, als tranen onder zijn ogen, geven hem een ietwat droef maar vertrouwenwekkend uiterlijk. Mijn kat loopt altijd mee. Ooit als kleintje erbij gekomen denkt hij kennelijk dat het zo hoort. Zelf heb ik ooit Fons uitgekozen. Hij zat in een kooitje bij twee zusjes en werd volkomen weggedrongen door die meiden. Een katertje met een zacht karakter, dat zich al snel tot de schrik van de buurt ontwikkelde en waarvoor menig hond nog steeds een omweg verkiest. Gedrieën sloten we vriendschap en sinds die tijd lopen we gezamenlijk dagelijks onze rondjes. Eigenlijk laten zij mij uit.
Tot zover heeft dit verhaal niets met schaken te maken en zo hoort het ook, ware het niet dat Senna, Fons en ik zo onze gewoonten hebben. Senna houdt er van zijn rug even te schurken langs de kentekenplaat van een auto. Fons maakt het bonter. Hij draait zijn achterste naar dezelfde plaat en – met trillende staart – geeft hij krachtig spetterend een natte blijk van zijn aanwezigheid. Het is de enige kat die ik ken, die er een achterpootje bij optilt. Zelf probeer ik altijd een woord of zin te maken van de letters die op kentekenplaten staan door er klinkers tussen te voegen. En dus zag ik: NK-LR-71. Mijn automatisme vulde in: Enklaar 1971. Een vreemde overgang naar het schaken, maar de menselijke geest maakt, zelfs niet in het nauw, rare sprongen.
Het was deze gebeurtenis die me in gedachten verplaatste naar de V&D-simultaantoernee van begin jaren 70. Door het hele land werden destijds ’s avonds in de restaurants van V&D-vestigingen simultaanséances gehouden. Grootmeesters en internationale meesters gaven acte de présence. Wat precies de reden was, weet ik niet meer. Het zal wel een reclamecampagne van de winkelketen geweest zijn. Vrij nerveus nam ik plaats met zo’n 20 mede-amateurs om het de simultaangever lastig te gaan maken. Het was de eerste simultaan, die ik zou gaan spelen.
Bert Enklaar (Rechts)
De internationaal meester, die het tegen ons opnam was Bert Enklaar. Een vrij lang gezicht, hoog voorhoofd, bril, afwezige indruk. Oplettende ogen evenwel. Hij bewoog zich bedachtzaam binnen de in een carré opgestelde tafels langs de borden. Jong, onbevangen en opgewonden als ik was, speelde ik op zijn openingszet een kennelijk ongebruikelijke tegenzet in de hoop om via verwisseling van zetten een voor mij wat bekendere opening op het bord te krijgen. Het kwam me op een fronsende en enigszins meewarige blik van Bert te staan. Ik voelde dat. Wangen en voorhoofd werden warm. Aanvankelijk even van mijn stuk gebracht, besloot ik echter de rug te krommen en er eens goed voor te gaan zitten.
Langzaam ontwikkelde zich de strijd en allengs bleek, dat ik taaie tegenstand kon bieden. Intussen legde de ene na de andere tegenstander moedeloos zijn koning om. Het nadeel hiervan was, dat Bert steeds frequenter aan mijn bord verscheen en de regels gebieden dat je dan onmiddellijk dient te zetten. De bedenktijd werd al korter en korter. Toen plots vier van mijn lotgenoten hun ongelijke strijd tegelijkertijd opgaven en Bert de hand schudden, waren we nog met tweeën. Gelukkig bleek hij de grootste moeite te hebben in zijn partij aan de overkant. Een oude rot uit het regionale schaak bleek hem het vuur na aan de schenen te leggen, waardoor ik toch steeds enig respijt kreeg. Tot mijn leedwezen gaf Bert enige tijd later die partij op. Naar later bleek zijn enige verliespartij. Een snelle blik in het rond leerde me, dat ik de laatste zwoeger in de speelzaal was. Er werden reeds flessen geopend en het geroezemoes nam toe.
Achter de laatst overblijvende verzamelden zich steeds meer toeschouwers. Bert begaf zich kalm mijn kant op. Achter mijn rug gefluister: “Wat denk je van Tc7? Is zeker remise!”. Kennelijk kon iemand zich niet inhouden en voegde me zachtjes een goedbedoelde raad toe. Ik draaide me om. Hij kwam me bekend voor. Eigenzinnig als ik was, enigszins in verlegenheid en er destijds nog van overtuigd, dat je alles met behulp van het eigen denkvermogen moet doen, sloeg ik de aanbeveling in de wind en besloot tot iets anders. De raadgever, die ik later beter leerde kennen, was naast journalist van de plaatselijke krant ook een sterk schaker. Bert kwam aan het bord. Ik zette met onvaste hand. Bert fronste weer, keek me over zijn bril heel even aan en voerde zelfbewust zijn zet uit …
Ik kreeg, als laatst overgebleven verliezer van de ongeveer honderd schakers, een fles wijn en een cadeaubon van het concern. Vijfentwintig gulden en een Beaujolais. Tc7 was ook volgens Bert remise. Ik was bedroefd …
Bertus F. Enklaar (1943-1996) werd in 1973 gedeeld eerste in het NK met Coen Zuidema en Genna Sosonko. De driekamp die volgde werd door Sosonko gewonnen. Hij speelde de olympiades in Skopje (1972) en in Nice (1974) mee voor het Nederlandse team. Vermeldenswaard is zijn overwinning op grootmeester Ljubojevic in het Lost Boys-toernooi. Op zeer begrijpelijke wijze schreef hij boeken voor onervaren spelers. Ik heb er een deel van mijn schaakplezier en ervaring aan te danken.
© W. D. Platje 2007