Belevenissen van een arbiter: Voordat er geschaakt gaat worden…
In de trein van Beverwijk naar Rijswijk kwam ik even tot bezinning. Het was zondagavond laat en ik was nu op weg naar huis na zestien dagen in Wijk aan Zee vertoefd te hebben. De laatste speeldag van het Corus-toernooi zat er op. De prijsuitreiking, oftewel ‘de snertmaaltijd’, was achter de rug. Zestien dagen lang hebben wij met ons team van wedstrijdleiders alle toernooien in goede banen proberen te leiden. Dat is een leuke, maar drukke job. Druk, vooral in de zin van het aantal mensen dat je iedere dag om je heen hebt. De Moriaan en zijn naaste omgeving lijkt ‘s middags vaak op een mierennest in de tweede helft van januari. Daarbij vergeleken leek het verblijf in de trein wel een eenzame opsluiting! Toch zat ik met een tevreden gevoel in de coupé. Het toernooi was in alle opzichten weer geslaagd te noemen.
Tijdens de prijsuitreiking in de grote tent op de weide (Het Paviljoen) werden van de Grootmeestergroepen A, B en C de top drie op het podium geroepen om gehuldigd te worden. Prijswinnaars van alle andere groepen moesten het doen met onze felicitaties bij de balie van de wedstrijdleiding, alwaar zij het strookje uitgereikt kregen om het prijzengeld wat zij gewonnen hadden af te halen bij de kas, die in een kamer vlakbij de balie gesitueerd was.
Niet alleen aan het eind komen de (meeste) spelers bij ons langs, ook aan het begin van een toernooi zien wij iedereen langskomen bij de inschrijving. Die inschrijvingen zijn voor ons de meest hectische periodes. In kort tijd moet iedereen geregistreerd worden, het inschrijfgeld moet betaald worden en iedereen krijgt een notatieboekje, pen en een programmaboekje. Allereerst zijn er de weekendvierkampen. Daar komen minimaal 500 mensen op af. Daarna de dagvierkampen die 400 deelnemers tellen. En tot slot zijn de tienkampen goed voor ruim 600 schakers.
Als alles goed verloopt, kan iedereen snel geholpen worden. De inschrijvingskaarten zijn ingevuld geretourneerd en er is al een voorindeling gemaakt. Maar, wij mensen weten toch altijd weer van alles te ‘verzinnen’ waardoor het weer anders loopt dan het eerst gepland was. Een kleine greep hieruit: Spelers die niet op komen dagen. Spelers die op het laatst nog in willen schrijven als er plaats is. Spelers die hun inschrijvingskaart kwijt/vergeten zijn. Spelers die een groep hoger of lager willen spelen. Er wordt geprobeerd om aan alle wensen van de spelers tegemoet te komen en alle probleempjes op te lossen. Heel vaak lukt dit ook, slechts een enkele keer moeten wij iemand (licht) teleurstellen.
Heel vervelend is het – vooral voor de speler zelf als die niet meer mee kan doen – als mensen te laat komen bij de inschrijving zonder dit van tevoren te melden. Zo kwam er bij de weekendvierkampen vijf minuten na het geplande aanvangstijdstip (en dus één uur en vijf minuten na sluitingstijd van de inschrijving!) een jonge man heel relaxt zich melden bij de balie van de wedstrijdleiding. “Ik kom mij nog inschrijven”, zei hij vriendelijk glimlachend, terwijl hij zijn inschrijvingskaart voor mij neer legde.
Ook bij het begin van de dagvierkampen was het raak: Vijftig minuten na het sluiten van de inschrijving en tien minuten voor de gong (het startsignaal bij iedere ronde) kwam er energiek een tengere, niet zo grote man van middelbare leeftijd op de balie af met de muts nog op zijn hoofd vanwege de kou buiten. Met heldere ogen en de inschrijvingskaart vlak voor mijn neus zwaaiend, zei hij met verbazing in zijn felle stem: “Ik kan de inschrijving nergens vinden!?” “Dat kan kloppen, die is een klein uur geleden al gesloten, maar misschien……” Verder kwam ik niet met mijn antwoord. Hij viel mij abrupt in de rede: “Oh, als het niet meer gaat dan ga ik gewoon weer naar huis!” En met ferme stappen beende hij, met de muts nog steeds op zijn hoofd, onmiddellijk weer de zaal uit, mij in verbazing achterlatend. Een paar minuten later kwam hij weer terug met het verzoek of het misschien toch nog mogelijk was om mee te doen.
Beide hiervoor genoemde spelers hebben toch nog aan het toernooi mee kunnen doen. Dit is niet in de laatste plaats te danken aan de indelers van alle toernooien: Koos Stolk en Aart Strik (de opvolgers van Wil Haggenburg en Frank van der Heijde). In het uur tussen het einde van de inschrijving en de eerste schaakzetten zitten zij in de arbiterskamer te puzzelen en te schuiven om iedereen op de juiste plek te zette en aan ieders wens te voldoen. Menig keer doen zij weer een stapje terug als weer een (te) late wijziging wordt doorgegeven. Het is dan ook niet raadzaam om tijdens dat uur je in de kamer te vertonen als je op goede voet wilt blijven staan met beide heren, tenzij je iets belangrijks te melden hebt aangaande de indelingen. De spanning en de stress zijn in dat uur duidelijk voelbaar. Het resultaat van dit alles was wel dat er ondanks alle perikelen die zich altijd voordoen bij de start van de evenementen niemand teleurgesteld naar huis gestuurd is!
Uit het volgende voorval blijkt wel dat niet iedereen beseft wat voor inspanningen er geleverd moeten worden voordat iedereen zijn partijen kan spelen. Ach, we zullen het er maar op houden dat het gebeurde in het heetst van de strijd en dat het niet allemaal gemeend is op de manier zoals het er uitgeflapt werd: Tijdens een ronde van de tienkampen staat mijn collega Theo Weijers bij een tijdnoodduel. Beide spelers noteren niet meer en moeten de veertig zetten zien te halen voordat er een vlag valt. Theo staat onopvallend naast de tafel en schrijft de gespeelde zetten op. Plots kijkt de ene speler Theo aan en vraagt of zij er al veertig gedaan hebben. Theo trekt zijn schouders op en spreid zijn onderarmen een beetje ten teken dat hij daar niets over mag vermelden. Even later krijgt hij hetzelfde verzoek van de andere speler. De spanning is inmiddels aardig opgelopen (net als bij het voor aanvang indelen in de arbiterskamer) Weer haalt Theo zijn schouders op en zegt niets. De speler trekt een geïrriteerd gezicht en stelt dan ongeduldig de in onze ogen hilarische vraag: ”Wat sta je hier te doen dan??”
Tja, op zo’n vraag reken je niet, dan staan ook wij wel eens met de mond vol tanden. Maar ik weet nu al dat het onder de arbiters volgend jaar de meest gehoorde zin zal worden!
Waarom trekt de scheidsrechter tweemaal ‘zijn schouders op en spreidt zijn onderarmen een beetje ten teken dat hij daar niets over mag vermelden’? Heeft hij soms zijn tong verloren?
De scheidsrechter had moeten zeggen (en als hij veel gaat praten zet hij eerst de klokken stil): ‘Spelers, als jullie minder dan vijf minuten bedenktijd hebben, ben ik dwingend rechtelijk verplicht de zetten te noteren. Door dat te doen gaat de partij niet verloren. Echter, de FIDE is zo pesterig geweest uitdrukkelijk te regelen dat het mij verboden is jullie te vertellen hoeveel zetten jullie hebben gedaan. Pas als een vlag valt, mag ik dat zeggen. En daarna weten we of jullie de norm hebben gehaald. Tot die tijd moeten jullie in onzekerheid leven. Ik kan het ook niet helpen. Kortom, ik mag jullie niet vertellen hoeveel zetten jullie hebben gedaan. En nu spelen jullie verder.’ Waarop de scheidsrechter de klokken weer in beweging brengt.
Het misverstand is ontstaan door een communicatieprobleem in de scheidsrechterswereld. De FIDE-regel luidt niet (zoals heel veel scheidsrechters denken) ‘Een scheidsrechter mag niets zeggen’, maar: een scheidsrechter mag niet zeggen hoeveel zetten er zijn gedaan.
Als een speler de scheidsrechter een fatsoenlijke vraag stelt, moet de scheidsrechter zich behoorlijk gedragen door die vraag te beantwoorden. Dat doet hij door het verzoek gemotiveerd af te wijzen.
Voor het overige geeft het artikel een prachtige inkijk in de taken en zorgen van een scheidsrechter die zijn kostbaar vrije tijd beschikbaar stelt voor schakers opdat zij kunnen genieten van het spel.