Oude stukken
Schaakspelers op leeftijd hebben “oude schaakstukken”. Een schaakspel waar vroeger eindeloos mee gespeeld is, maar dat in de loop der jaren incompleet of uit zicht raakte. Onlangs kwam ik de mijne tegen bij het opruimen van de TV-kast. Ze lagen verborgen achter een stapeltje enveloppen, een nietmachinetje en een stempeldoos. Er wordt niet meer mee gespeeld maar ik zal ze nooit wegdoen. Er kleeft weemoed en nostalgie aan de stukken. Mooie herinneringen uit een ver vervlogen tijd.
Mijn “oude stukken” zijn klassiek van vorm en relatief klein. Het is niet echt één spel. Eigenlijk is het een samenraapsel van stukken. Het merendeel van de stukken is niet gevernist. Ik kocht het basisspel toen ik ging studeren in Nijmegen (1967). Op mijn rommelige studentenkamer raakte ik van dit oorspronkelijke spel helaas in het eerste jaar 4 stukken kwijt. Deze ontbrekende stukken verving ik. Drie exemplaren (paard, toren,koning) “leende” ik van mijn buurman op de studentenflat. Ze waren wel gelakt en iets groter, maar dat deerde toen niet.
Het 4e verloren gegane stuk ( een pion) verving ik door een groot glanzend witgeel exemplaar van een heel oud spel, een relict van het eerste schaakspel (1958) bij ons thuis. Deze pion steekt met kop en schouders boven de andere pionnen uit en gaf toentertijd witspelers absoluut een voordeel. Menige tegenstander verwisselde hem in het vuur van het spel voor een loper.
De zwarte oude stukken zijn mooi dof-zwart en getekend door de tijd. Ze hebben daardoor geraffineerde onderlinge kleurverschillen. Grijszwart, bruinzwart en groenig zwart. De witte zijn mooi vergeeld.
Deze oude schaakstukken, compleet gemaakt door de vermelde aanvullingen, hebben hun werk gedaan tot 1998, het moment waarop ik een nieuw spel cadeau kreeg. Dus 32 jaar in totaal. Toch zijn ze voor mijn gevoel jong gebleven. Ik heb er wat mee afgespeeld. Onder andere honderden verhitte partijen op mijn studentenkamer in de jaren zestig en zeventig. Kleine toernooitjes met 3 vrienden van die tijd. Je proeft deze tijd welhaast aan de stukken. Studentenfeesten, verschraald bier, sigaretten, erg laat maken, oeverloos gefilosofeer tot diep in de nacht …… en dan om 3.30 uur nog een potje schaken. Ik vind ook dat de stukken studentikoos ogen. Ze hebben iets nonchalants en puurs over zich. Je kunt merken dat ze met hun spelers languit in het Kronenburgerpark in het gras hebben gelegen.
Mijn huidige nieuwe schaakstukken zijn daarmee vergeleken deftig en burgerlijk. Groot, glanzend, met een suffig groen vilten onderstukje (net een lange afgezakte onderbroek) en enigszins overdreven buikjes.
In de jaren tachtig heb ik mijn zoontje met de oude stukken schaken geleerd. Was leuk. Hij heeft ook een blauwe maandag op een jeugdschaakclub gezeten. De eerste keer dat hij daar speelde was hij verrast om te zien dat pionnen allemaal even groot zijn.
Mijn dierbare schaakstukken hebben jarenlang in een houten schuifdoosje gezeten.
De schuifgeleiders van het doosje braken op een gegeven moment af. Daardoor paste het dekseltje niet meer en raakte het kwijt (1981). Het mag een wonder heten dat ik jarenlang met dit “open doosje zonder dekseltje” speelde en geen stukken (behalve de bovengenoemde 4) kwijtraakte. Ik was er blijkbaar heel zuinig op.
Het verloren gegane schuifdekseltje was mettertijd overigens een artistiek meesterwerkje geworden. Tijdens het spelen van een schaakpartij had ik de gewoonte om, uit verveling of van de spanning, in de houtnerven met mijn nagels en ballpoint groeven te krassen. Deze vertakten zich in de loop der jaren tot grillige fraaie netwerken, gekleurd door allerlei soorten ballpoints. Al zeg ik het zelf, schaakgraffity van hoge kwaliteit.
Ik kreeg nieuwe stukken cadeau (1998). Het is logisch dat je met nieuwe stukken gaat spelen. Zeker als je ze cadeau krijgt want je wilt de gulle gever niet in verlegenheid brengen. De oude stukken werden niet afgedankt maar “weggezet”. Toen ik op een gegeven moment een open doosje nodig had om spijkers en schroeven te bewaren kwam het oude schaakdoosje goed van pas. Het was en is perfect voor die gewenste overzichtelijke scheiding van spijkers en schroeven. Niet te groot, niet te klein, en een mooie afscheiding in het midden. Het was geen degradatie want nu gebruik ik het weer dagelijks in mijn atelier.
De oude stukken kwamen goed terecht in een rode blikken chocoladedoos. Ooit gekocht op een rommelmarkt.
Aan dit doosje ben ik inmiddels ook gehecht geraakt. Het ziet er antiek uit en zijn dekseltje kan zelfstandig half open blijven staan. Weinig doosjes kunnen dat zo mooi.
Het belangrijkste is echter dat de schaakstukken zich er goed in thuis voelen. En dat doen ze. Het heeft iets knus zoals ze gezamenlijk, zonder scheidingspaneeltje, op elkaar liggen. Ik let er goed op dat er geen exoten en “andersgeaarden” in terecht komen zoals dam- of dobbelstenen. Schaakstukken houden daar niet van. Het is een edel spel dat ik die air van arrogantie gun.
Ik zet de rode chocoladedoos met mijn “studentenstukken” terug in de TV-kast. Het geeft me een veilig gevoel. Ik kan in tijden van nood op ze teruggrijpen, weet dat ze er altijd voor me zullen zijn.
frans
volgende aflevering van schaakbeeld: remise