Italiaans
Voor kunst en cultuur moet je in Italië zijn. Stadsstaten groeiden er uit tot wereldrijken om vervolgens weer in verval raakten. Erfgoed in overvloed. Er komen drommen toeristen op af. In iedere stad hangt boven de smalle steegjes in het Centro Storico wasgoed. De schelle stemmen achter de kramen met prullaria en veelkleurige pasta lijken te bekvechten, maar de taal blijkt ook bij uitstek geschikt voor aria’s, niet alleen in de Scala of de Arena, maar soms ook op een terras als de ober een gesjeesde zanger is of een conservatoriumstudent. En toch is Italië modern: de president is een mediatycoon. Zijn populariteit dankt hij aan voetbal en aan schaarsgeklede dames die televisieprogramma’s presenteren op wiebelige stoeltjes zodat ze met moeite hun veel te korte rokjes tegen inkijk kunnen beschermen, wat moeilijk lukt omdat alle Italianen gesticuleren.
Dezelfde rijkdom biedt de Italiaanse Opening, waarvan de eerste zetten al in het Göttinger Handschrift (eind 15e eeuw), en de boeken van Luiz Ramírez de Lucena (Salamanca 1497) en Pedro Damiano (Rome 1512) werden behandeld. Maar 1. e2-e4 e7-e5 2. Pg1-f3 Pb8-c6 3. Lf1-c4 zou nooit de Italiaanse Opening zijn genoemd zonder Gioachino Greco (1600-1634) uit Calabrië. Zijn levensverhaal lijkt op dat van een moderne topspeler: hij reisde Europa rond om iedereen te verslaan, bouwde zo een vermogen op, wat hij weer kwijtraakte toen hij onderweg werd overvallen. In 1665 verscheen in Londen onder de titel The Royall Game of Chesse-Play een bundeling van zijn analyses en partijen. Sindsdien is schaken een wetenschap.
Greco werkte in de Giuoco Piano, zoals hij zelf de Italiaanse Opening noemde, een paar zeer geavanceerde aanvalsplannen uit, waarbij hij zich als eerste ook om de verdediging bekommerde. Hij probeerde zijn gelijk aan te tonen door alle mogelijke verdedigingszetten in ogenschouw te nemen. Zijn analyses hielden zeker 250 jaar stand en een paar varianten die hij aangaf zijn nog steeds relevant om een goed beeld van de Italiaanse Opening te krijgen.
Giuoco Piano is overigens een misleidende naam. Rustig en kalm spel, het kan ervan komen, maar Greco en zijn navolgers hebben toch vooral altijd geprobeerd om van het Italiaans een aanvalssysteem te maken. Zelfs in de rustigste variant (1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Lc5 4. d3 Pf6 5. Pc3 d6), die tegenwoordig het Giuoco Pianissimo wordt genoemd, ontaardt het kalme strategische spel gemakkelijk in allerlei offerfestijnen. In systemen zoals het Italiaanse tweepaardenspel (1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Pf6 4. Pg5) en het Evans-gambiet (1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Lc5 4. b4) staat al onmiddellijk een heksenketel op het bord. En al is het Italiaans qua populariteit sinds een kleine honderd jaar overvleugeld door het enigszins verwante Spaans, toch duikt het steeds weer op in de grootmeesterpraktijk. Fischer en Kasparov grepen er soms op terug en ook hedendaagse toppers als Sergey Tiviakov en (zeer recent) Anish Giri hebben het Italiaans in hun openingsarsenaal opgenomen.
Op amateurniveau is de Italiaanse Opening altijd veel populairder gebleven dan haar ondoorgrondelijke Spaanse familielid. Dat is geen wonder. Italiaans heeft moderne kanten, maar de oude romantiek is springlevend. Achter ieder zetje zitten kwaadaardige oude trucs verborgen. Voor je er erg in hebt, hebben ze je het een en ander ontfutseld. Let goed op en draag uw waardevolle spullen bij voorkeur in een apart tasje onder uw kleding.