Harry Mulisch †
Harry Mulisch, die afgelopen zaterdag op 83-jarige leeftijd overleed, was ongetwijfeld één van de grootste schrijvers uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Veel minder bekend is zijn enorme invloed op het Nederlandse schaakleven. Sterker nog: zijn vriendschap met schaakgrootmeester Hein Donner had zowel voor de literatuur als voor het schaakspel grote gevolgen.
Mulisch en Donner kenden elkaar oppervlakkig toen ze daags na Donners overwinning in het Hoogovenschaaktoernooi van 1958 met elkaar in gesprek raakten in het Amsterdamse Hotel American. Het was een soort liefde op het eerste gezicht, maar dan tussen twee heteromannen. Zijn vriendschap met Donner inspireerde Mulisch jaren later tot een monumentaal werk, De Ontdekking van de Hemel (1992), dat in 2007 via een internetstemming uitgeroepen werd tot de beste Nederlandstalige roman aller tijden. Hoofdpersoon Onno Quist is in alle opzichten gemodelleerd naar Donner, alleen is hij geen schaker, maar filoloog. In de verfilming speelt Stephen Fry de hoofdrol, een zuivere Donner-dubbelganger. Quist vormt een twee-eiige eenling met Max Delius, het alter ego van Mulisch. Ze zouden beiden verwekt zijn op 27 februari 1933, de dag van de brand in de Rijksdag in Berlijn. In werkelijkheid waren Donner (Den Haag 6 juli 1927 – Amsterdam 27 november 1988) en Mulisch (Haarlem 27 juli 1927 – Amsterdam 30 oktober 2010) een paar jaar ouder. Die gelijktijdige verwekking zou kunnen, want volgens Mulisch is zijn aartsvriend drie weken te vroeg is geboren.
De vriendschap tussen Mulisch en Donner is na het verschijnen van Mulisch magnum opus uitgegroeid tot een thema in de Nederlandse literatuur. Connie Palmen beschrijft de heren in haar sleutelroman Lucifer (2007) als Aaron Keller en Otto Griffioen. Ze komen er niet goed af en worden weggezet als de Laurel & Hardy van de Amsterdamse kunstenaarskringen in de jaren zestig. Hans Ree beschreef het illustere duo herhaaldelijk als Heer Vos en Heer Beer. Mulisch en Donner waren niet erg geliefd en dat is geen wonder: volgens Donner-biograaf Alexander Münninghoff moeten de twee slimste jongetjes van de klas begin jaren zestig avond aan avond de Amsterdamse kunstenaarssociëteit De Kring met hun betweterigheid hebben geterroriseerd.
Anders dan de literatuur heeft de schaaksport van de vriendschap vooral de negatieve gevolgen mogen plukken.