Eindspelstudies 16 – Pat

website

E-mail:

Hierbij de 16e eindspelstudie voor de Schaaksite uit mijn database.

  • De vierde versie van de database bevat 76.132 eindspelstudies
  • Het is de beste en grootste database van eindspelstudies ter wereld
  • De database bevat driekwart van alle ooit gecomponeerde studies
  • De database is in standaard pgn-format en leesbaar voor gangbare schaakprogramma’s


In de rubriek Just Checking in het onvolprezen New in Chess Magazine (2010 no. 7), waarin schakers wordt gevraagd naar hun favoriete voedsel en drank, schrijvers en acteurs en wat dies meer zij, antwoordde Susan Polgar op de vraag: "What is the stupidest rule in chess?" met "stalemate". Nou is die rubriek grappig bedoeld, dus misschien mis ik de pointe, maar ik was erg verrast dit te lezen. Weliswaar heb ik al veel vaker schakers horen beweren dat die patregel beter afgeschaft kan worden (dus iemand die pat wordt gezet, verliest dan). "Want", zo zegt men dan "in de praktische partij komt pat zowat alleen voor als iemand in een totaal gewonnen stelling alsnog in een lullig trucje tuint". Maar ik was vooral verbaasd omdat Susan Polgar als een van de weinige vrouwelijke schakers ook wel eens een eindspelstudie componeerde, en dus alleen daarom al beter zou moeten weten. De patregel is namelijk ontzettend belangrijk in het schaken omdat veel materiaalverhoudingen in het eindspel mèt de patregel niet te winnen zijn. Een voorbeeldje: Kh1, h2; Kh3. Dit is remise omdat, bij optimaal spel, wit de zwarte koning uiteindelijk pat zet. Maar zònder die patregel wint wit hier dus wel! Misschien geldt hetzelfde voor het eindspel van koning en paard of loper tegen koning? Of het paard juist wel en de loper niet? (dat is nog niet zo heel gemakkelijk in te zien). Wel wint, denk ik, koning en toren tegen koning en loper. Et cetera. Dus het afschaffen van de patregel zou leiden tot een volledige herziening van de eindspeltheorie. De Berger's, Chérons en Averbach's kunnen dan de prullenbak in. De eindspeltheorie wordt dan niet eenvoudiger, maar slechts anders.

Als we dan toch bezig zijn met het afschaffen van lullige trucjes, kan het mat dan ook niet beter afgeschaft worden? Heb je een prachtige partij gespeeld en trap je nog even in een matje! Nee, dat gaan we niet doen. Anders kunnen we net zo goed gaan dammen (toegegeven: in het dammen kan het halen van een dam na een combinatie vergeleken worden met een matwending in het schaken). Het mooie aan schaken is juist de combinatie van positioneel spel en de tactische wendingen!

Eindspelstudiecomponisten maken dankbaar gebruik van dat tactische pat (net als van het mat, trouwens). Één van mijn all-time-favourites is:

A Hurtig

2e prijs Schaakvärlden 1943

Zonder ons in de varianten te gaan verdiepen (zie overigens helemaal niet ingewikkeld zijn) spelen we de oplossing na: 1.a8L+, het waarom blijkt later, 1...Kc8 2.b7+ Kd7 3.Dd5+ Ke7 4.De5+ Kf8 5.Dxg7+ Kxg7 6.h8L+ Kf8 7.g7+ en bijvoorbeeld 7...Ke7

pat!

Die pion die promoveert tot een zichzelf opsluitende loper kenden wel al, maar als echo op beide kanten van het bord lijkt een sciencefictionidee. Toch heeft Hurtig (van wie slechts enkele studies bekend zijn) het computernaadloos voor elkaar gekregen. "En de eerste prijs in dat toernooi dan?", zo hoor ik u al vragen. Nou, die zoekt u zelf maar even op in mijn database; onbegrijpelijk dat die een hogere waardering kreeg.

Er zijn nogal wat studies waarin patstellingen voorkomen. De Georgiër Iuri Akobia schreef in 1994 het boek 4232 studies with stale-mate met een systematische ordening op patstelling; dit jaar is nog een nieuwe editie verschenen (zijn overigens zeer aanbevelingswaardige website is: akobia.geoweb.ge). In mijn HHdbIV-database vond ik er nog een paar meer: in maar liefst 19.448 studies (van de 76.132) komt "ergens" een patstelling voor; in 11.206 staat wit in de hoofdvariant pat.

Er zijn ook allerlei records te bedenken. Een mooi idee is een zogenaamd pen-pat; een pat waarin één of meerdere stukken gepend staan. De volgende studie is de recordhouder:

R. Martsvalashvili

Shakhmaty v SSSR 1987

Na het knopen tellen in deze onoverzichtelijke stelling komt wit tot de conclusie dat alleen de botte bijl helpt: 1.Th6+ Pxh6 (Na 1...Kxg5? 2.Tag6+ Kxf5 3.Th5+ Ke4+ 4.Tg4 staat zwart mat) 2.Txh6+ Kxg5 3.Tg6+ Kxf5 (3...Kh5? 4.Pf4 mat) 4.e4+ Kxe4+ 5.Tg4+ Kd5

Na enig knipperen met de ogen zien we dat wit pat staat met maar liefst vier gepende stukken (en nog een blokkade van de pion op d2 door een eigen stuk). De enige andere studie met eveneens een penpat met vier gepende stukken, iets subtieler van aard, bleek niet resistent tegen een aanval met mijn computer.

Wellicht kom ik later nog eens terug op interessante patstudies. Ik volsta nu met een laatste studie die een verrassende inhoud heeft.

G. Kasparjan

Chess 1996

Zwart aan zet, remise

Een postume studie van 's-werelds beste componist ooit (1910-1995). Na 1...f6+ 2.Kxh5 Kf7 3.Dc4+ Le6 4.Dxe6+! Kxe6 5.e4 Kd6 6.exf5 e5 moet u even goed naar deze stelling kijken:

Wit lijkt hier en-passant te moeten slaan, maar, ècht de witte pion op f5 staat gepend door de toren op a5! Dit staat bekend als de onzichtbare penning. Pat.

.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.