Promotie en Degradatie, een voorjaarsverschijnsel
Promotie en degradatie
Schaakbeeld 48
zaterdag 2 april 2011
Wanneer de vogeltjes fluiten en de narcissen bloeien, is het ook in de schaakwereld voorjaar. Dan breken de promoties en de degradaties aan. In april (soms al in maart) beginnen de promotiefeestjes, een soort eindexamenfeestjes voor schakers. Ik schat dat er in Nederland jaarlijks zo’n driehonderd tot vierhonderd teams promoveren naar een hogere klasse. Dat betekent massale vreugde voor een paar duizend schakers!
En je kunt er gevoeglijk vanuitgaan dat er dan evenzoveel degraderen naar een klasse lager. Een massaal verdriet! Een en ander betekent een drukte van belang. Zo iets als wanneer de bioscoop uitgaat en tegelijk grote massa’s zich naar binnen en andere grote massa’s zich naar buiten wurmen. De ene stroom heeft het wel gezien, de andere popelt om van de volgende voorstelling te gaan genieten. Voor veel schakers is de vreugde van korte duur. Na zeven of negen rondes competitie is er weer een massale terugkeer naar de klasse waaruit de teams zijn gepromoveerd, of naar de klasse waaruit ze waren gedegradeerd. Ze zijn blij dat ze hun oude vriendjes van de vorige klas weer terugzien achter het bord.
Het voorjaarsverschijnsel van een jaarlijks terugkerende nationale pendel. Erg onrustig, zou ik menen, maar de vreugde om de terugkeer, omhoog of omlaag, is er niet minder om.
Vele duizenden schakers doen niet mee aan dat gependel. Ze promoveren nooit, ze degraderen nooit. Ze hangen ergens tussen kop en staart, en kennen geen emoties. Schaken, dat doen ze daar tegen de klippen op, met groot fanatisme, maar in de zalige zekerheid dat ze niet hoeven te verklassen. Wat een rust!
In de hoogste klasse kun je niet promoveren. In de laagste klasse kun je niet degraderen. Er is maar éen hoogste klasse, zodat er maar weinig teams zijn die niet kunnen promoveren. Er zijn vele laagste klassen, zodat er heel wat schakers zijn die nooit zullen degraderen. Promoveren en degraderen zijn er vooral voor een bepaalde elite.
Promoveren is niet iets exclusiefs van de schaakwereld. Het verschijnsel is ook bekend aan de universiteiten, maar dan als verschijnsel van alle seizoenen. Daar is het geen teamwerk maar solo-actie. Goed beschouwd lijkt het het meeste op een simultaanpartij blind schaken. Wie wil promoveren moet zo’n simultaan geven aan een exotisch gekleed gezelschap mannen en vrouwen die minstens even goed spelen als hij. Hij gaat niet hun rijen langs, maar blijft stil staan (nou ja, stil, meestal wiebelend van de zenuwen) en neemt kennis van hun zet die in die kringen fijnzinnig uiteenZETting wordt genoemd. Dan doet hij een tegenzet, en dan komt de volgende tegenstander aan de beurt. Gewoonlijk worden er maar een paar zetten gedaan, niet omdat er te lang wordt nagedacht maar omdat er te lang wordt gepraat.
Na een uurtje komt er iemand van achteren de zaal binnen en in het latijn roepen dat het tijd is. Dan is de partij afgelopen. Tien minuten later wordt verteld dat hij gepromoveerd is. Hij krijgt een koker waar een diploma in zit. Het bijzondere is dat je daarna nooit meer kunt degraderen. Bijna nooit, behalve als later wordt ontdekt dat je je zetten grotendeels van een ander hebt afgekeken, zoals onlangs een Duitse minister overkwam.
Zo’n koker met een diploma erin zou de schaakbond ook eens moeten overwegen voor promoties. Het hoeft niet zo heel veel te kosten: eenmaal een paar duizend kokers met diploma’s erin en je bent voor altijd klaar. Je laat immers degene die degradeert koker met diploma weer inleveren. Die gaan dan naar degene die in dat seizoen promoveert. Ik heb nog een goede tip: noem het diploma niet diploma maar bul. Dat maakt het extra chique. Al die dure bekertjes kunnen worden afgeschaft, zodat de bond er per saldo nog aan verdient ook.
Mijn team is dit jaar helaas gedegradeerd.
Maar ik ben de enige die zijn koker nooit zal afgeven. Wie dit niet begrijpt, moet het maar eens aan Gerard vragen.
Tekst en banner Cas Aubel
Illustraties Frans Drummen