De Telegraaf schaakrubriek 16 april 2011
Hans Böhm
In januari 2010, tijdens het Tata-toernooi, kwam bij uitgeverij Tirion het boek ‘Wij presenteren ….DE PION’ uit, van Yochanan Afek en ondergetekende. Het was de eerste, de openingszet, in een reeks van zes, waarbij iedere keer een bepaald stuk in al zijn glorie centraal staat. De bedoeling was ieder jaar met een volgend boek te komen en we gaan dat net halen. Eind dit jaar zal deel twee ‘Wij presenteren ….DE TOREN’, uitkomen. De klus blijkt tijdrovend. Yochanan zoekt vooral in de wereld van de studies (hij is zelf een gerenommeerd studiecomponist) en de meeste middenspelthema’s moeten uit de toernooipraktijk komen.
Uit De Pion, van M. Tribowski 2000, ‘mat in vier zetten’.
De Babson-task, waarin zowel wit als zwart tot hetzelfde stuk moet promoveren. Na 1.Td1! dreigt wit snel te winnen zoals na 1…exd1D 2.exf8D Dxb3+ 3.Dxb3 en mat op de volgende zet. Daarom de vier oplossingen 1…e1D 2.exf8D! Dxe4 3.d4 Dxb1 4.Tf7 mat; 1…e1T 2.exf8T! Txe4 3.d4 Kg7 4.Tf4-f7 mat; 1…e1L 2.exf8L! Kg8 3.Dxc6 Kh7 4.Dg6 mat; 1…e1P 2.exf8P+! Kg8 3.Ka5 Pd3 4.Dc4 mat. In de inleiding komt de geschiedenis van het betreffende stuk aan de orde. Daarvoor ging ik te rade bij schaakhistoricus Leo Diepstraten, een wandelende encyclopedie. Die begon bij het begin van het ontstaan van de allereerste voorloper van het schaakspel en daar wordt al eeuwenlang verschillend over gedacht. In 1991 kwamen in het plaatsje Königstein (Duitsland) veertien schaakhistorici uit verschillende landen bijeen. Leo was er natuurlijk bij en vanwege de verheugende stortvloed aan inzichten organiseerde het Max Euwe Centrum in Amsterdam in 1993 een vervolgcongres. Die bijeenkomsten werden vervolgens om de paar jaar herhaald, de laatste was in 2005. Volgens de historici is de schaakgeschiedenis in te delen in globaal vier perioden.
1. 4000 – 400 voor Christus, de voorlopers
2. 400 voor Christus – 750 India, Perzië, Arabië
3. 750 – 1475 Europa in de middeleeuwen
4. 1475 – heden: het moderne schaak
Een greep uit die informatie: de eerste periode wordt gekenmerkt door de renspelen, waarbij de stukken van de ene kant naar de andere kant van het bord moeten zien te komen. In deze periode werd het stuk waarmee gezet moest worden bepaald door dobbelstenen. In de tweede periode ontwikkelt zich de overgang verder van de directe voorloper van het schaakspel, het zogeheten ‘Chaturanga voor vier personen’. Dit spel was afgeleid van de manier van oorlog voeren en werd gespeeld op een ‘ashtapadabord’, dat wil zeggen een speelbord van acht bij acht velden maar nog niet zwart/wit. Vanwege het gebruik van dobbelstenen was chaturanga een gelukspel.
In de bloeiperiode van de vroege Arabische Islam van 640-750 ontstaat een enorme verbreiding van het schaakspel toen de Arabieren van Saoedi-Arabië naar Noord-Afrika trokken, waar zij behalve Egypte ook Libië, Tunesië, Algerije, Mauritanië en Marokko veroverden. Van daaruit staken zij over naar Spanje omstreeks 711 en trokken later Frankrijk binnen waar ze uiteindelijk in 732 tussen Poitiers en Tours tot staan werden gebracht en teruggedreven. Het schaakspel reisde mee! De namen van de stukken veranderden en ook de vormgeving want de herkenbare Indiase en Perzische stukken pasten niet in de voorschriften van de Koran. Beelden, dus ook speelstukken, mochten niet lijken op levende wezens en zo ontstonden de abstracte stukken.
We gaan naar de periode van de Christelijke Middeleeuwen, die van circa 750 tot circa 1475 zal duren. Geschakeerde borden zijn omstreeks 1100 ontstaan, zoals vermeld in het Einsiedeln-Manuscript, een in het Latijn geschreven gedicht van 98 versregels. De universiteit van Göttingen (Duitsland) heeft een manuscript bewaard uit 1471 dat geheel gewijd is aan het moderne schaak. Alle stukken gaan en slaan zoals ze nog steeds doen en bij promotie mag voor elk willekeurig stuk gekozen worden. Alleen de rokade en de en-passant regel zijn nog niet overal gelijk. Vanaf 1600 is alleen de bedenktijd per partij aangepast aan de versnellende samenleving.
Uit De Pion, G. Costeff 2007, wit wint, de Valadao-opdracht, waarin de drie uitzonderlijke zetten, rokade, en-passant en promotie, verwerkt zijn. 1.0-0-0+! g1D 2.Txg1+ Kxg1 3.Kb2 dxe4 4.f4 exf3 e.p.! 5.exf3 Kg2 6.f4 Kg3 7.f5 Kg4 8.f6 Kf5 9.f7 Kg6 10.f8T! en wint.