Ervaringen van een servicepuntmedewerker (1)
ERVARINGEN VAN EEN SERVICEPUNTMEDEWERKER (1)
In juli 2009 ben ik na ruim 9 jaar gestopt als Servicepuntmedewerker Randstad en het leek me nuttig om enkele ervaringen met een breder publiek te delen.
Allereerst zal ik kort uitleggen wat een Servicepuntmedewerker is, want dat bleek de afgelopen jaren voor veel KNSB-leden onduidelijk. Schakend Nederland is verdeeld in 5 servicepunten: Noord, Oost, West, Zuid en Randstad. Het Servicepunt Randstad bestaat uit drie regionale bonden: NHSB, SGA en SGS. Met ongeveer 6700 van de 20.000 KNSB-leden is dit het grootste Servicepunt. Mijn functie was bij de instelling van de Servicepunten in 2000 consulent: ik kon clubs, bonden, scholen en andere organisaties op schaakgebied advies geven en soms ook een rol spelen bij de uitvoering. Een zeer leuke en nuttige functie, waarbij mijn kennis en ervaring als speler, bestuurder (BSG 1980-1985), kaderdocent (opleider van schaakleraren en -trainers), schaaktrainer (trainingen op hoog niveau) en schaakleraar (schaaklessen op laag niveau) goed van pas kwam. Eind 2002 kwamen er een kadermentor (begeleidde nieuwe schaakleraren en -trainers en stimuleerde nieuwe cursussen) en een trainingscoördinator (organiseerde de trainingen binnen het Servicepunt) bij. Sinds 2006 zijn de genoemde functies – in een bezuinigingsgolf – samengevoegd tot één Servicepuntmedewerker, hetgeen ik dus de laatste jaren ben geweest.
In dit eerste artikel zal ik ervaringen omtrent de ledenwerving en het werven van kader bespreken, de populairste items bij de start in 2000, maar ook daarna. Vrijwel alle schaakclubs zien hun ledental terug lopen en tevens zijn de meeste schaakclubs aan het "vergrijzen". In dat kader is het logisch dat de clubs leden willen werven, maar daarbij lopen we direct tegen een eerste knelpunt aan: het clubaanbod is vaak beperkt. Het spelen van een interne competitie en deelname aan de regionale competitie is voor de meeste leden een voldoende aanbod, men heeft niet zo’n behoefte aan snelschaak, rapidschaak, trainingen of toernooien. Het aanbod van dergelijke clubs is echter weinig aantrekkelijk voor potentiële nieuwe leden, met name als die jonger zijn. Het zal ook duidelijk zijn dat dergelijke clubs uit sociaal oogpunt minder aantrekkelijk zijn voor jongeren.
Wil je als club meer activiteiten ontplooien en aantrekkelijker worden dan ben je afhankelijk van actieve leden. Doorgaans is de jongere generatie schakers, de 20-40-jarigen, de groep waarin deze actieve leden te vinden zijn. Juist deze leeftijdgroep heeft de ambitie, capaciteiten en daadkracht om de schaakclub naar een hoger plan te brengen, maar deze groep is zwaar ondervertegenwoordigd in de schaakwereld. De onderstaande cijfers (leeftijdsopbouw in het Servicepunt Randstad in oktober 2008) spreken voor zich:
tot 20 | 20-30 | 30-40 | 40-50 | 50-60 | 60-70 | 70-80 | 80 plus | Totaal |
1330 | 388 | 591 | 1042 | 1143 | 869 | 498 | 186 | 6247 |
Elke club kan zijn ledenopbouw vergelijken met bovenstaande cijfers. Bij de clubs die goed draaien is de groep 20-40-jarigen vaak wel aanwezig en actief. Bij de meerderheid van schaakclubs zie je echter een bestuur en kaderleden op leeftijd.
Als ik terugkijk naar mijn eigen bestuursjaren bij het Bussums Schaakgenootschap (BSG) dan komt dat beeld goed overeen met de benoemde ervaringen. Toen ik in 1980 als 19-jarige tot het bestuur toetrad bestond dat uit Klouwen (voorzitter), Haverkamp (secretaris), Dijs (penningmeester), Kok (wedstrijdleider), De Leeuw (vicevoorzitter), Aarzen (materiaalcommissaris), Derksen (jeugdleider) en Van der Steeg (ledenadministratie). De meeste van hen waren al jaren bestuurslid, "men paste goed op de winkel", maar ambitie was ver te zoeken. Omdat BSG begin jaren 80 een grote groep jonge en ambitieuze schakers had, werd de roep om vernieuwing steeds groter en in enkele jaren tijd werd het genoemde bestuur behoorlijk verjongd: Ton Sibbing werd voorzitter (29 jaar), Feike Boomsma (34 jaar) vice-voorzitter en Pieter Smeele (20 jaar) wedstrijdleider. De gemiddelde leeftijd van het bestuur daalde van rond de 45 jaar naar ongeveer 30 jaar. De resultaten van die bestuurlijke verjonging heeft BSG een behoorlijke periode van succes opgeleverd, maar op een gegeven moment is ook bij BSG de vergrijzing toegeslagen. Een continue doorstroom van jong en ambitieus kader is het beste voor elke (schaak-)vereniging.
Het werven van kader (bestuursleden, jeugdleiders, trainers) is en blijft een van de grootste problemen in het verenigingsleven. Uit onderzoek van de ING bij sportverenigingen bleek dat 70% van de sportclubs geen of weinig reacties kregen op hun oproep om iets voor je club te doen. De individualisering van de maatschappij en het gebrek aan 20- tot 40-jarigen in de schaakwereld zijn mijns inziens twee voorname redenen. Dit probleem heb ik de afgelopen jaren veelvuldig om me heen gezien: besturen van regionale bonden, regionale jeugdcommissies en schaakclubs die jarenlang genoeg en bekwaam kader hadden, hebben nu vacatures of vullen de functies op met leden die eigenlijk niet willen of minder bekwaam zijn. Ook zie je vaker dat functies niet meer ingevuld worden. Het zal duidelijk zijn dat dit negatieve gevolgen heeft voor de organisatie van de schaakwereld en ik vrees dat deze tendens verder doorzet.
De jeugdafdelingen trekken nog steeds redelijk veel (school-)schakertjes, maar hebben ook de nodige problemen als er niet of te weinig kader is. De afgelopen jaren zijn diverse jeugdafdelingen gestopt omdat er een tekort aan – bekwame – vrijwilligers was.
Conclusies:
1. | Het werven van leden is al vele jaren een groot probleem. |
2. | De ambitieuze en daadkrachtige leeftijdgroep van 20-40 jarigen is ondervertegenwoordigd in de schaakwereld. |
3. | Veel seniorenafdelingen zijn voor jongeren onaantrekkelijk: er is een eentonig aanbod en de sociale omgeving (weinig leeftijdgenoten, veel ouderen) is minder aantrekkelijk voor hen. |
4. | Door gebrek aan actief kader en het vergrijzende ledental zal die aantrekkingskracht niet snel veranderen. |
5. | De beste methode om leden en kader te werven is en blijft via persoonlijke benadering. |
In volgende afleveringen zal ik mijn ervaringen omtrent het bestuur, de jeugdafdeling en de trainingen behandelen.
Eddy Sibbing, juni 2010
(Dit artikel verscheen eerder in Kontakt, het clubblad van BSG)