Canon (16): Daniël Noteboom
Zwaar werd het Nederlandse schaakleven getroffen rond de jaarwisseling 1931/32. Op 2 december overleed Henri Weenink, 39 jaar oud. Op 12 januari overleed Daniël Noteboom, 21 jaar oud. Zij behoorden met Salo Landau, die in de Tweede Wereldoorlog ook al jong (41) overleed en Graaf van den Bosch tot de vier sterkste Nederlandse schakers achter Max Euwe. Noteboom is de enige van de vier die wellicht de wereldtop had kunnen bereiken.
Daniël Noteboom werd op 26 februari 1910 geboren in Noordwijk aan Zee. Op zijn vijftiende werd hij lid van het Leidsch Schaakgenootschap, maar dat ging niet zomaar. Philidor Leiden was de club voor arbeiders en studenten, LSG de club voor deftige heren. Noteboom werd omschreven als een ‘baardloze knaap in korte broek’. Toch werd hij toegelaten, omdat hij meekwam met een vriend, die een zoon was van clubicoon G. Bosscha. Noteboom werd al snel clubkampioen en speler van het eerste team, maar LSG speelde niet in de hoofdklasse. Daarom stapte hij over naar NSRV (Rotterdam).
Noteboom werd nog niet uitgenodigd voor het Nederlands kampioenschap. Wel won hij in september 1930 een achtkamp in Den Haag voor Van den Bosch en Landau, waarmee hij zich een Nederlandse topspeler toonde. Meer succes had hij internationaal, met een toernooiwinst in Nice (1930) en vele goede resultaten in Engeland. Noteboom stopte tijdelijk met zijn scheikundestudie en woonde zelfs even in Berlijn, waar hij als schaak- en bridgeleraar geld verdiende en hoopte op een uitnodiging voor een sterk toernooi. Zijn grootste succes boekte hij op de Olympiade in Hamburg (1930), waar hij 11,5 uit 15 scoorde. Hij versloeg zelfs de latere WK-kandidaat Salo Flohr, die desondanks 14,5 uit 17 scoorde. Noteboom had Flohr in Hastings 1929 ook al verslagen. De partij Voisin-Noteboom kreeg de tweede prijs voor beste partijen van de Olympiade en was de stampartij voor de Noteboom-variant van het Slavisch.
De stijl van Noteboom werd later door Euwe omschreven als: “Geduld, doorzettingsvermogen, gevoel voor het kleine en voor het verband, keuze voor het goede ogenblik, durf, combinatievermogen en vooral een grote laveerkunst.”
Rond de jaarwisseling 1931/32 werd Noteboom derde in de reservegroep van Hastings, waar Euwe derde werd in de hoofdgroep. Na terugkomst in Nederland zou hij zijn scheikundestudie hervatten, maar hij veranderde zijn plan alweer omdat hij een aanbod kreeg voor een toernooi in Londen. Volgens Euwe was hij toen in goede gezondheid, maar op 12 januari 1932 overleed Noteboom in een Londens ziekenhuis, waarschijnlijk aan een zware longontsteking, de schaakwereld in ontzetting achterlatend. Euwe zorgde dat de kostbare overbrenging van het lichaam naar Nederland werd bekostigd uit een inderhaast opgericht Noteboomfonds. Uit dat fonds werd ook een gedenkboek gefinancierd, geschreven door Euwe, en een prachtig grafmonument (met schaakbord) op de Algemene Begraafplaats in Noordwijk. Het monument bestaat nog steeds en wordt onderhouden door leden van de schaakclub Daniël Noteboom te Noordwijk.
Daniël Noteboom was autodidact en had geen begeleiding. Omdat hij desondanks naast matige resultaten ook grote successen boekte, staat hij bekend als een van de grootste natuurtalenten die Nederland ooit heeft gehad.
Bekijk hier een aantal partijen van Daniël Noteboom: