Naming en shaming
Naming en shaming
‘Het besef dat je last kunt krijgen van asociaal gedrag en je dus niet van alles anoniem kunt uithalen, moet groter worden. Anonimiteit in de samenleving leidt tot normafwijkend gedrag,’ mr. Fred Teeven, schaker en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Inleiding
Elk jaar tegen oud jaar doet het Algemeen Dagblad de oliebollentest, het is een productentest. De krant publiceert waar de slechtste en beste oliebollen worden verkocht. De publicatie is een voorbeeld van ‘naming, shaming en faming’.
Ook in de schaakwereld komt het voor dat bepaalde gedragingen niet aanvaardbaar zijn. Een schaakpartij is niet leuk als er wordt vals gespeeld. Als een toernooiorganisatie daartegen niet hard optreedt is de kans groot dat spelers voortaan wegblijven. Een organisatie is dan ook verplicht om maatregelen te treffen.
Of denk aan spelers die snelle remises overeenkomen, of aan spelers die in de laatste ronde op een toernooi wegblijven omdat ze toch niet meer in aanmerking komen voor prijzen, of slecht hebben gespeeld en bang zijn nog meer Elo-punten te verliezen.
Als middel wordt regelmatig voorgesteld de namen van de overtreders openbaar mag maken: naming and shaming. De publicatie heeft gevolgen: het is een waarschuwing voor anderen (‘kijk uit voor die persoon!’), de waarschuwing houdt ook een straf in voor de betrokkene, de betrokkenen wie het aangaan moeten hun tekortkomingen verbeteren en het is tevens een waarschuwing voor anderen om zich behoorlijk te gedragen. Naming en shaming is een vorm van eigenrichting. En daarom moet men er voorzichtig mee omgaan.
De vraag of de namen moeten worden gepubliceerd deed zich voor in de Hamilton-zaak.
Overzicht van paragrafen:
1. Het jeugd- en amateurtoernooi in Hamilton
2. Vrouwelijke grootmeester wint Hamilton
3. Mededeling op ChessBase
4. De overdreven, extreem boze opvatting van een Engelsman
5. ‘Naming and shaming’
6. ‘Deze vrouw heeft hier gestolen’
7. Het College bescherming persoonsgegevens
8. De Nationale ombudsman
9. Anonimiteit leidt tot normafwijkend gedrag
10. De opvatting van Gijssen: maak de namen openbaar
11. De borgsom op het Doeberl Cup 2012
12. NK Internet 2011
1. Het jeugd- en amateurtoernooi in Hamilton
De Hamilton Schaakvereniging in Nieuw-Zeeland organiseert in 2011 een rapidtoernooi. De bedenktijd is vijftien minuten per persoon per partij. Het toernooi bestaat uit vijf ronden.
Volgens de inschrijvingsvoorwaarden is het toernooi uitdrukkelijk bestemd voor personen die een rating hebben lager dan 1700 NZCF (de rating van de Nieuw-Zeelandse schaakbond). Indien iemand een hogere rating heeft kan hij of zij die dag aan een apart toernooi deelnemen.
Het inschrijfgeld bedraagt
– $15 voor volwassenen en
– $10 voor de jeugd en leden van de Hamilton Chess Club.
Het prijzengeld bedraagt 80% van het inschrijfgeld minus de gemaakte kosten.
2. Vrouwelijke grootmeester wint Hamilton
Het blijkt dat aan dat toernooi twee spelers hebben meegedaan onder valse naam. Bovendien waren zij schakers met zulke hoge ratingen dat zij niet aan dat toernooi hadden mogen deelnemen. Op de site van de Hamilton schaakclub van 20 februari 2011 staat de volgende onderkoelde reactie:
‘Op 20 februari hebben tot grote teleurstelling van de organisatie van de Hamilton schaakclub twee sterke schakers die uit Europa kwamen, stiekem het doorzettingsvermogen en de krachten getest van de jeugd en amateurs in Waikato. Een vrouwelijke grootmeester (WGM) en haar vader (2200+) hielden hun relatie, leeftijd – zij was ouder dan achttien – en identiteit geheim door een valse naam op te geven. Zij beiden overheersten op overtuigende wijze het veld dat bestond uit aankomende of neergaande niets vermoedende amateur schaakenthousiastelingen. We genoten allemaal van de lessen die we hebben geleerd: zowel op als naast het bord, en over eerlijkheid en integriteit of wat er gebeurt als het daaraan ontbreekt. Blijf de volgende onthullingen van de organisatie volgen – misschien zijn we in staat Bobby Fischer op te graven!’
3. Mededeling op ChessBase
Op 3 maart 2011 maakt ChessBase het voorval wereldwijd bekend.
ChessBase:
‘De organisator van Hamilton werd vervolgens benaderd door iemand die de twee spelers herkende, van wie een van hen een FIDE rating had op het hoogste niveau. Is het strafbaar of is het een schandaal? Voordat iedereen gaat reageren geef ik de mening van de organisator: ‘De ‘schade’ voor het toernooi was niet zo groot, en de financiële gevolgen waren gering – hun inschrijfgeld was in totaal $ 25 en het prijzengeld dat ze in totaal hadden ontvangen was $ 55. Echter, het blijft fraude in het schaakspel, en dus wilde ik dit onder aandacht brengen van de schaakwereld.’
‘Toen de spelers zich op de ochtend van het toernooi inschreven, zoals voorgeschreven, konden ze elke naam noemen die ze wilden zonder dat de organisatoren hun speelsterkte konden verifiëren (er was geen internet op de camping). ‘Echter, dit is fraude in het schaakspel, vandaar dat ik dit voorval onder aandacht wil brengen van de schaakwereld. Als een speler die ik niet ken zich in de toekomst gaat inschrijven, zal ik vragen naar zijn identiteitsbewijs.’ Hij vraagt de schaakwereld of anderen een soortgelijke ervaring hebben gehad, en wat hij in voorkomend geval moet doen:
– proberen om meer bewijs te verkrijgen?
– name and shame. Echter kan dan een eis worden ingesteld wegens onrechtmatige daad?
– meedelen aan de FIDE (indien ja, bij wie?)
– bestaat er een register voor het raadplegen van namen/foto’s van vermoedelijke schaak schurken?
– meedelen aan de Immigratiedienst (aangezien zij buitenlandse spelers waren)?’
Hij concludeert: ‘Het lijkt nogal bizar dat ratinghouders (als ze vrij zijn) naar dit soort toernooien zouden gaan om zo een gratis lunch te krijgen. Maar daar gaat het niet om. Is die gewoon een smet op het op het blazoen van iemand die heeft gefraudeerd?!?’
Reacties op het Australische forum voor scheidsrechters:
– Het was misschien voor de vader en dochter wel onschuldig bedoeld, maar hun namen doorgeven aan de FIDE is toch een eerlijke reactie. Het is vals spelen en moet als zodanig worden bestraft.
– Ik zou elke organisator in Nieuw-Zeeland willen adviseren de paspoorten te controleren van buitenlandse spelers. Als ze hun paspoorten niet willen overhandigen, dan moet de organisatie hen geen toegang verlenen.
– De vader heeft een kind drie uur schaakles gegeven. Het was geweldig hen te hebben, ik hoop dat ze terug zullen komen.
4. De overdreven, extreem boze opvatting van een Engelsman
Een bekende Engelsman schreef op 3 maart 2011 twee reacties op zijn weblog, waarin hij vreselijk tekeer gaat tegen de twee valsspelers.
Hij stelt voor de WGM een levenslange straf te geven door haar voor de rest van haar leven die titel te ontnemen. Hij betreurt het dat die straf niet kan worden opgelegd, omdat ‘de schaakwereld nooit een bestuursorgaan heeft gekend dat dit soort straffen oplegt’. De Ethische commissie van de FIDE krijgt van hem er vreselijk van langs. Ook ChessBase deugt niet omdat die niet de namen vermeldt van het onbetrouwbare meisje en haar frauduleuze vader. Hij eindigt met: ‘Nee, het is allemaal te triest voor woorden.’
Zijn artikel levert de nodige reacties op van lezers. Dat is voor hem reden om in een tweede reactie er nog een schepje bovenop te doen. Misschien kenmerkend voor de tijdgeest van tegenwoordig waar het allemaal draait om emoties.
Drie weken later is zijn weblog uit de lucht. Of er een verband is tussen zijn reacties en het verdwijnen van zijn weblog, weet ik niet. Maar het zou mij niets verbazen. Het is voor mij wel de reden de naam van de Engelsman niet te noemen.
5. ‘Naming and shaming’
Indien het voorval zich had voorgedaan op een toernooi in Nederland was de verontwaardiging vermoedelijk ook groot geweest. Rijst de vraag of de namen van de dame en de vader mogen of moeten worden gepubliceerd. ChessBase heeft dat niet gedaan. En daar ben ik het mee eens.
In het internettijdperk blijven namen op websites onbeperkt lang raadpleegbaar. Zo kunnen anderen de betrokkenen levenslang confronteren met hun misstap. Dat is ongewenst. Ook zij die zich onsportief hebben gedragen hebben het recht hun leven weer op te pakken zonder dat zij eeuwig hieraan worden herinnerd. De gebeurtenis mag niet worden vergeten, maar wel wie de betrokken spelers waren.
In het maatschappelijk leven worden de namen van misdadigers niet openbaar gemaakt, zelfs niet van mensen die zware misdrijven hebben gepleegd. Volstaan wordt met het vermelden van de voornaam en de achternaam afgekort.
6. ‘Deze vrouw heeft hier gestolen’
Een voorbeeld uit het gewone leven.
In Amsterdam heeft een winkelier in zijn winkel een foto opgehangen van iemand met daarbij de tekst ‘Deze vrouw heeft hier gestolen’. De vraag rijst of de winkelier dit mag doen. De rechtbank Amsterdam heeft daarover op 26 augustus 2004 vonnis gewezen.
Kern van dit geschil is of gedaagde door in zijn winkel een foto op te hangen van eiseres met daarbij de tekst ‘Deze vrouw heeft hier gestolen’ onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
De rechtbank:
‘Het is een feit van algemene bekendheid dat winkeldiefstallen – ondanks vaak kostbare maatregelen zoals videobewaking – ieder jaar tot aanzienlijke schade bij winkeliers leiden. Dit is een maatschappelijk probleem dat aandacht en wellicht ook nadere regelgeving behoeft. Het is begrijpelijk dat, zolang die diefstallen nog niet effectief bestreden worden, de winkeliers zoeken naar middelen om winkeldiefstal tegen te gaan dan wel om alsnog betaling voor de gestolen waren te krijgen. Daarbij mogen de winkeliers echter uitsluitend rechtmatige middelen gebruiken en derhalve niet in strijd met de wet handelen. Een publicatie als de onderhavige – die een element van straf in zich heeft – levert eigenrichting op jegens [eiseres]. Hierbij is niet van belang de vraag of [eiseres] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en of haar gedragingen beïnvloed zijn door een beginnende vorm van Alzheimer.
Eigenrichting is in het wettelijke systeem niet toegestaan, het is aan de strafrechter om te bepalen of de gedragingen van [eiseres] op 14 juli 2004 te kwalificeren zijn als diefstal en, zo ja, of zij hiervoor strafbaar is en welke straf of maatregel daarvoor zal worden opgelegd. Anders dan [gedaagde] heeft betoogd, is niet aannemelijk geworden dat alle (rechtmatige) middelen om op te treden tegen winkeldiefstal voor hem zijn uitgeput.
Wanneer [gedaagde] bang was dat [eiseres], zoals volgens hem bij veel winkeldieven het geval is, met een politiesepot naar huis was gestuurd, dan had hij in de eerste plaats bij de politie kunnen informeren of dat het geval was en dan had hij vernomen dat zij terecht moet staan voor de strafrechter.
Overigens kan hij zich bij een politiesepot van een winkeldief daartegen met rechtmatige middelen verzetten. Zo biedt artikel 12 e.v. Wetboek van Strafvordering aan de winkelier als belanghebbende de mogelijkheid zijn beklag in te dienen over de niet (verdere) vervolging van een vermeende winkeldief teneinde te bewerkstelligen dat de vervolging alsnog zal worden ingesteld dan wel voortgezet. Niet gebleken is dat [gedaagde] dit middel al eens beproefd heeft. Het opsporen en berechten van verdachten is het monopolie van justitie en het is niet aan burgers om mogelijke verdachten openlijk te schande te zetten.
[gedaagde] kan worden nagegeven, dat het nemen van strafrechtelijke stappen als aangifte en beklag veel tijd kost, maar dat is toch de weg, die gegeven het wettelijk systeem bewandeld moet worden. Wanneer [gedaagde] van oordeel is dat de politie onvoldoende prioriteit geeft aan, dan wel onvoldoende mankracht of onvoldoende mogelijkhedenheeft voor opsporing en vervolging van winkeldiefstal, dan kan hij zich tot de politiek te wenden. De discussie over de bestrijding van de zogenaamde kleine criminaliteit is daar overigens al gaande. [gedaagde], zijn medewinkeliers of hun belangenorganisatie kunnen zich langs democratische weg daarin mengen,’ aldus Rechtbank Amsterdam 26 augustus 2004, LJN: AQ7877.
zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=%20AQ7877&u_ljn=%20AQ7877
|
7. Het College bescherming persoonsgegevens
Ook het College bescherming persoonsgegevens kreeg de vraag voorgelegd of een winkelier foto’s winkeldieven op zijn winkelruit mag plaatsen.
Het College: ‘De Wet bescherming persoonsgegevens laat niet toe dat foto’s van personen die verdacht worden van winkeldiefstal door winkeliers op winkelruiten of andere voor het publiek zichtbare plaatsen worden gepubliceerd. Hoewel winkeldiefstal een ernstig en hinderlijk feit is voor de getroffen winkelier, is het niet zo dat het onder de geldende wet- en regelgeving deze winkeliers vrij staat maatregelen te treffen waardoor betrokken personen in feite publiekelijk worden veroordeeld. Het College bescherming persoonsgegevens is van oordeel dat het vaststellen dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd en het opleggen van de straf is voorbehouden aan de rechter.
Naar aanleiding van een klacht heeft het College bescherming persoonsgegevens zich nogmaals over deze zaak gebogen, met name vanwege de grote maatschappelijke gevolgen van het publiceren van foto’s voor de betrokken personen. Het College komt hiermee tegemoet aan het verzoek om een algemene uitspraak over de toelaatbaarheid van publicaties van foto’s van verdachten van winkeldiefstal door particuliere ondernemingen.
In een individuele zaak over deze kwestie besloot het College bescherming persoonsgegevens in eerste instantie deze klacht niet in behandeling te nemen, omdat de zaak al in een kort geding door de rechter was behandeld. Het College hanteert als beleidslijn dat zaken die onder de rechter zijn of al hebben geleid tot een rechterlijke uitspraak niet nog eens door het College worden behandeld. De rechtbank Amsterdam oordeelde in deze zaak dat de betreffende winkelier niet voor eigen rechter mocht spelen en de kopie/kopieën van de foto moest vernietigen.’
www.cbpweb.nl/Pages/uit_z2005-0846.aspx
|
8. De Nationale ombudsman
Tot slot, ook de Nationale ombudsman behandelde eens een klacht van een verzoeker dat de gemeente Tilburg in augustus 2008 een poster op zijn woning heeft aangebracht met de tekst ‘hennepkwekerij ontmanteld’.
De ombudsman:
‘Het is een vereiste van behoorlijk overheidsoptreden dat grondrechten worden gerespecteerd. Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is neergelegd in de Grondwet en in verdragen.
De gemeente heeft zich gemengd in verzoekers persoonlijke levenssfeer door via de poster bekend te maken dat in zijn woning een hennepkwekerij was aangetroffen. De stelling van de gemeente dat de poster niet persoonsgericht was, gaat niet op. Immers voor de buurtbewoners was duidelijk dat verzoeker de bewoner van het pand was. De Nationale ombudsman ziet in het aanbrengen van de poster op de woning van verzoeker dan ook een vorm van ‘naming and shaming’ die een aantasting vormt van verzoekers persoonlijke levenssfeer. De Nationale ombudsman ziet bovendien niet in waarom buurtbewoners zouden moeten weten in welk specifiek pand een hennepkwekerij was ontmanteld. Immers een eventueel (brand)gevaar was na de ontmanteling geweken. Het door de gemeente beoogde doel, het informeren en waarschuwen van omwonenden had ook kunnen worden bereikt met andere middelen, zoals het aanbrengen van posters op algemene plakplaatsen of huis-aan-huis brieven.
Het behoorlijkheidsvereiste dat grondrechten moeten worden gerespecteerd, in dit geval het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, is geschonden. De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk,’ Nationale ombudsman, 26 februari 2010, rapport 2010/041.
9. Anonimiteit leidt tot normafwijkend gedrag
Gelet op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, de beslissing van het College bescherming persoonsgegevens en het oordeel van de Nationale ombudsman is ‘naming en shaming van schakers’ in de Nederlandse schaakwereld niet mogelijk.
Wat er ook verder van zij. We zullen eraan moeten wennen dat in het tijdperk van forums op internet informatie razendsnel wordt verspreid.
Iemand die zich onder zijn eigen naam bekend maakt is zich ervan bewust dat hij zich fatsoenlijk moet gedragen. Indien hij zich asociaal gedraagt wordt hij direct ter verantwoording geroepen (denk bijvoorbeeld aan de Engelsman in aantekening 4). Echter, dit wordt anders indien iemand zich anoniem gedraagt. Die is niet aan te pakken. Die persoon kan zich vrijpostiger, brutaler, grover, onfatsoenlijker en onsportiever gedragen. Niemand die hem of haar daarop kan aanspreken of ter verantwoording kan roepen. Het is de jonge dame en haar vader overkomen in Nieuw-Zeeland, zij waanden zich vrij om te doen en te laten wat ze wilden. Tot zij werden herkend.
Bij het schaken geldt de hoofdregel van sportiviteit: je maakt je bekend aan je tegenstander, noteert zijn naam en geeft hem een hand voor je de strijd aangaat. Indien men zich ook zo buiten het schaakspel gedraagt, is de kans op uitglijden geringer.
‘Het besef dat je last kunt krijgen van asociaal gedrag en je dus niet van alles anoniem kunt uithalen, moet groter worden. Anonimiteit in de samenleving leidt tot normafwijkend gedrag,’ aldus mr. Fred Teeven, de schaker en tevens staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
10. De opvatting van Gijssen: maak de namen openbaar
Marco Campini (2086) uit Italië heeft in Cento dichtbij Ferrara, meegedaan aan het Internationaal Open.
In de laatste ronde moet hij spelen tegen een FIDE-meester die 300 Elo punten meer heeft. Echter, de tegenstander komt ook na één uur niet opdagen, zodat Marco de partij heeft gewonnen. Om zo te moeten winnen vindt Marco niet prettig, hij had liever willen schaken. De tegenstander kwam niet opdagen en liet dit ook niet vooraf de organisatie weten om zijn gedrag te rechtvaardigen. Integendeel, de avond ervoor stond hij in de bar van het hotel gezellig met andere mensen te praten.
Marco wendt zich vervolgens tot de arbiter, Renzo Renier. Die vertelt hem dat de FIDE geen straffen kent tegen zulk gedrag, en dat het gedrag vaker voorkomt op open toernooien. Daar kan het gebeuren dat een sterke speler in de laatste ronde tegen een zwakkere wordt ingedeeld. Om te voorkomen dat de sterke speler de partij verliest en daardoor Elo punten kwijtraakt, verschijnt hij niet. Marco vindt dit oneerlijk, en een schending van de fundamentele regels in het schaakspel over sportiviteit en behoorlijkheid. Wat vindt Gijssen ervan?
Gijssen: ‘Ik ben het met u eens dat het gedrag van deze spelers erg oneerlijk is en moet worden bestraft. Maar zoals u zelf al schrijft, bestaan er op dit moment geen straffen voor. Er staat hierover niets geschreven in de FIDE-regels noch in de Toernooireglementen. En om eerlijk te zijn zie ik geen enkele mogelijkheid op te treden tegen deze spelers. De enige oplossing die misschien mogelijk is, voor zover ik kan zien, is de namen van deze spelers openbaar te maken zodat op deze wijze organisatoren worden aangemoedigd deze spelers niet toe te laten tot hun toernooien. Maar de volgende vraag zal zijn: Wie publiceert de namen van deze spelers? FIDE, ACP, de bonden?
In het belang van alle serieus spelende schakers is het gewenst dergelijke schakers te weren van toernooien. Ik ben bereid dit onderwerp te agenderen voor de raad van bestuur van de FIDE (‘the FIDE board’),’ aldus Gijssen The Mexico & Yucatan Cases, april 2011.
In zijn column van juni 2011, Leave the tournement? Lose points! doet een lezer een ander voorstel. Hij stelt voor de betrokken speler ratingpunten in mindering te brengen. Gijssen voelt daar wel wat voor. Het voorstel brengt hem op het idee het maximaal aantal ratingpunten in mindering te brengen, dat wil zeggen de norm van zijn k-factor. Een speler die een k-factor heeft van tien zal voor elke partij waarin hij zonder een reden afwezig is tien rating punten verliezen. Dit idee zal hij voorleggen aan de voorzitter van de Kwalificatiecommissie van de FIDE, de heer Markkula.
Mijn mening
In democratische landen zal het niet mogelijk zijn de namen van de betrokken schakers als ‘shaming and blaming’ openbaar te maken. In niet-democratische landen mag het wellicht wel. Ik durf dan ook niet te voorspellen of het eerste voorstel van Gijssen het wel of niet zal halen in de raad van bestuur van de FIDE.
Vandaar dat het tweede voorstel me meer aanspreekt. Zij het dat het me nogal ingewikkeld lijkt. Wellicht is een eenvoudiger oplossing de partij voor de betrokken speler reglementair verloren te verklaren. Dit sluit ook beter aan bij de regel van de (veel) te laat komende speler.
11. De borgsom op het Doeberl Cup 2012
Ook in Australië wordt het als een probleem ervaren dat spelers zich tijdens een toernooi terugtrekken. Gedacht kan worden aan spelers die partijen hebben verloren en daardoor denken dat zij niet in vorm zijn, zich vervolgens terugtrekken uit het toernooi om zo te voorkomen dat zij nog meer ELO punten zullen verliezen. Denk ook aan spelers voor wie niets meer op het spel staat, ze komen niet in aanmerking voor een prijs. Als zij in de laatste ronde tegen iemand moeten spelen van wie zij vrezen te zullen verliezen, trekken ze zich terug.
Het tijdens een toernooi terugtrekken van een speler verpest het in het algemeen voor de andere spelers. Als dit vaak voorkomt is het begrijpelijk dat maatregelen worden getroffen. Als oplossing werd wel voorgesteld de namen van de teruggetrokken schakers openbaar te maken. Echter, dat voorstel werd afgewezen.
In het toernooireglement van de Doeberl Cup 2012 wordt opgenomen dat spelers die zich in het verleden schuldig hebben gemaakt aan het terugtrekken uit een toernooi bij het inschrijven van een toernooi een borgsom moeten betalen. Dit bedrag krijgen zij terug als zij het toernooi volledig hebben uitgespeeld.
12. NK Internet 2011
Op de site van de KNSB van 14 juni 2011 staat een mededeling dat die bond een onderzoek naar mogelijke fraude is gestart naar een deelnemer aan het NK Internet 2011. De naam van de speler wordt vermeld op de site: ‘Hij en andere betrokkenen kunnen eventueel geschorst worden mocht er fraude worden aangetoond.’ Overigens, enkele dagen later is deze mededeling van de site verwijderd.
Vraag: wat vindt u van deze mededeling van de KNSB? En wat is bij internetschaak de taak van de toezichthoudende scheidsrechter?