Schaken in de Beeldende Kunst (1)
Uit de middeleeuwse literatuur blijkt, dat het schaakspel ook voor heel andere zaken dienst dient te doen dan alleen maar als middel tot de allegorische verbeelding. In de Parzival van Wolfram von Eschenbach, die omstreeks 1200 zal zijn ontstaan, komt een passage voor waarbij ridder Walewein (Gawan in het Duits!) op een kasteel de jonge en mooie koningin Antikonië ontmoet. Wanneer zij de ridder in bedekte termen tot het liefdesspel uitnodigt, aarzelt deze niet lang. Maar al gauw worden zij door een woedende schare omsingeld en zoeken ze naar wapens om zich te verdedigen. Er is niets te vinden dan een schaakbord en stukken, maar daarmee weten ze zich ook goed te redden. Walewein gebruikt het bord als schild en met hulp van de koningin gooit hij de stukken naar de aanvallers, die bij een rake worp dood neervallen. Van welk gewicht deze schaakstukken geweest zijn, laat zich moeilijk raden maar gemakkelijk hanteerbaar op het bord waren ze zeker niet!
Het is trouwens niet de enige plaats in de middeleeuwse literatuur waar met schaakstukken wordt gevochten, want in het verhaal Renaut van Montelbaen wreekt Renaut zich met het schaakbord op Berthelot, neef des keizers, voor een belediging hem aangedaan.
Wanneer blijkt dat Berthelot door middel van het schaakbord is doodgeslagen, is dat het begin van het drama der Vier Heemskinderen.
De schaakvoorstellingen in de middeleeuwen zijn vaak niet anders dan in beeld gebrachte romanscènes; zo bijvoorbeeld de tekening uit het handschrift door Loyset Liédet waar we de ‘klap’ van Renaut kunnen bekijken.
En een soortgelijke uitbeelding is te vinden op een druk uit 1485. De voorstelling in het laatste geval is heel wat eenvoudiger, maar het nieuwe procédé van boekdrukken verlucht met houtsneden dwong wel tot een grovere benadering.
Behalve als handschriftverluchting of als allegorische afbeelding zien we het schaakspel in de middeleeuwen ook regelmatig dienst doen als standsbewijs. De adel liet zich graag vereeuwigen bij het zo hoog in aanzien zijnde schaakspel. Wij zagen reeds Otto van Brandenburg bij het schaakspel afgebeeld.
De rij is met veel namen aan te vullen en zou beginnen met koning Alfons X, de Wijze van Castilië en Leon die het beroemde manuscript Juegos de acedrez, dados e tablas in 1283 laat samenstellen. Een boek waarin veel spelen worden beschreven die met tekeningen worden verduidelijkt; daarbij hoort ook het schaakspel waarbij we de koning zelf aantreffen op de afbeeldingen.
Dit zich laten afbeelden bij het schaakspel blijkt in de zestiende en zeventiende eeuw wel het belangrijkste te zijn geweest. De zinnebeelden, het avontuurlijke vechten en de schaakmoraliteiten, ontbreken wanneer de renaissance zijn intrede doet. In deze tijd waarbij de burgerbevolking aan invloed wint en de individuele mens de aandacht sterker op zich vestigt dan het ‘corpus Dei’ wordt het vertier liever gezocht bij kaart- en dobbelspel dan bij schaak, dat voor velen wel te moeilijk zal zijn geweest.
Natuurlijk is er wel een enkele uitzondering, zoals het beroemde schilderijtje van Lucas van Leyden, omstreeks 1508 ontstaan. Behalve de schakers zelf zien we een tiental toeschouwers afgebeeld en een blik op de gezichten leert al gauw dat van adel of gegoede burgerij hier geen sprake kan zijn.
‘Niemeyer merkte over dit schilderij op :’Hier is niets meer over van de lieflijke idylle der middeleeuwse chevalerie: arglistige en geslepen tronies gluren elkander aan, uit de grove monden der vadsige mannen klinken op- en aanmerkingen over het spel, de ruimte is vervuld van hun drukte. Wordt er vals gespeeld? Het gezelschap schijnt er niet te goed voor, en de kornuiten van deze heren, die op analoge schilderijen van Lucas’ hand aan het kaarten of dobbelen zijn, schrikken voor een handigheidje niet terug.’
Het probleem van de toeschouwers die voor een handigheidje niet terugschrokken of door hun aanmoedigingen de spelers uit de concentratie halen, is al oud. De toeschouwers die we op het reeds genoemde schilderij van Francesco di Giorgio in zijn interpretatie van ‘Huon de Bordeaux’ zien staan, moesten tijdens de wedstrijd een volstrekte stilte bewaren. Want dat was de eis van de om zijn leven spelende Huon en we kunnen er zeker van zijn dat deze voorwaarde zeer nodig was.
Het schaakbord bij Van Leyden is twaalf bij acht velden en we zijn geneigd ook hier weer te concluderen dat de kunstenaar zelf het schaakspel niet meester was.
Maar toch is dit niet nodig want reeds in de dertiende eeuw was het overigens zeldzaam voortkomende koerierschaak bekend.
In dit speltype kwamen geen zestien maar vierentwintig stukken voor; vier officieren en vier pionnen extra en daarbij werd het bord aangepast. Het speltype had zijn naam te denken aan de twee ‘koerierofficieren’ die precies dezelfde mogelijkheden hadden als onze moderne lopers.
Wanneer we onze aandacht nu richten op die schaakschilderijen waarbij het de schilders er alleen om te doen was hun opdrachtgevers zo voordelig mogelijk uit te beelden, valt ons oog allereerst op het charmante schilderij van de weinig bekende schilderes Sophonisba Anguisciola : Schaakpartij in de natuur, uit 1555.
Op het bord staat een Latijnse inscriptie die ons inlicht over het jaar van ontstaan en de identiteit van de speelsters. Het blijken drie zusjes van de schilderes te zijn, vergezeld van een dienstbode, In dezelfde sfeer van het uitbeelden van notabelen bij het ‘deftige’ schaakspel en opvallend door een fraaie renaissancistische constructie (symmetrie) hoort het schilderij van de Venetiaanse schilder Paris Bordone (1500-1571) thuis. Het draagt de simpele titel : ‘De schaakspelers’.
Ook in de zeventiende eeuw zet zich de renaissancistische tendens door om zich bij het schaakspel te laten portretteren, zoals we op de kopergravure van Jacob van der Heyden (1573-1645) kunnen zien. Afgebeeld is daar de hertog van Brunswijk-Lüneburg, die –aan de rechterkant zittend – de beschouwer recht in het gezicht kijkt, waardoor er geen twijfel kan bestaan wie de belangrijkste figuur diende te zijn.
Er zijn in deze eeuw nog andere Nederlandse schilders die schaakschilderijen maken en ook bij hen staat zeker de uitbeelding van personen centraal. En toch zijn deze schilderijen ook voor schaakonderzoekers van belang, omdat zij het spel situeren anders dan de renaissancistische werken. Zij schilderen de spelers in het huiselijk interieur en geven ons daarmee het bewijs, dat het schaakspel de evolutie heeft doorgemaakt van een spel voor de ‘happy few’ tot aangename tijdspassering voor de gegoede burgerij. Het schilderij van de Delftse schilder Cornelis de Man (1621-1706) toont ons een heer en dame bij het schaakspel juist op het ogenblik dat de vrouw een zet doet die de man in verlegenheid schijnt te brengen.
Een gegeven dat meer is uitgebeeld en waarvan de lithografie van W. Clerk het uiteindelijke resultaat weergeeft.
Wordt vervolgd.
Uit: Het schaakspel in de kunst- en cultuurhistorie van E.H. Schuyer,1968. Daar waar mogelijk zijn de zwart-wit foto’s uit het boek vervangen door kleurenfoto’s.
Lees ook de achtergronden bij het ontstaan van dit boek.
Eddy Schuyer is sinds december 2007 voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond. Hij heeft verschillende politieke en bestuurlijke functies bekleed. Voor meer informatie hierover klik hier. TK
Schaaksite.nl verloot vijf exemplaren van het boek Het schaakspel in de kunst- en cultuurhistorie uit 1968. Dit boek is een waardevol collectors item. Als je aan deze verloting wilt meedoen stuur dan een mail naar onder vermelding van ‘Schuyer’. De termijn van inzenden sluit op 30 september . De winnaars melden we daarna zo snel op onze site en zij krijgen ook persoonlijk bericht.