Een slecht georganiseerd schaaktoernooi
Een slecht georganiseerd schaaktoernooi
Belfort, 2006, Jeugdschaakwereldkampioenschappen
In Belfort, Frankrijk, werd van 18 juli tot 29 juli 2006 de Jeugdschaakwereldkampioenschappen gehouden. Over de organisatie van dat toernooi werd behoorlijk geklaagd. Om een indruk te krijgen van de omstandigheden waaronder de Wereldkampioenschappen plaatsvonden is in aantekening 2 het artikel van Aviv Friedman opgenomen.
En dan rijst de vraag hoe om te gaan met die klachten. Wie beoordeelt die klachten? Bij welke instantie kan de belanghebbende beroep aantekenen? Bestaat er een mogelijkheid van hoger beroep?
Zoals de organisatie in Belfort dramatisch amateuristisch was, precies zo was de behandeling van de klachtprocedure bij de FIDE. Deze zaak is in ieder geval interessant voor bestuurders van (regionale) bonden, organisatoren van schaaktoernooien, en (inter)nationaal arbiters. Want het laat zien dat als een bond het juridisch verkeerd aanpakt er grote ellende komt, met (nodeloos) aanzienlijk hoge kosten. De FIDE heeft namelijk minimaal $ 50.000 tot $ 100.000 moeten betalen aan advocatenkosten, arbitragekosten, en onkosten.
Deze zaak laat zien hoe belangrijk een goede organisator is. Als u tijd heeft en zich ervoor interesseert kunt u op 22 en 23 september en 7 oktober 2011 deelnemen aan de driedaagse ‘Actualiteitencursus (sport)evenementenbeleid’ in Oisterwijk. Kosten € 1.895, excl. btw.
Ik heb wel eens eerder geschreven hoe waardevol een goede organisator is voor de schaakwereld. Schakers, maar ook scheidsrechters moeten zich dat veel beter realiseren. Ze moeten dan ook hun respect tonen, door bijvoorbeeld hun mond te houden tijdens een openingstoespraak van de organisator.
Overigens, recent is Jean-Paul Touzé in het nieuws gekomen door zijn actie tegen de president van de FIDE, Kirsan Ilyumzhinov. Naar aanleiding van het bezoek van de president aan Khaddafi wil Touzé dat de president verdwijnt. Zie hier….
In een vervolg artikel geef ik – als ik daarvoor de tijd heb – mijn commentaar op deze zaak.
Overzicht van aantekeningen:
1. De Jeugdwereldkampioenschappen in Belfort 2006
2. Het artikel van Aviv Friedman
3. De beslissing van de Raad van Bestuur van de FIDE
4. De beslissing van de Ethische commissie van de FIDE
Inleiding
Procedure voor de Ethische commissie
Conclusies
5. De beslissing van het Hof van Arbitrage voor Sport
I. De procespartijen
II. De feiten
III. De procedure voor het Hof van Arbitrage voor Sport
III.1 Het beroepschrift
III.2 Het verweerschrift
III.3 De hoorzitting van 13 maart 2007
IV. Overwegingen ten aanzien van het recht
IV.1 De bevoegdheid van het CAS
IV.2 Het wettelijke kader
IV.3 De ontvankelijkheid van het beroep
a. Algemeen
De Algemene Vergadering
De Raad van Bestuur
De Ethische commissie
b. In de onderhavige kwestie
Wat betreft de ontvankelijkheid van het beroepschrift voor het CAS
Het ontvankelijke onderdeel van het beroepschrift voor het CAS
Conclusie
V. De kosten
Om deze gronden
6. Het persbericht op de website van de FIDE 30 mei 2007
7. De beslissing van de Algemene Vergadering op het 79ste FIDE congres
1. De Jeugdwereldkampioenschappen in Belfort 2006
Belfort is een stad in het oosten van Frankrijk en heeft ruim 50.000 inwoners. Zij ligt tussen de Vogezen en de Jura ingeklemd. Het landschap varieert van glooiende akkers tot aan een spectaculair berglandschap.
Belfort is het kleinste departement van Frankrijk. En dat komt door het heldhaftig optreden van de bevolking in de Frans-Duitse oorlog van 1870-71. Men hield 100 dagen stand tot de Fransen zich in Versailles overgaven aan de Duitsers. Als beloning kreeg de stad met haar directe omgeving een eigen departement.
In Belfort wordt van 18 tot 29 juli 2006 het Jeugdwereldkampioenschap gehouden.
2. Het artikel van Aviv Friedman
Op Chessbase van 4 augustus 2005 staat een artikel van Aviv Friedman, coach van het Amerikaanse jeugdteam en tevens van 2003 – 2008 columnist op Corus Chess. Hij laat duidelijk zijn ongenoegen blijken over de organisatie op de Jeugdwereldkampioenschappen 2005. Die reactie heb ik overgenomen omdat deze een leuk beeld zien waar een organisatie zoal op moet zijn bedacht. Er zijn over het kampioenschap meer negatieve reacties op internet, echter die zijn in de loop van de tijd niet meer toegankelijk. Er was in Belfort dus het nodige aan de hand.
Friedman:
‘Schande, diefstal en anarchie op de Jeugdwereldkampioenschappen in Belfort, Frankrijk.
Zojuist teruggekomen van een coach bijeenkomst op de Jeugdwereldkampioenschappen in Belfort, schrijf ik over enkele stuitende ervaringen over die kampioenschappen. Tekenen hiervan deden zich al enkele maanden voor voorafgaand aan het toernooi. De arrogante organisatoren, voorgezeten door de president van het organisatiecomité Jean-Paul Touzé, besloten namelijk zo weinig mogelijk bijzonderheden en logistieke informatie op de website te plaatsen waardoor e-mails werden gezonden om informatie. Daarvan werden vele in het geheel niet beantwoord en andere werden beantwoord zonder dat daarbij enige hulp of antwoord werd gegeven.
Sommige afgevaardigden moesten door verschillende tijdszones reizen (zoals de Amerikanen) en kwamen een dag eerder om zo wat te doen tegen de jet lag. Traditiegetrouw, voor zover ik mij kan herinneren, begrijpen de organisatoren dit en zorgen dan ook voor fatsoenlijke opvang (bedenk dat elke persoon, speler, bezoeker € 100 moet betalen voor accreditatie en reiskosten dat dit voldoende moet kunnen bekostigen!), maar hier weigerden de organisatoren dat natuurlijk. Na enig heen en weer schrijven beloofden zij dit te doen wanneer alle reisgegevens hun tijdig worden gegeven, wat natuurlijk het geval was.
Uiteraard werden op de 17de juli de meeste mensen, van wie velen vele uren hadden gereisd, NIET opgehaald, ondanks de beloften. Velen moesten meer dan 100 extra euro’s betalen voor een taxirit van luchthaven Basel naar Belfort.
Nadat we bij ons hotel waren aangekomen, twee kilometer van de speelzaal, realiseerden we ons snel het verschil tussen ‘comfort’ en ‘standaard’: de kamers waren klein, zonder air conditioning, of zonder zelfs tafel en stoelen om met de kinderen te werken, en de douche was zo groot als een doodskist. Als we dit uiteraard hadden geweten hadden we anders beslist – zelfs extra betaald, maar ik denkt dat ik alles te veel was voor de organisatoren. Ik moet eraan toevoegen dat de eigenaren van de hotels en het personeel hierover tamelijk in verlegenheid werden gebracht en deden alles wat mogelijk was ons te helpen. Hun goede wil die helaas niet toe te rekenen valt aan de organisatoren, was van onschatbare waarde.
Tot onze verbazing realiseerden we ons snel dat we de gelukkigsten waren! Enkele andere delegaties verbleven ongeveer 50 (!!) kilometer van de speelzaal van wie enkelen in nog belachelijker omstandigheden verbleven dan wij: uitgeleefde hotels en collegeverblijven met gemeenschappelijke toiletten in de hal met torenhoge prijzen. Deze waren allemaal kamerprijzen die aanzienlijk hoger waren dan die ik zelf had geboekt. En indien men rekening houdt met de gebruikelijke afdracht van de hotels naar de organisatoren, zijn deze bedragen niet meer dan diefstal! 89 Euro’s per dag voor een eenpersoonskamer, 70 (per persoon) voor een tweepersoonskamer, en 59 (per persoon) voor een driepersoons kamer zijn ongelooflijke prijzen voor wat de delegatie ervoor terugkreeg. Vorig jaar op Kreta werden alle delegaties ondergebracht in een vijf sterren omstandigheden, en waren de prijzen lager dan de gebruikelijke prijzen en minder dan wat ervoor werd betaald voor het lagere niveau in Belfort!
De speelzaal was een ijsbaanhal langs een tennisclub waar iedereen kon lunchen en dineren. Het eten was slecht (sommigen van ons werden ziek) en buitengewoon kind-onvriendelijk. Wachtrijen waren vaak lang, en de ruimte was natuurlijk armzalig slecht geventileerd, maar het echte juweeltje op de kroon was de speelzaal zelf. Op aangename dagen was het redelijk goed te doen, maar op warme dagen was het kortweg een Turks bad. Terwijl de delegaties plaats hadden genomen en wegsmolten in de analyse ruimte, speelden de arme kinderen onder temperaturen van ongeveer 40 graden Celsius (~104 F) in een hoge vochtigheidsgraad. Er werd geen water bezorgd, geen sanitaire voorzieningen naast een chemisch toilet buiten, en natuurlijk was het overvol. Een van onze kinderen van negen jaar durfde niet te van haar water te drinken dat ze had meegenomen, omdat ze bang was naar het toilet te moeten waar zulke lange rijen waren … Zorgen van een negen jaar oud kind op het Wereldkampioenschap!
Op sommige dagen kwamen geen shuttle bussen om ons op te pakken voor de ronde, waardoor we stadsbussen en taxi’s moesten regelen, op woeste wijze proberen binnen te komen – tamelijk grappig voor een delegatie van 31 spelers en meer dan 70 in totaal. Op een bijzonder stormachtige dag kwamen we kletsnat binnen en te laat voor het begin van de ronde. Het kostte stevige woorden en vasthoudendheid onze spelers de tijd terug te geven die ze hadden verloren op hun klokken.
Gedurende deze voorvallen, gaven de organisatoren iedereen en alles onder de zon de schuld, behalve natuurlijk henzelf! Het was altijd de schuld van de Bonden, van de delegaties, de spelers en het weer, iedereen behalve zij. Maar het ergste van alles was, dat er geen goede wil was voor medewerking. Het enige middel dat men tijdig leerde was (zoals we snel leerden!) of te schreeuwen en harde woorden te gebruiken of simpelweg dreigen met het terugtrekken van alle spelers uit het kampioenschap.
Het laatste middel (dat we hebben toegepast) leidde ertoe dat de organisatoren de indeling van de eerste ronde werd gewijzigd omdat die een rotzooitje was, waar spelers niet op de juiste wijze waren ingedeeld tegen spelers met dezelfde titel of rating, of zelfs in de verkeerde afdeling waren gezet (!) ‘Oh, nou ja, dat veranderen we morgen wel’ was het aanvankelijke antwoord – het kon hen niets schelen dat een arm kind een partij verliest tegen een kind van een ouder leeftijd en dat zijn toernooi is geruïneerd. Het motto van het kampioenschap was ‘Pas de probleme! Mais c’est impossible’ (Geen probleem! Maat het is onmogelijk). En zo kan ik wel doorgaan en over hoe de organisatoren de hoofden van de delegaties (en de ontvangst van de spellers) in de stromende regen liet staan tot zijn uieindelijk hen toestond te beginnen met de registratie op de plek. Maar ik weet zeker dat het beeld van het kampioenschap inmiddels wel meer dan duidelijk is.
De voorwaarden waaronder werd gespeeld waren verschrikkelijk, de organisatie was onder het niveau van amateuristisch en hun gedrag was ellendig, en zij brachten allemaal veel te veel in rekening. Iedereen die ik sprak, spelers, coaches, ouders, hoofden van delegaties, allemaal waren het ermee eens dat dit veruit het slechtst georganiseerde kampioenschap waar zij ooit aan hadden deelgenomen. In alle vele jaren dat ik wereldtoernooien in verschillende hoedanigheden heb bezocht, was dit kampioenschap zeker het slechtste. Schaam je Jean-Paul Touzé! Schaam jullie allen leden van de commissies en zij die deze bieding hebben goedgekeurd! Jullie toonden geen respect voor mensen, geen respect voor kinderen en geen respect voor schaken. Jullie waren onbekwaam. Ik hoop slechts dat jullie nooit weer de gelegenheid krijgen een officieel toernooi te organiseren.
Aviv Friedman
Een coach van het US team
Teaneck, NJ USA
P.S. Ons team deed het heel goed en beter dan gebruikelijk door te eindigen met een gouden medaille en enkelen bij de top 10 (en top 5). Dus om die reden heeft dit geen ‘zure druiven’ brief. Nee, het toernooi was verschrikkelijk. Tot slot is het gewenst te noemen dat onze bond alles heeft gedaan volgens het boekje, ervoor heeft gezorgd dat alle betalingen en formulieren juist zijn ingevuld en tijdig zijn verstuurd op een werkelijk voorbeeldige wijze.
3. De beslissing van de Raad van Bestuur van de FIDE
In Dresden komt op de Raad van Bestuur van de FIDE bijeen op 22-23 augustus 2005. Tijdens die vergadering wordt ook gesproken over de kampioenschappen in Belfort.
Persverklaring van de FIDE over de organisatie van de Jeugdwereldkampioenschappen in Belfort.
Dinsdag 23 augustus 2005.
‘De Raad van Bestuur op het FIDE Congres, 17-24 augustus 2005 in Dresden, Duitsland, heeft beslist dat de heer Jean-Paul Touzé, organisator van de Jeugdwereldkampioenschappen afgelopen maand in Belfort, Frankrijk, voor een tijdsduur van vijf jaar het recht is ontnomen enig FIDE-toernooi te organiseren. En voorts de klachten ter behandeling heeft verwezen naar de Ethische commissie van de FIDE. Alle informatie over verdere klachten kunnen worden voorgelegd aan de heer Nigel Freeman van de Ethische commissie van de FIDE, zijn e-mail luidt: . Van twaalf Bonden heeft FIDE klachten ontvangen over de voorwaarden en omstandigheden waaronder de Jeugdwereldkampioenschappen 2005 in Belfort, Frankrijk heeft plaatsgevonden. Al zes maanden voorafgaande aan het Kampioenschap heeft FIDE bij verschillende gelegenheden contact opgenomen met de organisatoren en gewezen op verschillende kwesties en zorgen over de organisatie van de Kampioenschappen. Helaas heeft FIDE ervaren dat het niet mogelijk was op een behoorlijke wijze te communiceren met de organisatoren en gingen zij verder met hun plannen zonder rekening te houden met het advies van FIDE.
Uit de ontvangen klachten blijkt duidelijk dat de Kampioenschappen niet was georganiseerd op het niveau dat verwacht kon worden van dit belangrijke Wereldevenement en niet overeenkomt met bestaande goed gevestigde praktijk. Dit betreft de voorwaarden voor de deelnemers, de infrastructuur van de Kampioenschappen en de kwaliteit van het management. Veel deelnemers en delegaties uitten hun ongenoegen over de manier waarop zij werden behandeld en over het oplossen van hun zorgen.
Voor FIDE is het van groot belang dat de Jeugdwereldkampioenschappen worden gehouden onder de beste en op professionele wijze en wanneer sprake is van een niet-professionele leiding van de toernooien heeft dat zijn weerslag niet alleen op FIDE maar op de gehele schaakwereld.
Op grond van het bovenstaande beslist de Raad van Bestuur als volgt:
1. De organisator van het toernooi in Belfort, de heer Jean-Paul Touzé, wordt het recht ontnomen enig FIDE-toernooi te organiseren voor een periode van vijf jaar met ingang van 23 augustus 2005.
2. Alle klachten die het secretariaat van de FIDE heeft ontvangen worden voor verdere behandeling overgedragen aan de Ethische commissie van de FIDE. De organisator mag zijn zienswijze in het onderzoek kenbaar maken. De Ethische commissie kan aanvullende maatregelen aanbevelen aan de Raad van Bestuur.
3. De Raad van Bestuur geeft een aanbeveling aan de Europese schaakunie een soortgelijke beslissing uit te vaardigen over het deelnemen van de organisator aan Europese schaakevenementen uit te vaardigen.
Het bovengenoemde besluit werkt op geen enkele wijze door in de verhouding met de Franse schaakbond waarmee FIDE een langdurige, innige en goede verhouding heeft.
Voor meer informatie kan men contact opnemen met
Federation Internationale des Echesc (FIDE)
De heer George Mastrokoukos
4. De beslissing van de Ethische commissie van de FIDE
Hierna volgt de beslissing van de Ethische commissie van de FIDE over de Belfort-zaak.
Beslissing van de Ethische commissie van de FIDE over het Jeugd schaakwereldkampioenschap 2005 in Belfort (Frankrijk)
Inleiding
In Belfort (Frankrijk) werd van 18 juli tot 29 juli 2006 de Jeugd schaakwereldkampioenschappen gehouden. De voorzitter van het organisatie comité was de heer Jean-Paul Touzé.
Op het 76ste congres van de FIDE dat van 17 tot 24 augustus werd gehouden in Dresden (Duitsland), vond ook een vergadering plaats van de Raad van Bestuur. In die vergadering kwamen vele klachten over de organisatie in Belfort aan de orde.
Vertegenwoordigers uit Hongarije en Turkije verzochten de heer Touzé te schorsen voor een periode van drie jaar om FIDE toernooien te organiseren omdat ‘het niveau waarop de organisator zich gedraagt niet past bij dat van een wereldkampioenschap’ (‘the attitude of the organiser that is not on the level parallel with the level of the World Championships’). Vertegenwoordigers van de bonden uit de Verenigde Staten, Trinidad en Tobago en Engeland deelden deze mening en klaagden over slechte omstandigheden tijdens het kampioenschap. De vertegenwoordiger van Duitsland vroeg een schorsing voor vijf jaren en werd daarbij bijgestaan door de heer Kutin (president van het Europese continentaal).
Tijdens de vergadering was er geen vertegenwoordiger aanwezig van de Franse schaakbond, hoewel deze daarvoor wel was uitgenodigd, zoals de secretaris-generaal van de FIDE verklaarde.
De Raad van Bestuur besliste als volgt:
4. De organisator van het toernooi in Belfort, de heer Touzé, wordt het recht ontnomen enig FIDE-toernooi te organiseren voor een periode van vijf jaar met ingang van 23 augustus 2005.
5. Alle klachten die het secretariaat van de FIDE heeft ontvangen worden voor verdere behandeling overgedragen aan de Ethische commissie van de FIDE. De organisator mag zijn zienswijze in het onderzoek kenbaar maken. De Ethische commissie kan aanvullende maatregelen aanbevelen aan de Raad van Bestuur.
6. De Raad van Bestuur geeft een aanbeveling aan de Europese schaakunie een soortgelijke beslissing uit te vaardigen over het deelnemen van de organisator aan Europese schaakevenementen uit te vaardigen.
Een persverklaring van deze beslissing werd na afloop van de vergadering openbaar gemaakt.
Procedure voor de Ethische commissie
De Ethische commissie heeft na afloop van de vergadering in Dresden vier schriftelijke klachten ontvangen met verschillende inhouden over het kampioenschap. Deze kwamen van de bonden uit Turkije, Iran, Italië en Trinidad en Tobago.
De verklaringen bevatten klachten over de afstand tussen de speelzaal en de hotels (soms twee uur rijden met bus), de kwaliteit van de hotels, en de manier waarop de heer Touzé reageerde op de klachten, etc.
De Ethische commissie heeft ook een kopie ontvangen van een open brief van de heer Touzé aan de president van de FIDE. In deze brief ontkende hij alle beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht en hij klaagde over de manier waarop de beslissing was genomen.
De Ethische commissie heeft de Franse schaakbond gevraagd te reageren op de klachten die zijn gemaakt over de organisatie. De Franse schaakbond verwees naar de hierboven genoemde brief van de heer Touzé. Zij verklaarde ook dat deelnemers aan het kampioenschap zich tijdens hun verblijf misdroegen en dat niet alle bonden hun kosten hebben betaald.
De Ethische commissie heeft ook het secretariaat van de FIDE om informatie gevraagd. De heer Gelfer van het bureau van de FIDE heeft in Belfort een onderzoek gehouden. De Ethische commissie heeft van de FIDE geen enkel rapport ontvangen over de inspectie. De heer Gelfer verklaarde dat toen hij ter plekke inspecteerde, de bedoelde voorwaarden anders waren die ten tijde van het toernooi.
De secretaris-generaal van de FIDE heeft op voorhand aan de Franse organistoren zijn zorgen overgebracht.
FIDE heeft geen checklist waarin staat beschreven wat de voorwaarden moeten zijn voor het organiseren van een toernooi als dat in Belfort.
Conclusies
De Ethische commissie heeft het volgende overwogen:
- Er bestaan geen richtlijnen van de FIDE om de voorwaarden na te lopen van het Jeugd wereldkampioenschap (bijvoorbeeld de maximale afstand tussen het hotel en de speelzaal).
- Uit de klachten die onze commissie heeft ontvangen krijgen we de indruk dat de organisatie van het toernooi niet van een hoge kwaliteit was. Het sluiten van alle toiletten en daarna het openen van enkele mobiele toiletten was onaanvaardbaar. Het was niet mogelijk in de aangewezen stad zo’n groot toernooi te organiseren. Het vervoeren van personen in bussen over 50 kilometer (als er geen plek meer was in de bus, had iemand een probleem, waardoor de ouders met hun tien jaar oude kinderen strandden). Spelers en hun begeleiders moesten ongeveer twee uur wachten tussen de lunch en de volgende partij in een stad waar niets was te beleven.
- De houding van de organisator tegen de klagers was er niet op gericht problemen op te lossen, maar te leiden tot polarisatie. De Franse schaakbond (die degene was die een bod uitbracht op het toernooi) was zelfgenoegzaam en toen de FIDE de zaak aan de orde stelde was zij niet geïnteresseerd om deze te onderzoeken. Toen de problemen ontstonden op het toernooi (zoals is gebeurd met een gehandicapte jongen) zocht zij te laat zaken uit.
De Ethische commissie heeft de volgende conclusies getrokken:
- De Ethische commissie beveelt de FIDE aan voorwaarden te formuleren die gelden voor het organiseren van toernooien van grote omvang en van groot belang. Deze voorwaarden moeten controleerbaar zijn en voor elk onderdeel van de organisatie mogelijk zijn toe te passen;
- Het is aan te bevelen dat wanneer zaken zijn voorgelegd aan de Ethische commissie een ander FIDE orgaan slechts dan een beslissing neemt indien de Ethische commissie dat vraagt;
- Tegen de organisatoren worden geen aanvullende maatregelen voorgesteld. De commissie geeft geen commentaar op de maatregelen van de Raad van Bestuur.
De Ethische commissie van de FIDE,
Maart 2006
5. De beslissing van het Hof van Arbitrage voor Sport
Achterste rij van links naar rechts: Jean Marc Reymond (advocaat van de FIDE in Zwitserland), Israel Gelfer (FIDE ere vice-president), Gerry Walsch (president van de Engelse schaakbond en voorzitter van de Commissie voor gehandicapten van de FIDE), William Kelleher (vice-president van de FIDE), Morten Sand (juridisch adviseur van de FIDE).
Voorste rij van links naar rechts: Ziya Ahmedov (coach van de Turkse delegatie in Belfort), Laura Franco (lid van de Italiaanse delegatie in Belfort), Ignatius Leong (secretaris-generaal van de FIDE), Mario Merrit (chef van de Trinidad & Tobago delegatie in Belfort), Zsolt Korpics (chef van de Hongaarse delegatie in Belfort), George Mastrokoukos (technisch adviseur van de FIDE), Bernd Vokler (coach van de Duitse delegatie in Belfort) en Sebastiano Messina (lid van de Italiaanse delegatie in Belfort).
Hof van Arbitrage voor Sport, 22 mei 2007
CAS 2006/A/1163 Mr Jean-Paul Touzé v/ FIDE
Arbitrale beslissing
van het
Hof van Arbitrage voor Sport
bestaande uit:
- president: de heer Jacques Baumgartner, advocaat, Lausanne, Zwitzerland
- leden: de heer Jean-Pierre Karaquillo, professor, Limoges, Frankrijk, de heer Michele Bernasconi, advocaat, Zurich, Zwitzerland
- griffier: de heer Patrick Grandjean, advocaat, Lausanne, Zwitzerland
in de arbitrage zaak tussen
- de heer Jean-Paul Touzé, Valdoie, Frankrijk
Vertegenwoordigd door de heer Bernard Alexandre, advocaat, Straatsburg, Frankrijk,
eiser
en
- Wereld Schaakbond (FIDE), Athene, Griekenland
Vertegenwoordigd door de heer Jean-Marc Reymond, advocaat, Lausanne, Zwitzerland,
Verweerder
I. De procespartijen
1. De heer Jean-Paul Touzé is geboren op 19 juni 1950 en woont in Frankrijk. Hij schaakt in competitieverband en is lid van de Franse schaakbond, die verbonden is aan de FIDE. Bij de FIDE staat hij geregistreerd als internationaal arbiter.
2. De Wereld Schaakbond (hierna genoemd als ‘Verweerder’ of ‘FIDE’) heeft de nationale schaakbonden als haar leden. In het bijzonder is FIDE verantwoordelijk voor de organisatie van wereldkampioenschappen schaken en elk ander toernooi dat onder haar bevoegdheid wordt gehouden. Haar zetel is in Lausanne.
II. De feiten
3. In 2001 heeft FIDE de heer Jean-Paul Touzé aangewezen om het Jeugd wereldkampioenschap 2005 (hierna het ‘wereldkampioenschap’) te organiseren dat in Belfort, Frankrijk, plaatsvond van 18 tot 29 juli 2005.
4. De organisatie en het verloop van het kampioenschap werd hevig bekritiseerd door FIDE, deelnemers, hun vertegenwoordigers en afgevaardigden van de nationale bonden.
5. In augustus 2005 heeft de Raad van Bestuur van de FIDE (hierna genoemd ‘de Raad van Bestuur’) bijeen in Dresden, Duitsland, de tekortkomingen bekeken van de organisatie van het kampioenschap in het algemeen en de rol van de heer Jean-Paul Touzé in het bijzonder. Touzé noch de Franse schaakbonden waren aanwezig op die vergadering. De beraadslagingen en de beslissingen van de Raad van Bestuur werden vermeld in een communiqué dat FIDE publiceerde op haar website in augustus 2005.In het bijzonder werd verklaard dat:
- twaalf nationale schaakbonden hadden geklaagd over de omstandigheden waaronder het kampioenschap had plaatsgevonden;
- in de zes maanden voorafgaand aan het kampioenschap was FIDE niet in staat geweest te communiceren met de heer Jean-Paul Touzé;
- de kwaliteit van de organisatie schoot te kort voor het niveau dat verwacht mag worden voor een wereldkampioenschap of zelfs voor het niveau dat in het algemeen mag worden verwacht voor elk toernooi;
- het imago van FIDE en het schaken in de wereld is beschadigd door deze talloze tekortkomingen;
- de Raad van Bestuur heeft het volgende besloten:
1. De organisator van het toernooi in Belfort, de heer Touzé, wordt het recht ontnomen enig FIDE-toernooi te organiseren voor een periode van vijf jaar met ingang van 23 augustus 2005.
2. Alle klachten die het secretariaat van de FIDE heeft ontvangen worden voor verdere behandeling overgedragen aan de Ethische commissie van de FIDE. De organisator mag zijn zienswijze in het onderzoek kenbaar maken. De Ethische commissie kan aanvullende maatregelen aanbevelen aan de Raad van Bestuur.
3. De Raad van Bestuur geeft een aanbeveling aan de Europese schaakunie een soortgelijke beslissing uit te vaardigen over het deelnemen van de organisator aan Europese schaakevenementen uit te vaardigen.
6. Niet ter discussie staat dat FIDE de heer Jean-Paul Touzé nimmer formeel op de hoogte heeft gesteld van het besluit van de Raad van Bestuur.
7. Op 3 februari 2006 heeft de heer Jean-Paul Touzé tegen het besluit van de Raad van Bestuur van augustus 2005 beroep aangetekend bij de Ethische commissie en het volgende gevorderd:
‘Verklaar het beroepschrift ontvankelijk en gegrond.
Vernietig of zet het besluit buiten werking waarin de heer Touzé voor een periode van vijf jaar met ingang van 23 augustus 2005 is geschorst om enig FIDE toernooi te organiseren.
Beslist vervolgens dat er geen enkele reden bestaat voor een straf.
Bepaal dat de heer Touzé een bedrag van 250 dollars wordt terugbetaald overeenkomstig artikel 16.7.4 van het Statuut.’
8. Bij brief van 21 maart 2006 heeft de raadsman van de heer Jean-Paul Touzé de Ethische commissie van de FIDE gevraagd de ontvangst van het beroep te bevestigen en voorts mee te delen binnen welk tijdsbestek het beroepschrift wordt behandeld.
9. Op 23 maart 2006 heeft de FIDE aan Eiser zonder verdere bijzonderheden een ongedateerd document gezonden dat de Ethische commissie kennelijk in maart 2006 heeft beslist, getiteld ‘Beslissing van de Ethische commissie van de FIDE over het Jeugd schaakwereldkampioenschap 2005 in Belfort (Frankrijk)’. Dit document bevat een korte samenvatting van de discussies die hebben plaatsgevonden in de Raad van Bestuur tijdens zijn vergadering in Dresden in augustus 2005, van het communiqué dat is geplaatst op de website van de FIDE en van de verschillende voorbereidende vragen van de Ethische commissie.
Echter, de FIDE heeft niet gereageerd op het beroepschrift van de heer Jean-Paul Touzé van 3 februari 2006. Volgens de beslissing van de Ethische commissie van de FIDE heeft zij de volgende conclusies getrokken:
- De Ethische commissie beveelt de FIDE aan voorwaarden te formuleren die gelden voor het organiseren van toernooien van grote omvang en van groot belang. Deze voorwaarden moeten controleerbaar zijn en voor elk onderdeel van de organisatie mogelijk zijn toe te passen;
- Het is aan te bevelen dat wanneer zaken zijn voorgelegd aan de Ethische commissie een ander FIDE orgaan slechts dan een beslissing neemt indien de Ethische commissie dat vraagt;
- Tegen de organisatoren worden geen aanvullende maatregelen voorgesteld. De commissie geeft geen commentaar op de maatregelen van de Raad van Bestuur.
10. In een fax van 24 maart 2006 heeft de raadsman van de heer Jean-Paul Touzé zijn verbazing uitgesproken dat de Ethische commissie van de FIDE in haar ongedateerde beslissing, geen commentaar heeft gegeven over de maatregelen van de Raad van Bestuur. Hij concludeert dat ‘deze handelwijze volgens hem geen beslissing lijkt te geven op de gronden van de heer Touzé in zijn beroepschrift van 3 februari 2006’. Daarom vraagt hij de commissie uitdrukkelijk hierover een beslissing te nemen.
11. In een fax van 28 maart 2006 erkende FIDE de ontvangst van bovengenoemde correspondentie van 24 maart 2006 en beloofde dat een antwoord ‘zo spoedig mogelijk’ zou worden gegeven.
12. In een fax en een e-mail van 2 april 2006 legde de juridisch adviseur van de FIDE, de heer Morten Sand, uit aan eiser de algemene beginselen van de interne organisatie van verweerder en van de juridische mogelijkheden wat te doen tegen een beslissing van de Raad van Bestuur dan wel die van de Ethische commissie.
13. De heer Jean-Paul Touzé heeft steeds ontkend de brief van 2 april 2006 te hebben ontvangen en FIDE is niet in staat gebleken de verzending daarvan enigszins te kunnen bewijzen.
14. Op 18 april 2006 heeft de raadsman van de heer Jean-Paul Touzé de Ethische commissie van de FIDE geschreven dat hij nog steeds wacht op een beslissing op zijn beroepschrift van 3 februari 2006 en op zijn brief van 24 maart 2006.
15. De Ethische commissie van de FIDE heeft nimmer gereageerd op deze brief van 18 april 2006.
III. De procedure voor het Hof van Arbitrage voor Sport
III.1 Het beroepschrift
16. In zijn beroepschrift van 29 september 2006 heeft de heer Jean-Paul Touzé zijn zaak voorgelegd aan het Hof van Arbitrage voor Sport (hierna ‘CAS’). Hij concludeert het volgende:
‘Om deze gronden verzoek ik het Hof van Arbitrage voor Sport:
Het beroepschrift ontvankelijk en gegrond te verklaren.
Vernietig of zet het besluit buiten werking van de Ethische commissie van ‘maart 2006’ en het besluit van de Raad van Bestuur van de FIDE om de heer Touzé voor een periode van vijf jaar met ingang van 23 augustus 2005 te schorsen om enig FIDE toernooi te organiseren.
Beslis vervolgens dat er geen reden bestaat voor een straf.
Bepaal dat FIDE alle kosten van de arbitrage moet betalen en aan de heer Touzé een bedrag van 250 dollars moet terugbetalen vanwege het vooraf betalen van griffierecht voor het beroepschrift bij de Ethische commissie.
Verzoekt dat de heer Touzé bewijs levert van zijn schade niet alleen door middel van het overleggen van de bewijsstukken voor het hof maar ook door het horen van een getuigenverklaring van de wereldkampioen, de heer Anatoli Karpov.
De wereldschaakbond te veroordelen tot het betalen van een schadeloosstelling van € 100.000 aan de heer Touzé.
Te bepalen dat de beslissing op kosten van de FIDE wordt gepubliceerd op de website van de FIDE voor een periode van een maand.’
17. Ter ondersteuning van zijn eisen heeft de heer Jean-Paul Touzé de volgende gronden aangevoerd:
- De beslissing van de Raad van Bestuur is in strijd met de statuten van de FIDE:
a. Volgens de beschikbare mogelijkheden voor het treffen van maatregelen, beschikte de Raad van Bestuur niet over de bevoegdheid de heer Jean-Paul Touzé te beletten om toernooien voor de FIDE te organiseren. Een dergelijke straf kan slechts de Ethische commissie nemen. Om deze reden moet de omstreden beslissing van de Raad van Bestuur worden vernietigd.
b. Volgens de statuten van verweerder kan de schorsing voor het organiseren van FIDE toernooien niet langer zijn dan drie jaar. Echter, de beslissing van de Raad van Bestuur betreft een periode van vijf jaar.
c. De heer Jean-Paul Touzé heeft nimmer een uitnodiging van de op handen zijnde beslissing van de Raad van Bestuur ontvangen. Hij was derhalve niet in staat gebruik te maken van zijn recht te worden gehoord, schriftelijk noch mondeling. De procedure van de FIDE is derhalve niet alleen in strijd met artikel 16.7.3 van haar statuten maar ook met de algemene beginselen die gelden voor het recht op verdediging.
- De Ethische commissie van de FIDE heeft eveneens het meest fundamentele recht geschonden van de heer Jean-Paul Touzé door hem te beletten zich te kunnen verdedigen voor de commissie. Voorts heeft de commissie verzuimd te beslissen op zijn beroep van 3 februari 2006 en heeft zij geweigerd ter reageren op de maatregen die de Raad van Bestuur tegen hem heeft genomen. ‘Dit is een flagrante schending van het recht, dat alleen al een beroepszaak rechtvaardigt.’
- De ervaring van de heer Jean-Paul Touzé in het organiseren van schaaktoernooien heeft hem een uistekende internationale reputatie bezorgd. Hij verwerpt ten stelligste de kritiek die tegen hem wordt geuit over het Jeugdwereldkampioenschap 2005. De straffen die de FIDE tegen hem heeft opgelegd zijn oneerlijk en hebben hem in zijn regio een financiële schade bezorgd van € 100.000.
III.2 Het verweerschrift
18. Op 6 december 2006 heeft FIDE het volgende naar CAS gezonden:
‘Op grond van het bovenstaande, verzoekt verweerder, de Wereldschaakbond, het Hof van Arbitrage voor Sport het volgende te beslissen:
Primair:
1. Het beroepschrift is te laat ingediend.
Subsidiair:
2. Het beroepschrift is niet-ontvankelijk.
Meer subsidiair:
3. Alle beroepsgronden moeten worden verworpen.’
19. De argumenten die FIDE daartoe heeft aangedragen luiden:
- Voor de omvang van het geding voor het CAS is bepalend dat voor de beslissing van augustus 2005 de 21-dagen termijn zoals vermeld in de statuten van de FIDE niet in acht is genomen. Hoewel het juist is dat de omstreden beslissing niet kenbaar is gemaakt aan de heer Jean-Paul Touzé, brengt het beginsel van de redelijkheid en billijkheid met zich mee dat het hem niet vrij staat tegen deze beslissing beroep aan te tekenen wanneer het hem uitkomt, bijvoorbeeld meer dan een jaar nadat hij wetenschap heeft gekregen van de beslissing.
- Het beroepschrift voor het CAS tegen de beslissing van de Ethische commissie van de FIDE is eveneens te laat ingediend omdat het is ingediend zes maanden nadat de beslissing openbaar is gemaakt. Bovendien heeft de beslissing geen betrekking op eiser, die daardoor geen juridisch belang heeft tegen deze beslissing beroep aan te tekenen.
- Wat betreft de beslissing van de Raad van Bestuur zijn de interne wettelijke mogelijkheden van rechtsbescherming nog niet uitgeput of gebruikt. In dit geval had de zaak kunnen worden voorgelegd voor de Algemene Vergadering van 2006 of 2008. Eiser koos het verkeerde beroepsorgaan toen hij zich wendde tot de Ethische commissie, die niet bevoegd is een beslissing te beoordelen van de Raad van Bestuur die is genomen in een jaar waarin de Algemene Vergadering van de FIDE niet bijeen komt.
- Het staat FIDE vrij te bepalen wie zij het recht verleent een toernooi te organiseren dat onder haar auspiciën wordt gehouden.
III.3 De hoorzitting van 13 maart 2007
20. Op 13 maart 2007 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in Lausanne, waar CAS haar zetel heeft.
21. Bij het begin van de hoorzitting hebben de partijen uitdrukkelijk bevestigd dat zij geen bezwaren hebben tegen de samenstelling van het Panel van de arbitrage.
22. De volgende personen waren aanwezig op de hoorzitting:
- De heer Jean-Paul Touzé, vergezeld met zijn raadsman, de heer Bernard Alexandre, bijgestaan door de heer Jean-Claude Moingt, president van de Franse schaakbond, en de heer Laurent Verat, directeur-generaal van de Franse schaakbond.
- FIDE, vertegenwoordigt door zijn juridisch adviseur, de heer Morten Sand, vergezeld door de heer Jean-Marc Reymond, advocaat, en bijgestaan door de heer Johnson Belangenyi, tolk.
23. Het Panel van arbitrage heeft gehoord de getuigenverklaring van de heer Ignatius Leong, secretaris-generaal van de FIDE, en de heer William Kelleher, vice-president van de FIDE en oud-president van de Ethische commissie. Voordat zij werden gehoord, werd hen gewezen op de mogelijke gevolgen van een onjuiste verklaring.
IV. Overwegingen ten aanzien van het recht
IV.1 De bevoegdheid van het CAS
24. De bevoegdheid van het CAS is geregeld in artikel R47 van de Code van Sport die betrekking heeft op arbitrage (hierna genoemd ‘de Code’) waarin het volgende is opgenomen:
‘Een beroep tegen een beslissing van een bond, of een aan een sport-gerelateerd lichaam kan worden voorgelegd aan het CAS indien de statuten of reglementen van het genoemde lichaam hierin voorzien of als de partijen dit in een speciale arbitrage overeenkomst zijn overeengekomen. En indien de Eiser voorafgaande aan zijn beroep gebruik heeft gemaakt van de juridische mogelijkheden, zoals die staan genoemd in de statuten of de reglementen van het genoemde sport-gerelateerde lichaam.
25. De bevoegdheid van het CAS is geregeld in artikel 17.1 van de statuten van de FIDE en is uitdrukkelijk aanvaard door de partijen, in hun documenten en is voorzien van een handtekening op de aanvraagformuleren van het verzoek tot arbitrage.
IV.2 Het wettelijke kader
26. Artikel R58 van de Code luidt, dat een Panel op het geschil zal beslissen overeenkomstig de geldende regels en het recht dat de partijen hebben gekozen, of bij afwezigheid van zo’n keuze, volgens het recht van het land van de bond, het sport-gerelateerd lichaam dat de omstreden beslissing heeft genomen, of volgens het recht dat volgens het Panel het meest geschikt is om toe te passen. In het laatste geval motiveert het Panel dit.
27. In dit geval hebben de partijen niet uitdrukkelijk een keuze gemaakt voor het recht dat moet worden toegepast. Daarom zijn primair de regels in statuten van de FIDE van toepassing. Subsidiair is het Zwitserse recht van toepassing.
IV.3 De ontvankelijkheid van het beroep
28. Bij een tussenbeslissing van 2 november 2006 heeft de plaatsvervangend president van de Afdeling van de Hof van Arbitrage als volgt beslist:
‘1. Verklaar het beroep ontvankelijk in stand van het geschil zoals het nu luidt
2. Handhaaf de Franse taal als de taal waarin het geschil wordt gevoerd
3. Hef griffierechten.’
29. Op grond van artikel R57 van de Code heeft het Panel de volledige bevoegdheid de zaak te onderzoeken. Deze bevoegdheid brengt met zich mee de partijen opnieuw te mogen horen over de feitelijke omstandigheden en de juridische argumenten die zij naar voren hebben gebracht, om zo een definitieve beslissing in de zaak (FCLP v. IWL, CAS 99/A/252, blz. 22; Mr. De Bruin v. FINA, CAS 98/211, blz. 19; G. Deferr & FREG v. FIG, CAS 2004/A/549, blz. 8; CAS 2004/A/674 Fernando Correa v. FIFA). In dit verband staat het Panel het vrij de aanvullende beslissing van de plaatsvervangend president van de Afdeling van arbitrage te herzien.
30. Het lijkt in de eerste plaats gewenst de bepalingen van de statuten te onderzoeken die gaan over de organisatie van de FIDE en deze op het onderhavige geschil toe te passen.
a. Algemeen
De Algemene Vergadering
31. De Algemene Vergadering bekleedt het hoogste gezag in de FIDE. Zij heeft zowel wetgevende bevoegdheid als in beginsel uitvoerende (besturende) bevoegdheden. In het bijzonder houdt zij toezicht op de handelingen van de Raad van Bestuur (artikel 4.1 van de Statuten van de FIDE). Normaal gesproken komt zij om het jaar bijeen, bijvoorbeeld in elk oneven jaar (artikel 4.12 van de Statuten). Om een onderwerp te behandelen op de agenda van de Algemene Vergadering moet de president van de FIDE voorstellen daartoe hebben ontvangen binnen drie maanden voorafgaande aan de datum van de vergadering van de Algemene Vergadering (artikel 4.11 van de Statuten).
De Raad van Bestuur
32. Tijdens oneven jaren zijn de bevoegdheden van de Algemene Vergadering van de FIDE overgedragen aan de Raad van Bestuur. Echter, hij kan niet beslissen op voorstellen tot het benoemen van officials van de FIDE of over wijzigingen in de Statuten. De beslissingen die op deze wijze de Raad van Bestuur van de FIDE heeft gekomen kunnen worden herzien door de eerstvolgende Algemene Vergadering (artikel 4.1 van de Statuten).
33. Tijdens even jaren zijn de bevoegdheden van de Raad van Bestuur van de FIDE beperkt (artikel 5.1 van de Statuten).
De Ethische commissie
34. Hoofdstuk 8 van de Statuten van de FIDE verleent de Algemene Vergadering de bevoegdheid zo nodig permanente of tijdelijke commissies in het leven te roepen (artikel 8.1 van de Statuten van de FIDE). De Ethische commissie is een permanente commissie (artikel 8.2, sub (g) van de Statuten. Voor de rechtsgeldigheid moet elke beslissing van zo’n commissie worden goedgekeurd door de Algemene Vergadering (‘rechtskracht’) (artikel 8.7 van de Statuten).
35. Hoofdstuk 15 van de Statuten van de FIDE geeft een richtsnoer voor de Ethische commissie. Artikel 15.5.3 bevat een niet-limitatieve opsomming van schendingen van de Ethische code. Verschillende klachten tegen de heer Jean-Paul Touzé lijken te vallen binnen het bereik van deze bepaling.
36. Artikel 15.7.1 van de Statuten van de FIDE luidt als volgt:
‘Schending van een bepaling van deze code door elke Bond of elke FIDE official wordt gemeld aan het secretariaat van de FIDE.’
37. In vervolg luidt daarop artikel 15.7.2 van de Statuten van de FIDE:
‘Schending van een bepaling van deze code door elke persoon wordt gemeld aan en beslist op door de Ethische commissie van de FIDE.’
38. Artikel 15.7.4 van de Statuten van de FIDE luidt als volgt:
‘Beroep tegen een beslissing van elke official van de FIDE kan worden voorgelegd aan de Ethische commissie van de FIDE. Het beroepschrift moet per aangetekende brief worden gezonden aan en vergezegd van een borgsom van tweehonderd-envijftig U.S. dollars (US $ 250). De borgsom wordt teruggestort indien de inhoud en het doel van het beroepschrift gegrond is.’
39. Op grond van artikelen 15.7.5 en 15.7.6 kan elke beslissing van de Ethische commissie binnen 21 dagen na haar bekendmaking voor hoger beroep worden voorgelegd aan het CAS. Het Panel verstaat de laatste bepaling aldus dat een bijzondere bepaling voorgaat voor artikel 8.7 van de Statuten.
b. In de onderhavige kwestie
Wat betreft de ontvankelijkheid van het beroepschrift voor het CAS
40. Het staat niet ter discussie dat de beslissing van de Raad van Bestuur werd genomen op de vergadering in Dresden in augustus 2005, niet is bekend gemaakt aan de heer Jean-Paul Touzé. Echter, het Panel is er niettemin van overtuigd dat de heer Touzé in ieder geval in september 2005 hiervan op de hoogte was, zoals duidelijk blijkt uit de documenten die hij zelf heeft overgelegd in deze procedures. Deze documenten bevatten in het bijzonder een persbericht van 30 augustus 2005 waarin de heer Jean-Paul Touzé zijn voornemen verklaart beroep te zullen aantekenen tegen de beslissing.
41. In een persverklaring die in augustus 2005 op de website van de FIDE is geplaatst, is bekend gemaakt dat haar Raad van Bestuur heeft beslist, in de eerste plaats dat de heer Jean-Paul Touzé voor vijf jaar niet het recht heeft een FIDE toernooi te organiseren en, in de tweede plaats dat het dossier wordt gezonden naar haar Ethische commissie voor nader onderzoek. In dat verband was aangegeven dat de heer Jean-Paul Touzé bevoegd is zijn zienswijze kenbaar te maken en, zo nodig, dat de Ethische commissie aanbevelingen kan doen aan de Raad van Bestuur over elke aanvullende maatregel die nodig is.
42. In dit verband meent het Panel dat de heer Jean-Paul Touzé terecht mocht menen op de hoogte te worden gesteld van de beslissing van de Raad van Bestuur. Het Panel is overtuigd van de juistheid van de verklaring van Eiser dat hij vanwege het ontbreken van de bekendmaking en andere mededelingen van de Verweerder ervoor heeft gekozen op 3 februari 2006 beroep aan te tekenen tegen de beslissing van de Raad van Bestuur bij de Ethische commissie.
43. Artikel 4.1 van de Statuten van de FIDE regelt duidelijk dat een beslissing van de Raad van Bestuur in een oneven jaar slechts op de eerstvolgende Algemene Vergadering kan worden herzien. Bovendien hebben op de hoorzitting de heren Ignatius Leong en Morten Sand tegenover het Panel bevestigd dat zo’n beslissing op de agenda van elke Algemene Vergadering kon worden geplaatst die volgt op het oneven jaar waarin de beslissing is genomen. Volgens hun verklaringen en in overeenstemming met de beperkt hoeveelheid tijd die de heer Jean-Paul Touzé is gegund kan alleen hij de beslissing van de Raad van Bestuur in augustus 2005 voor onderzoek voorleggen aan de Algemene Vergadering in het jaar 2008. Het Panel heeft hiervan kennis genomen.
44. De eiser verwijst naar artikel 15.7.4 van de Statuten van de FIDE om zijn beroepschrift te rechtvaardigen dat hij heeft ingediend bij de Ethische commissie tegen de beslissing van de Raad van Bestuur. Echter, die regel voorziet slechts in de mogelijkheid beroep aan te tekenen tegen een beslissing van een natuurlijk persoon die bij de FIDE taken uitvoert, en niet tegen een beslissing van een van de organen van Verweerder. Daarom kan de beslissing van de Raad van Bestuur niet vallen onder artikel 15.7.4. Volgens de getuige die het Panel heeft gehoord, kan dit in het bijzonder worden verklaard in het feit dat in oneven jaren de Statuten van de FIDE de Raad van Bestuur op dezelfde hoogte plaatsen als de Algemene Vergadering, zodat de beslissingen niet kunnen worden herzien door een hiërarchisch lager intern orgaan.
45. Door tegen de beslissing van de Raad van Bestuur beroep aan te tekenen bij de Ethische Commissie heeft de heer Jean-Paul Touzé zich niet gewend tot de bevoegde autoriteit. Hij heeft daarom niet gebruik gemaakt van de openstaande interne juridische rechtsmiddelen, iets wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van een beroepschrift voor het CAS, zoals geregeld in artikel R47 van de Code en artikel 17.1 van de Statuten van de FIDE.
Het ontvankelijke onderdeel van het beroepschrift voor het CAS
46. Op grond van het bovenstaande is het duidelijk dat het beroepschrift van de heer Jean-Paul Touzé aan de Ethische commissie niet-ontvankelijk is, een feit dat de FIDE hem nimmer heeft verteld ook niet voorafgaande aan de huidige procedures.
47. Integendeel zelfs, tengevolge van het gebrek aan openheid en vanwege de onduidelijke mededelingen over de procedures, heeft FIDE een misleidende indruk veroorzaakt. Daarom kan de beslissing van de Raad van Bestuur van augustus 2005 worden uitgelegd in te houden dat de Ethische commissie formeel wordt gevraagd te beslissen in de zaak van Eiser. In zo’n mogelijkheid is bovendien voorzien in artikel 15.7.2 van de Statuten van de FIDE. In feite had de heer Jean-Paul Touzé niet de beschikking over alle informatie die hem in staat zou hebben gesteld zijn zaak op een juiste wijze voor te leggen aan de Ethische commissie. In het bijzonder had hij niet de ‘gelet op …’ clausules van de beslissing van de Raad van Bestuur. Echter, zoals duidelijk blijkt uit de stukken in de procedures zijn overgelegd wilde de Raad van Bestuur de Ethische commissie raadplegen door haar te verzoeken aanbevelingen te doen over toernooien zoals het Jeugdwereldkampioenschap van 2005. De verwarring werd groter omdat in de eerste plaats het document van de Ethische commissie is getiteld ‘Beslissing van de Ethische commissie van de FIDE over het Jeugd schaakwereldkampioenschap 2005 in Belfort (Frankrijk) en omdat in de tweede plaats, dat document naar de Eiser werd gestuurd twee dagen nadat hij zich had gewend tot de Ethische commissie om zijn beroepschrift in te dienen. Onder deze omstandigheden kon de heer Jean-Paul Touzé hebben gemeend dat dit document in feite de beslissing bevatte van de Ethische commissie op zijn beroepschrift van 3 februari 2006.
48. Echter, zoals de Eiser zelf heeft verklaard, verwees het document van de Ethische commissie van maart 2006 niet naar zijn beroepschrift van 3 februari 2006 en besliste het daar niet op. Na ontdekking hiervan verzocht de heer Jean-Paul Touzé de Ethische commissie om een duidelijke beslissing over de juiste aard van haar ‘beslissing’ en om enig verband dat er mogelijk bestond met zijn beroepschrift. Op 28 maart 2006 beloofde FIDE de Eiser dat hij zo spoedig mogelijk wordt ingelicht over haar standpunt. Deze belofte werd kennelijk Eiser op 2 april 2006 ingelast, maar de Eiser bestrijd deze ooit te hebben ontvangen. De Verweerder is niet in staat gebleken het tegendeel te bewijzen. Het Panel heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van Eiser, vooral niet omdat hij op 18 april 2006 FIDE schrijft dat hij tot zijn verbazing nog niets heeft vernomen van FIDE, ondanks de belofte van FIDE van 28 april 2006 om hem zo spoedig mogelijk in te lichten over haar standpunt.
49. Het bovenstaande leidt ertoe dat het beroepschrift van 3 februari 2006 aan de Ethische commissie geen vervolg heeft gekregen, ondanks de rappellen van Eiser van 21 maart en 18 april 2006, waarin in de brief van 18 april 2006 uitdrukkelijk is uitgehaald naar de FIDE geen reactie te hebben ontvangen.
50. In juridische procedures heeft iedereen het recht zijn zaak binnen een redelijke termijn te zien behandeld. Dit is afgeleid van het beginsel van voortgang van de zaak zoals in het bijzonder is verankerd in artikel 29 van de Zwitserse Federale Grondwet, dat een onrechtvaardige vertraging in de behandeling van de zaak verbiedt. Een orgaan schendt deze garantie wanneer het de bestreden beslissing niet behandeld binnen een redelijke periode waarbij rekening worden gehouden met de zaak en alle andere omstandigheden. In dat opzicht moet redelijkheid objectief worden bepaald. De criteria waarop onder meer wordt gelet zijn in het bijzonder belangrijk, te weten de aard van de ingewikkeldheid van de zaak, het belang van de uitkomst van de zaak voor de procespartijen en hun gedrag. De duur van de redelijke termijn wordt niet beïnvloed door omstandigheden die geen verband houden met het geschil dat moet worden beslecht. Vandaar dat een gebrekkige organisatie of een structureel overbelaste organisatie geen rechtvaardiging is voor de buitengewoon trage voortgang van de zaak, omdat het de verantwoordelijkheid is van de bond zich goed te organiseren om zo een een goede en rechtvaardige administratie te garanderen voor de betrokken partijen.
51. In de onderhavige zaak rechtvaardigt niets de vertraging in de beroepszaak van de heer Jean-Paul Touzé voor de Ethische commissie. De zaak bevatte geen enkele bijzondere moeilijkheidsgraad, omdat zoals hierboven is uiteengezet, het enige wat gedaan hoefde te worden was het beroepschrift niet-ontvankelijk te verklaren omdat het orgaan onbevoegd was aan wie de zaak was voorgelegd. Geen ingewikkelde voorbereidingen waren vereist en de heer Jean-Paul Touzé heeft zich niet gedragen om obstructie te plegen of op andere wijze waardoor de voortgang van de zaak vertraagt of ingewikkeld wordt. IJverige behandeling van het beroepschrift was voorgeschreven, vooral omdat het de heer Jean-Paul Touzé in staat zou hebben gesteld in 2006 de zaak voor te leggen aan de Algemene Vergadering van de FIDE.
52. Onder deze omstandigheden beoordeelt het Panel het gedrag van de FIDE als een weigering te beslissen of door zo te handelen als een ongerechtvaardigde vertraging te beslissen waardoor de heer Jean-Paul Touzé de zaak kon voorleggen aan het CAS als geregeld in artikel 15.7.5 van de Statuten van de FIDE. Het Panel beoordeelt de vertraging in de behandeling van het beroepschrift dat de heer Jean-Paul Touzé op 3 februari 2006 heeft ingediend bij de Ethische commissie als een schending van het garanderen van het behandelen van procedures. Nadat na vijf en een halve maand na 18 april 2006 geen reactie is gevolgd lijkt het erop dat Eiser juridisch het recht heeft een reactie te vragen de zaak voor te leggen aan het CAS. In dat opzicht is het beroepschrift van de heer Jean-Paul Touzé bij de CAS ontvankelijk.
Conclusie
53. Gelet op het bovenstaande oordeelt het Panel dat de heer Jean-Paul Touzé het recht heeft beroep aan te tekenen bij de Algemene Vergadering van 2008 tegen de beslissing van de Raad van Bestuur van augustus 2005, om hem voor een periode van vijf jaar te schorsen om enig schaaktoernooi en/of competitie te organiseren onder auspiciën van FIDE.
54. Nadat de Algemene Vergadering het beroepschrift van Eiser heeft afgewezen of het beroepschrift niet heeft behandeld binnen een redelijke termijn en/of volgens de voorschriften zoals genoemd in de Statuten van de FIDE kan Eiser zich opnieuw wenden tot het CAS. Dan kan het mogelijk zijn de vraag te behandelen of de oorspronkelijke beslissing van de Raad van Bestuur over de schorsing van vijf jaar bevoegd is gegeven.
V. De kosten
55. Op grond van de artikelen R64.4 en R64.5 van de Code stelt het Bureau van het Hof van het CAS het eindbedrag vast van de kosten van arbitrage, inclusief het griffierecht van het CAS Hof, de administratieve kosten van het CAS, de kosten en het salaris van de arbiters en bijdrage in de kosten van de uitgaven van het CAS. Het eindbedrag kan afzonderlijk met de procespartijen worden vastgesteld. De arbitrale beslissing stelt vast welke partij de kosten van de arbitrage zal betalen of in welke verhouding indien de kosten tussen de partijen worden gedeeld.
56. In de onderhavige kwestie meent het Panel dat de heer Jean-Paul Touzé er niet van kan worden beschuldigd de zaak luchthartig te hebben voorgelegd aan het CAS. In feite had dit proces kunnen worden voorkomen indien FIDE had gehandeld binnen een redelijke termijn en met de behoorlijkheid zoals mag worden verwacht van een internationale bond, en in het bijzonder wanneer het gaat om een beschuldiging aan het adres van de heer Jean-Paul Touzé wegens het inadequaat organiseren van een toernooi.
57. Het was vanwege het gebrek aan een reactie van FIDE en haar Ethische commissie waardoor de heer Jean-Paul Touzé werd belet zich te verdedigen voor het eerste en voor de veronderstelde beroepsinstantie van Verweerder dat de heer Touzé de mogelijkheid werd ontnomen hoger beroep aan te tekenen bij het CAS.
58. In het licht van het bovenstaande en hoewel het beroepschrift slechts gedeeltelijk ontvankelijk is betaalt FIDE 80% van de kosten van deze arbitrage en betaalt de heer Jean-Paul Touzé 20%. Het eindbedrag van de kosten van deze procedures stelt het Bureau van het Hof van het CAS vast en zendt deze achteraf naar de procespartijen.
59. Op grond van artikel R64.5 van de Code en op grond van bovenstaande redenen betaalt elke procespartij haar eigen kosten.
Om deze gronden
Het Hof van Arbitrage voor Sport beslist:
1) Het beroepschrift van de heer Jean-Paul Touzé is gedeeltelijk ontvankelijk.
II) Het Hof van Arbitrage voor Sport bevestigt dat de Ethische commissie in dit geval niet bevoegd is.
III) Het Hof van Arbitrage voor Sport bevestigt dat de Eiser tegen de beslissing van de Raad van Bestuur van augustus 2005 die over hem gaat, binnen de termijn die daarvoor geldt, een beroepschrift kan indienen bij de volgende Algemene Vergadering van FIDE in 2008.
IV) FIDE betaalt 80% van de kosten en Eiser 20%.
V. Elke procespartij betaalt zelf de kosten van zijn advocaat.
VI. Al het overige of meer gedetailleerde eisen worden afgewezen.
Lausanne, 22 mei 2007.
Het Hof voor Arbitrage voor Sport
De president van het Panel
(handtekening)
Jacques Baumgartner
6. Het persbericht op de website van de FIDE 30 mei 2007
Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Arbitrage voor Sport heeft de FIDE het volgende persbericht op haar website geplaatst.
Hof van Arbitrage voor Sport beslist in het voordeel van FIDE, eisen van Touzé afgewezen.
FIDE tegen Touzé
Het Jeugdwereldkampioensch 2005 werd toegewezen aan Frankrijk en in juli van dat jaar organiseerde de heer Touzé dat kampioenschap in Belfort. Op grond van een grote hoeveelheid ernstige klachten die FIDE voorafgaand, tijdens en na afloop van het kampioenschap ontving, werd het duidelijk dat de organisatie van het Jeugdwereldkampioenschap 2005 niet voldeed aan de eisen die de FIDE stelt aan zo’n prestigieus toernooi.
De Raad van Bestuur van de FIDE heeft tijdens zijn vergadering in Dresden 2005 unaniem beslist voor een periode van vijf jaar geen FIDE toernooi te laten organiseren door de heer Touzé vanwege het mismanagement van dit toernooi. Ook is besloten deze zaak voor te leggen aan de Ethische commissie van de FIDE voor verder onderzoek, hoewel de Ethische commissie geen aanvullende maatregelen heeft genomen.
In maart 2006 heeft een advocaat daartoe gemachtigd door de heer Touzé een beroepschrift gezonden naar de Ethische commissie van de FIDE om de beslissing van de Raad van Bestuur van de FIDE over zijn schorsing voor de komende vijf jaren geen FIDE toernooien te mogen organiseren, te vernietigen.
In september 2006 heeft de heer Touzé de zaak voorgelegd aan het Hof van Arbitrage voor Sport (CAS) met een verzoek om € 100.000 schadevergoeding en ook om de beslissing van de Raad van Bestuur ongegrond te verklaren en hem te herstellen in zijn rechten.
Het verweer van de FIDE was deels procedureel en deels inhoudelijk van aard. FIDE betoogde dat het beroepschrift te laat was ingediend, dat de beslissing van de Raad van Bestuur alleen maar kan worden beoordeeld door de Algemene Vergadering van de FIDE en dat de Ethische Commissie geen algemeen ‘Beroepsinstantie’ binnen het systeem van de FIDE is.
Omdat de heer Touzé tot nu toe geen beroep heeft ingesteld bij de Algemene Vergadering en zijn beroepschrift heeft ingediend bij de Ethische commissie, dat daarvoor een duidelijk ‘verkeerd adres’ is, moet het CAS geen beslissing nemen. In aanvulling op de procedurele kwesties betoogde FIDE ten sterkste dat onder elke omstandigheden het Jeugdwereldkampioenschap 2005 slechts was georganiseerd en onder het niveau lag dat mag worden verwacht.
In zijn beslissing van 13 maart 2006 heeft het CAS beslist dat het beroepschrift aan het CAS gedeeltelijk ontvankelijk is, in die zin dat het niet te laat is ingediend volgens de richtlijnen om een zaak voor te leggen aan het hof. Echter, op de overige kwesties heeft het CAS beslist in het voordeel van FIDE door duidelijk te verklaren dat de Ethische commissie niet bevoegd is beslissingen van de Raad van Bestuur te wijzigen. Nu de heer Touzé nog steeds de bevoegdheid heeft een beroepschrift in te dienen bij de Algemene Vergadering van de FIDE onderzoekt het CAS de zaak niet en zijn alle claims van de heer Touzé afgewezen.
Bron: FIDE.com
7. De beslissing van de Algemene Vergadering op het 79ste FIDE congres
In Dresden is van 23 tot 25 november 2008 op het 79ste congres van de FIDE de Algemene Vergadering bijeen geweest. In die vergadering werd het beroepschrift tegen het besluit van de Raad van Bestuur van augustus 2005 van de heer Jean-Paul Touzé behandeld. Zie voor het beroepschrift het bijgevoegde pdf-versie.
Het beroepschrift van Jean-Paul Touzé van 16 november 2007. Zie hier (pdf).
Opvallend is hoe onbehoorlijk het bureau van de FIDE dat verzoekschrift bij de agendastukken heeft gevoegd, de bladzijden zijn scheef weergegeven. Al met al maakt het bureau van de FIDE geen professionele indruk.
Volgens het persbericht heeft de Algemene Vergadering de beslissing van de Raad van Bestuur uit 2005 over de Belfort-zaak herzien en heeft zij de beslissing aanvaard: ‘Nu er geen berouw is betoond voor het ernstige mismanagement in de organisatie van het Jeugdwereldschaaktoernooi in Belfort 2005, bevestigt de Algemene Vergadering de beslissing van de Raad van Bestuur in Dresden 2005, om Jean-Paul Touzé te schorsen voor.… (ook in het persbericht staan deze puntjes, PdG). Omdat de maximum duur voor een schorsing genoemd in de Ethische Code van de FIDE voor de meest ernstige overtreding drie jaar is, beslist de Algemene Vergadering, zonder afbreuk te willen doen aan het belang van de inhoud van de beslissing van de Raad van Bestuur dat een soortgelijke straf in dit geval van toepassing moet zijn.’
(Hopelijk schrijf ik nog een afzonderlijk commentaar over deze zaak, PdG)