De terugwiebelende toren (1)

De terugwiebelende toren

Persoonlijk kampioenschap RSB 2011

Op het persoonlijk kampioenschap voor dames en heren 2001 van de Rotterdamse Schaakbond deed zich een voorval voor van een terugwiebelende toren.

Overzicht van aantekeningen

1. De terugwiebelende toren

2. Aanraken is zetten, loslaten is gezet

3. De waarneming van de scheidsrechter

4. Het gebruik van videobeelden

5. De beslissing van de rechtbank Zutphen

6. De beslissing van de rechtbank Arnhem

1. De terugwiebelende toren

Wit: Peter Ypma (2175)

Zwart: Cor de Wit (2067)

Persoonlijk kampioenschap voor dames en heren 2011

Krimpen aan den IJssel, 19 augustus 2011

105 minuten per persoon per partij, geen increment

Uitslag 1 – 0

1. …Ta1-h/g1 2. Kg5 Txg3+ Wit roept de tussenkomst in van de scheidsrechter.

Wit dacht namelijk dat zwart de toren op h1 had gezet. Zwart dacht dat deze op g1 stond. De vraag die de scheidsrechter moet beantwoorden luidt: op welk veld stond de toren?

Videobeelden laten zien dat zwart de toren op h/g1 heeft geplaatst, waarna de toren op g1 ‘terugwiebelt’. Dat is het veld waarop de toren staat.

Hier rijzen twee problemen:

a. de feitelijke waarneming

b. mag een scheidsrechter gebruik maken van video beelden?

2. Aanraken is zetten, loslaten is gezet

Het gaat om de regel aanraken is zetten, loslaten is gezet, artikel 4.3 van de FIDE-regels. Het stuk is tot stilstand gekomen op g1. Dan is dat het veld waarop de partij moet worden verder gespeeld.

Stel nu, dat het stuk op een voor zwart ongunstig veld was teruggewiebeld. Dan had ook de regel ook gegolden. Dan is pech hebben voor de zwartspeler, maar dan had hij maar rustiger moeten zetten.

In dit geval meende wit dat de toren op h1 was geplaatst. Hij had niet gezien dat deze terugwiebelde naar g1. Tja, dat is pech hebben voor wit. Daar valt niets aan te doen. Zoiets kan gebeuren bij tijdnood.

Schaken is soms drama.

3. De waarneming van de scheidsrechter

Indien de scheidsrechter het voorval zelf heeft waargenomen, kan hij beslissen aan de hand van wat hij heeft gezien. ‘Ik heb gezien dat de toren op h1 stond. Zo wordt de partij dus verder gespeeld.’

En dan doet het er niet toe of achteraf aan de hand van de videobeelden die waarneming onjuist was. Het is slechts dan anders indien de scheidsrechter bewust een onjuiste beslissing heeft willen nemen. Als dat niet zo is, valt niets te doen tegen de beslissing van de scheidsrechter.

Denk bijvoorbeeld aan de twee uitspraken van rechtbanken over de waarneming van de scheidsrechter, zie aantekening 5 en 6. Het komt er dus op neer dat we moeten accepteren dat een scheidsrechter beslist op grond van zijn waarneming. Ook al blijkt later dat die waarneming onjuist was. Naar mijn mening is dat niet erg.

4. Het gebruik van videobeelden

Indien de scheidsrechter het voorval niet heeft waargenomen, mag hij gebruik maken van betrouwbare getuigen. Videobeelden zijn betrouwbare getuigen. De scheidsrechter mag dan ook van die beelden gebruik maken voor het nemen van een beslissing.

5. De beslissing van de rechtbank Zutphen

Rechtbank Zutphen

12 oktober 2005

LJN: AU4188

zoeken.rechtspraak.nl/default.aspx

Type bij ‘LJN’ in het nummer ‘AU4188’. Dan verschijnt de uitspraak van de rechtbank Zutphen.

De president van de rechtbank Zutphen kreeg eens in een kort geding een geval te behandelen dat zich had voorgedaan op het Nederlands Kampioenschap Kartin 2005. Het ging om de waarneming van de scheidsrechter. De scheidsrechter had een beslissing genomen op grond van zijn waarneming, achteraf gezien was deze onjuist.

De president: ‘Vaststaat, dat bij een snelheidssport als karting gebeurtenissen als de onderhavige zich in een onderdeel van een seconde afspelen en op dat ogenblik moeten worden beoordeeld door de waarnemer. Inherent aan dergelijke sporten in wedstrijdverband is, dat het oordeel van de waarnemer altijd subjectief is en achteraf bezien ook niet altijd foutloos zal zijn. Deelneming aan dergelijke wedstrijden houdt dan ook in, dat ook achteraf foutief gebleken beslissingen van scheidsrechters dienen te worden geaccepteerd. Dit betekent dat achteraf foutief gebleken beslissingen van scheidsrechters in beginsel geen wijziging in de uitslag van de wedstrijd tot gevolg kunnen hebben. Dit zou anders kunnen zijn als het gaat om een zodanig apert onjuiste beslissing dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid aannemelijk is dat de scheidsrechter bewust met zijn beslissing de uitslag van de wedstrijd heeft willen beïnvloeden. Dit laatste is door [eiser] echter niet gesteld en ook op andere wijze is dat niet aannemelijk geworden. Ook op grond van de ter zitting getoonde video-opname van de aanrijding is dit niet aannemelijk geworden. Immers, uit de vertraagde beelden blijkt dat [eiser] bij zijn manoeuvre bij het uitremmen enigszins is doorgegleden en daarbij [betrokkene] raakte. [eiser] heeft daarover ter zitting verklaard, dat hij die manoeuvre heeft ingezet zonder vooraf te weten hoe die zou aflopen en dat hij eventueel [betrokkene] ook later had kunnen inhalen omdat hij veel sneller was dan [betrokkene]. Aangezien het hele voorval zich in een onderdeel van een seconde zich afspeelde, is – mede gelet op de gevolgen van de manoeuvre van [eiser] – de beslissing van de wedstrijdleider om die manoeuvre te kwalificeren als gevaarlijk rijgedrag niet onbegrijpelijk. De [gedaagde] heeft, gelet hierop, dan ook in redelijkheid tot de bestreden beslissing kunnen komen.

4.6. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie, dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen,’ aldus de president.

6. De beslissing van de rechtbank Arnhem

Rechtbank Arnhem

29 maart 2005

LJN: AT2677

Uitslag wedstrijd onaantastbaar

In de finale van het Nederlands Kampioenschap 2006 van de 50cc motorraces van de grasbaanraces in de leeftijdscategorie 5-8 jaar deed zich een geschil voor bij de start. Het ging erom dat volgens de eiser van het geschil de concurrent contact had gemaakt met het startlint. Dit had op grond van het baanreglement moeten leiden tot diskwalificatie van de concurrent. De jury wees het protest af, omdat de startprocedure volledig valt onder de verantwoordelijkheid van de referee die handelt conform zijn eigen visuele waarneming.

De rechtbank: ‘5. Op grond van de hiervoor onder 3 en 4 geciteerde bepalingen is het voorshands onmiskenbaar dat de referee – die niet ondergeschikt is aan de autoriteit van de wedstrijdleider, en daarmee een onafhankelijke functie vervult – degene is die beslist of een motorrijder al dan niet een valse start heeft gemaakt en (bij een valse start) dientengevolge moet worden uitgesloten voor de betreffende start (artikel 21.7 Baansportreglement). Het is evident dat een dergelijk oordeel (wel of geen valse start) een visuele waarneming van de referee betreft.

6. Blijkens de hiervoor onder 6 en 7 van de vaststaande feiten geciteerde bepalingen is protest tegen een visuele waarneming van de referee niet mogelijk. Nu de beslissing van de referee, om geen beslissing te nemen (geen valse start van [betrokkene] aan te nemen), een visuele waarneming betreft, had [eiser] hiertegen geen protest kunnen indienen. De beslissing van de referee was en is onaantastbaar. De uitslag van de wedstrijd is voor zover daarin meespeelt dat er geen valse start was, dus onaantastbaar. Het enige bezwaar dat tegen de uitslag is aangevoerd, is dat hij gebaseerd zou zijn op de onjuiste aanname dat er geen valse start is geweest. Het is dus niet zo dat de jury, de Disciplinaire Raad en de Raad van Beroep niet bevoegd waren van het bezwaar kennis te nemen, maar degene die op de hier genoemde grond bezwaar tegen een uitslag maakt, is in dat bezwaar niet-ontvankelijk. De statuten en reglementen laten immers geen ruimte voor een beslissing op dat bezwaar. Dit laatste betekent dat de besluiten van de jury, de Disciplinaire Raad en de Raad van Beroep nietig zijn op grond van art. 2:14 lid 1 BW. De Raad van Beroep heeft inhoudelijk dus wel terecht overwogen dat – kort gezegd – de aard van de functie van referee met zich mee brengt dat zijn beslissingen niet achteraf tenietgedaan kunnen worden via (juridische) procedures,’ aldus de rechtbank.

2 Reacties

  1. Avatar
    Paul-Peter Theulings 21 augustus 2011

    Pieter, Het gaat om de regel aanraken is zetten, loslaten is gezet, artikel 4.3 van de FIDE-regels. Het stuk is tot stilstand gekomen op g1. Dan is dat het veld waarop de partij moet worden verder gespeeld.

    Ik vind dat nog geen uitgemaakte zaak. Je kan het ook op deze manier stellen:

    Het gaat om de regel aanraken is zetten, loslaten is gezet, artikel 4.3 van de FIDE-regels. Meteen na het loslaten bevond zich een groter gedeelte, "meer hout", van de toren boven h1. Dan is dat het veld waarop de partij moet worden verder gespeeld. Het terugwiebelen naar g1 maakt geen onderdeel uit van de gespeelde zet, immers loslaten is gezet. Terugwiebelen gebeurt pas na het loslaten.

  2. Avatar
    Lucas 22 augustus 2011

    Deze interessante zienswijze, "loslaten is gezet", biedt het schaakspel geheel nieuwe mogelijkheden. Ik geef een voorbeeld vanuit de diagramstelling hierboven:

    De zwartspeler pakt de toren van het veld a1, beweegt zijn hand met daarin de toren linksboven naar achteren, en laat dan de toren dan los – ongeveer een halve meter boven het bord. Terwijl de toren naar beneden valt, drukt de zwartspeler snel de klok in. Het toevallige veld waarop de toren uiteindelijk neervalt, bepaalt stelling waarin wit weer aan zet is.

    Lukt het de witspeler de zwarte toren uit de lucht te grijpen, voordat deze het bord heeft bereikt, dan is de witspeler gerechtigd de toren op een door hem gekozen veld te plaatsen.

    In navolging van Kamagurka, zou ik deze nieuwe schaakvorm het accidentele schaken willen noemen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.