De terugwiebelende toren (4)
De terugwiebelende toren (4)
De beslissing van de wedstrijdleider
Overzicht van aantekeningen
1. Een correctie op eerder verslag
2. De beslissing van de wedstrijdleider
3. Mijn commentaar
4. De juridische werkelijkheid
5. Een alternatieve beslissing
1. Een correctie op eerder verslag
Correctie op eerdere verslag van Aad Juijn, zie de terugwiebelende toren (2):
‘Naar aanleiding van mijn 3e rondeverslag kreeg ik een e-mail van Remko Moerkerken (wedstrijdleiding) met de mededeling dat een en ander niet klopte in mijn verslaggeving omtrent de gang van zaken in casus het Th1/g1 incident. Tevens werd in de e-mail de feitelijke uitspraak vermeld…zie onder.
Ik was in de veronderstelling dat Cor de Wit had opgegeven na het besluit van arbiter Theo Heukels om de partij voort te zetten in de bewuste stelling met de toren op h1. Cor liet echter de tijd verstrijken! Voorts leefde ik in de veronderstelling dat de wedstrijdleiding (Remko Moerkerken) besluit had genomen de partij voort te zetten volgens de waarneming van de arbiter (Th1)…de wedstrijdleiding had echter nog geen uitspraak gedaan,’ aldus Juijn.
2. De beslissing van de wedstrijdleider
De beslissing van de wedstrijdleider:
‘Naar aanleiding van het protest van Cor de Wit (zwartspeler) met betrekking tot zijn partij tegen Peter Ypma (witspeler) en de beslissing van de arbiter Theo Heukels.
De situatie was als volgt:
In de tijdnoodfase werd een toren gespeeld waarvan een zet later onduidelijk bleek waar deze gestaan had. De arbiter besliste dat dit h1 was en hier werd protest tegen aangetekend. De omstanders worden niet geraadpleegd door de arbiter (wat ik opgevangen heb is in ieder geval 2x Tg1 en 1x Th1), gemaakte videobeelden worden bekeken maar deze zijn op de camera te onduidelijk om een conclusie aan te verbinden. De partij is later vervolgd vanuit de discussie stelling met de toren op h1 en de zwartspeler verloor door tijdsoverschrijding.
Ik heb de videobeelden bekeken en ruggespraak gehouden met een aantal ervaren arbiters en kom tot het volgende;
Gezien de video opname ben ik van mening dat de zwartspeler de intentie heeft de toren naar g1 te spelen. Op het moment van loslaten is dit onduidelijk of hij daar ook staat, maar op het moment dat de klok wordt ingedrukt en de witspeler aan zet is staat de toren grotendeels op g1. Derhalve ga ik er vanuit dat Tg1 de gespeelde zet is. De getrokken conclusie op basis van de waarneming van de witspeler en arbiter zijn mijns inziens dus onjuist of te vroeg genomen.
De partij moet nu worden verder gepeeld vanuit de laatst vast te stellen stelling die verkregen is voordat de stukken werden teruggeplaatst naar de discussie stelling. Tijd en locatie van het uitspelen zal in overleg met de betrokkenen worden besproken,’ aldus de wedstrijdleider Remko Moerkerken.
3. Mijn commentaar
De bepaling uit het toernooireglement luidt:
1.Tegen beslissingen van de arbiter kan door één of meer betrokkenen beroep worden aangetekend bij de wedstrijdleider.
2. Een beroep moet schriftelijk, met redenen omkleed voor aanvang van de eerst volgende ronde of direct na de laatste ronde nadat de beslissing de betrokkene heeft bereikt, worden ingediend bij de wedstrijdleider, gelijktijdig dient een afschrift te worden toegezonden c.q. uitgereikt aan de bij het beroep rechtstreeks betrokken spelers en arbiter.
3. Voor aanvang van de eerst volgende ronde, of de prijsuitreiking ontvangt de indiener van het beroep, de arbiter en de overige betrokkenen een gemotiveerde uitspraak van de wedstrijdleider.
Enkele opmerkingen over de beslissing van de wedstrijdleider.
In de eerste plaats gaat het om de vraag: moet de wedstrijdleider rekening houden met de feiten en omstandigheden zoals die kenbaar waren of hadden kunnen zijn voor de scheidsrechter of mag hij ook rekening houden met nieuwe feiten en omstandigheden zoals die vele uren na het geschil bekend zijn?
De heersende leer is het eerste. Echter, de wedstrijdleider kiest voor het laatste. Volgens mij gaat zijn bevoegdheid niet zo ver om zoiets te mogen beslissen. Het is wetenschap in de orde van ‘achteraf kom je met een dubbeltje de wereld rond’.
Ter illustratie: als een scheidsrechter ook rekening mag houden met informatie die uren later bekend wordt, neem hij voorlopig geen beslissing. Met de beslissing van de wedstrijdleider in de hand hoeft in de RSB een scheidsrechter niet meer snel te beslissen. Hij mag uren nadenken over de beslissing die hij moet nemen, want je weet maar nooit of er nieuwe informatie komt. Het recht moet zijn loop hebben, en mag best wel enige tijd kosten. Ik denk dat men in de RSB hiermee niet blij zal zijn.
Of denk aan de beroemde partij Garry Kasparov – Judith Polgar, Linares 1995. De partij waarin dagen later uit videobeelden blijkt dat Kasparov – anders dan hij beweert – wel degelijk het paard heeft aangeraakt en er niet mee heeft gezet.
In de tweede plaats is het zorgelijk dat de waarneming van de scheidsrechter er niet meer toe doet. Als verschillend wordt gedacht over de feiten is het juist van belang waarde te hechten aan de waarneming van de scheidsrechter. Denk in dit verband aan de uitspraak van de commissie van beroep van de KNSB in de zaak van de Bekerwedstrijd Xidata Hardenberg – Dr. Max Euwe, 23 maart 2011, nummer: 1011-01.
De wedstrijdleider beschouwt de scheidsrechter niet als een gekwalificeerde functionaris, maar heeft hem gedegradeerd tot een willekeurige omstander. Dat is ernstig. Hij verwijt hem bovendien dat hij omstanders had moeten raadplegen. Dat begrijp ik niet, de scheidsrechter had immers zelf waargenomen dat de toren op h1 stond, en dat blijkt uit zijn notatie. Een van de vereisten van een scheidsrechter is durf. Hij moet durven beslissen, hoe lastig dat ook is. De wedstrijdleider meent dat inspraak moet worden gegeven in de beslissing van de totstandkoming van de scheidsrechter. Dat nu is ongewenst indien de scheidsrechter weet wat hij moet beslissen.
In de derde plaats is een aandachtspunt de voortzetting van de partij. Het is niet anders. Het moet maar. Echter, in tijden van sterke schaakcomputers rijst de vraag of een alternatief bedacht kan worden. Bijvoorbeeld dat de uitslag van de partij wordt gearbitreerd.
In de vierde plaats is onduidelijk vanuit welke stelling moet worden verder geschaakt. Ik vermoed dat het gaat om de stelling die is ontstaan na 1. … Ta1-g1/h1, dat is Tg1.
In de vijfde plaats heeft de wedstrijdleider ‘ruggespraak gehouden met een aantal ervaren arbiters’. Ik begrijp dat wel. Het is ook een lastige materie, want de FIDE-regels zijn veel te moeilijk. En we mogen het de wedstrijdleider maar niet kwalijk nemen.
Toch is het in de toekomst beter een onafhankelijke commissie van beroep in het leven te roepen. Zij hoeven niet aanwezig te zijn, maar zij kunnen op afroep beschikbaar zijn, of kunnen desnoods telefonisch vergaderen of zoiets. In dit geval is de waarde van de eigen opvatting van de wedstrijdleider verwaarloosbaar gering: ongetwijfeld heeft hij het advies overgenomen van de ervaren arbiters.
4. De juridische werkelijkheid
Tot slot is het uiteraard vreemd dat de juridische werkelijkheid anders is dan de werkelijkheid zoals die is te zien op de videobeelden. Dat heeft te maken met bepaalde beginselen (of noem ze spelregels, of instrumenten waarover de scheidsrechter beschikt) die gelden bij het beslechten van geschillen.
De twee belangrijkste beginselen zijn:
1. rekening houden met de feiten zoals die kenbaar konden zijn voor de scheidsrechter en
2. een scheidsrechter is een gekwalificeerde functionaris en geen gewone getuige.
Als we die beginselen loslaten moeten we nog maar eens zien wie bereid is om zijn kostbaar vrije tijd beschikbaar te stellen als vrijwilliger. Want, de scheidsrechter is zijn richtinggevend kompas ontnomen.
5. Een alternatieve beslissing
Mijn mening is dat de wedstrijdleider als volgt had moeten beslissen.
‘In Krimpen aan den IJssel, op 19 augustus 2011 tijdens het Persoonlijk kampioenschap voor dames en heren 2011, deed zich in de partij tussen Peter Ypma (wit) en Cor de Wit (zwart) tijdens de tijdnoodfase een geschil voor.
Zwart deed 1. … Ta1-g1/h1. Het vervolg 2. Kg5 Txg3+. Daarop ontstond het geschil. Wit stelde dat 1. … Th1+ was gespeeld, zwart stelde 1. … Tg1.
Het is een veel voorkomend feitelijk geschil bij jeugdpartijen. Als daar de tussenkomst van een scheidsrechter wordt ingeroepen probeert deze betrouwbare getuigen te raadplegen. Zijn die er niet, beslist hij naar eigen goeddunken. Het moge duidelijk zijn dat de juistheid van zo’n beslissing dubieus is. Echter, het is niet mogelijk de waarheid te vinden. Dat hoort nu eenmaal bij het schaken, en men zal zich bij gebrek aan beter daarbij moeten neerleggen.
In dit geval heeft de betrokken scheidsrechter toegekeken. Hij noteerde de partij omdat beide spelers in tijdnood waren, als bedoeld in artikel 8.5a van de FIDE-regels. De scheidsrechter had genoteerd 1. … Th1. Gelet op zijn opleiding is een scheidsrechter een gekwalificeerde functionaris. In dit geval wordt de waarneming van de scheidsrechter ook nog bevestigd door de witspeler.
Bovendien heeft de scheidsrechter om elke twijfel uit te sluiten ter plekke de videobeelden geraadpleegd. Echter, deze gaven geen uitsluitsel. Deze wijze van handelen is zeer zorgvuldig. De scheidsrechter heeft geprobeerd zo rechtvaardig mogelijk te handelen. Dat hij niet ook het advies heeft ingewonnen van omstanders acht ik een juiste gang van zaken.
Derhalve ga ik uit van de juistheid van 1. … Th1+.
Vele uren nadat de scheidsrechter heeft beslist, is een situatie ontstaan dat videobeelden uitwijzen dat de feitelijke toedracht anders is geweest. Het blijkt dat 1. … Tg1 is gedaan. Met dit gegeven kan ik geen rekening houden. De rechtszekerheid brengt nu eenmaal met zich mee dat geen rekening kan worden gehouden met feiten die vele uren bekend worden na het nemen van de scheidsrechterlijke beslissing. Inherent aan de sport is nu eenmaal de betrekkelijke waarde van de waarneming.
Ik verklaart derhalve het bezwaar ongegrond.
Het hoeft weinig betoog dat deze uitkomst weinig bevredigend is. Zij kan echter niet bevredigender worden gemaakt, want ik word met een nieuw gegeven geconfronteerd waarmee geen rekening mag worden gehouden. Blijft, dat ik moet vaststellen dat op grond van de feiten zoals die uren achteraf bekend zijn geworden, de scheidsrechter een andere beslissing had moeten nemen dan hij heeft gedaan. Voor wat zij waard is hoop ik dat die conclusie de spelers en hun omgeving de gemoedsrust kan geven die zij behoeft.
De wedstrijdleider,
Remko Moerkerken’
Pieter,
het raadplegen van de youtube beelden moet je niet zien als degradatie van de arbiter tot toeschouwer.
In het tennis kennen we het hawkeye systeem. De lijnrechters zijn daarmee ook niet gedegradeerd tot toeschouwers.
Nu zijn er toevallig beelden van partij Ypma-De Wit, dan is het ook verstandig ze te gebruiken. Het duurde een paar uur totdat de beelden op youtube stonden, toch is het dan goed ze te gebruiken.
Als het incident bij Hardenberg gefilmd was, zouden de beelden ook gebruikt worden door de commissie van beroep, en als die beelden aantonen dat de waarneming van de arbiter niet juist is zou dat consequenties hebben voor de uitspraak. Je houdt van vergelijkingen in de rechtspraak, Pieter, daarom doe ik dat ook maar. Stel een politieagent meent waar te nemen dat je je autogordel niet om hebt, en hij meent waar te nemen dat je vlak voor de controle nog snel de gordel om hebt gedaan, dan geeft hij je een bekeuring.
Hij geeft die bekeuring oprecht, en hij is een persoon met gezag, hij is geen willekeurige toeschouwer. Toevallig is er een camera in de buurt die alles gefilmd heeft. Een week later blijkt dat de gordel wel om was, en dat er ergens een armbeweging was die leek alsof de gordel nog snel werd omgedaan. Wat gebeurt er dan met de bekeuring? Die wordt ongedaan gemaakt. Dit alles moet je niet zien als een degradatie van de politieagent.
Een stelling laten arbitreren door een sterke computer is niet de oplossing.
Als bijvoorbeeld beslist wordt dat de stelling toren+paard tegen toren gearbitreerd moet worden zal de computer weten dat het remise staat. De partij remise verklaren is echter onzinnig. Je ontneemt de speler met het paard meer alle praktische winstkansen.
1. De wedstrijdleider schrijft: ‘De omstanders worden niet geraadpleegd door de arbiter (wat ik opgevangen heb is in ieder geval 2x Tg1 en 1x Th1), gemaakte videobeelden worden bekeken maar deze zijn op de camera te onduidelijk om een conclusie aan te verbinden.’
2. In de sport moet een scheidsrechter snel een beslissing nemen. Hij is gebonden aan de feiten en omstandigheden die op dat moment beschikbaar zijn. Als we goedvinden dat een scheidsrechter ook rekening moet houden met nieuwe feiten die uren later pas bekend worden, is het gevolg dat scheidsrechters hun beslissingen mogen uitstellen. Het is een keuze. Mij lijkt dat een slechte ontwikkeling. In die zin gaat jouw vergelijking met de politieman niet op. Schaken en sport hebben in die zin hun eigen specifiek karakter.
Er is verder niks bijzonders aan de hand. Ik heb in jeugdpartijen in mijn leven tientallen beslissingen genomen over aanraken is zetten, ook al wist ik niet wie van de twee spelers er gelijk had. Ik volgde puur mijn gevoel. En reken maar dat ik veel foute beslissingen heb genomen. Dat is helemaal niet erg. We moeten accepteren dat een scheidsrechter niet Onze Lieve Heer is, en hij dus zijn beperkingen heeft. Echter, waar niet aan getornd mag worden is dat een scheidsrechter binnen een korte termijn moet beslissen. Dan moet men geen rekening houden met feiten die vele uren daarna pas bekend worden. Zeg maar, die beelden worden buiten beschouwing gelaten.
Ik vind het wel opmerkelijk dat er nu zo’n groot gewicht wordt gegeven aan de videobeelden. Voor het beoordelen van deze situatie bevond de camera zich niet op de meest optimale positie. Wat dat betreft had de scheidsrechter volgens mij een beter zicht op het gebeuren.
De overweging van de wedstrijdleider dat de zwartspeler de "intentie" had Ta1-g1 te spelen vind ik dubieus. Op basis van de vertraagde videobeelden (zonder geluid) kom ik zelf eerder tot de conclusie dat Ta1-h1+ de intentie moet zijn geweest: de zwartspeler "sleept" de toren heel duidelijk naar het veld h1 voordat hij hem los laat. Dat de toren daarna terugwankelt en grotendeels op g1 terechtkomt, lijkt mij toevallig.
Als ik daarentegen de beelden op normale snelheid bekijk, en met geluid(!), dan krijg ik vreemdgenoeg ook eerder de indruk dat Ta1-g1 de "intentie" van de zwartspeler was, vooral ook wegens diens oprechte verontwaardiging na het stilleggen van de partij. Deze oprechtheid maakt het m.i. echter niet onmogelijk dat hij een seconde daarvoor de toren naar h1 had willen spelen, onwetend dat de toren daarna dus toevallig op g1 terecht zou komen.
Samenvattend: ik vind dat de videobeelden geen volledig uitsluitsel geven over wat er nu werkelijk is gebeurd. Duidelijk is alleen dat de torenzet onzorgvuldig is uitgevoerd. Ik ben het daarom grotendeels eens met De Groot, met uitzondering van:
"Vele uren nadat de scheidsrechter heeft beslist, is een situatie ontstaan dat videobeelden uitwijzen dat de feitelijke toedracht anders is geweest. Het blijkt dat 1. … Tg1 is gedaan."
Dat blijkt dus helemaal niet, volgens mij. Het blijft, ondanks de videobeelden, onduidelijk.
@ Lucas: Ik ben met je eens dat intentie lastig vast te leggen is; ik kan alleen mijn overtuiging aangeven dat hij g1 wilde spelen. Los daarvan: het eindresultaat is wel degelijk duidelijk: g1. Iedereen kan dat zien.
@Pieter de Groot: Voor een jurist, of juridisch ingesteld persoon maak je wel erg veel fouten hier:
1) De video is niet vele uren later bekend, maar meteen. Hij wordt slechts op een ander medium bekeken. Dit veranderd echter niks aan de feiten.
2) Je hebt gelijk dat er verschillen tussen sport en recht zijn. Maar overeind blijft dat de waarheid moet prevaleren als deze beschikbaar is. Dit gebeurt dus ook met hawk-eye in tennis en langzamerhand ook steeds meer in het voetbal (bv: rode kaart Elm geseponeerd n.a.v. videobeelden).
En nou is de FIFA wel de meest conservatieve en gecorrumpeerde bond die er is.
wordt vervolgd…
3) Je stelt dat deze beslissing impliceert dat de arbiter zijn beslissing voor onbepaalde tijd mag uitstellen. Dit is natuurlijk onzin. De arbiter neemt zijn beslissing; 95 van de 100 keer is dit einde verhaal. Komt er een beroep: dan is er een beslissing van CL of CvB oid. Deze heeft ruim de tijd, dus is het gebruikelijk alle getuigenverklaringen en bewijzen mee te nemen, dus ook een video. In het geval ‘Hardenberg’ heeft de CL dit ook gedaan! Tel daarbij op dat ‘verder spelen vanaf stelling X’ een geaccepteerde beslissing in de schaakwereld is (i.t.t. voetbal, waar niet met terugwerkende kracht een penalty wordt toegekend en de wedstrijd verder gespeeld), dus heeft de WL hier alles normaal gedaan.
4) Je stelt dat er verder gespeeld zou hebben moeten worden vanaf Tg1. Dit snap ik niet. Er is in het reglement geen enkele grond om dit te beslissen! De claim dat er een onreglementaire zet (Th1xg3+) is gedaan wordt verworpen (Tg1xg3+ is legaal), dus is de actuele stelling gewoon na Txg3+ Kf5. Het enige wat je zwart zou kunnen verwijten is dat hij zijn stukken wat rommelig neerzet. Een claim een paar zetten later hiervoor zou je met een waarschuwing kunnen afronden, maar een paar zetten terug laten nemen staat naar mijn beste weten niet in lijst met straffen in het FIDE reglement.
5) Ik zie niet waarom de arbiter gedegradeerd wordt als er in beroep een beslissing van hem wordt teruggedraaid. Dit is heel gebruikelijk en is ook heel verklaarbaar, aangezien alles heel snel gaat. Dat we de arbiter moeten geloven terwijl er bewijs is dat hij het fout heeft, is natuurlijk van den zotte.
@MartinG, ik ben het, met respect, niet eens met je redenering:
"Het eindresultaat is wel degelijk duidelijk: g1. Iedereen kan dat zien."
Het eindresultaat is dat de toren gedeeltelijk op g1 staat en gedeeltelijk op h1. Het "grootste gedeelte", voor zover je daarvan kunt spreken, staat op g1 – dat is waar. Maar deze mogelijkheid maakt geen onderdeel uit van het schaakreglement. Dat is een interpretatie. Je kunt met evenveel recht zeggen dat de toren op h1 staat.
Verder schrijf je "Dat we de arbiter moeten geloven terwijl er bewijs is dat hij het fout heeft, is natuurlijk van den zotte."
Volgens mij is er dus geen bewijs. De scheidsrechter heeft terecht geconstateerd dat de toren het veld h1 heeft geraakt en dat de toren vervolgens is losgelaten. Dan kun je niet achteraf zeggen dat hij het "fout" had.
Het terugwiebelen naar g1 is een toevalligheid, veroorzaakt door slordig spel van zwart, waarvoor de witspeler niet bestraft zou moeten worden met pionverlies, vind ik.
Het besluit van de arbiter was terecht. Maar als er dan al opnieuw gespeeld moet worden, dan lijkt mij dat het eerlijkst na de zet Ta1-g1.
Leuk die verschillende reacties. Dat nodigt uit om ook te reageren.
1. Heeft de arbiter de juiste beslissing genomen.
2. Is in beroep de juiste beslissing genomen.
3. terugdraaien van beslissing arbiter
1. is volgens mij duidelijk. De arbiter constateert Th1 en beslist dus conform. Leuke vraag is wanneer is de stuk gezet? Losgeraakt is gezet en dat de toren terugwiebelt naar g1 is dus volgens mij geen onderdeel van de zet.
2: Beroep moet zich m.i. richten op of de arbiter tot deze beslissing had kunnen komen. Beroep moet zich niet uitspreken over de zaak, maar over de procedure. Veel commissies van beroep zondigen zich hieraan. Men beslist over het geval en niet over de procedure.
De sporten die videobeelden gebruiken doen dat tijdens de partij. Na de partij worden de beelden soms gebruikt om straffen uit te delen of in te trekken, maar niet om de uitslag te veranderen. De enige uitzondering is als uit beelden blijkt dat er b.v. omgekocht is.
3. Zoals uit bovenstaande blijkt ben ik van mening dat een beslissing van de arbiter alleen teruggedraaid kan worden als hij of een verkeerde procedure heeft gevolgd of aantoonbaar nooit tot die beslissing had kunnen komen. Voorbeeld. Arbiter vindt dat aanraken niet betekent dat je er ook mee moet zetten. Zo’n beslissing kan en mag hij niet nemen.
In het besproken geval is de beslissing van de arbiter door hem te onderbouwen en moet derhalve ook in stand blijven. Ook als je zelf misschien tot een ander oordeel was gekomen.
Twee dingen heb ik meegekregen van mijn periode dat ik arbiter bij het voetballen was. Ten eerste gaat het om de kale feiten. Wat de intentie is van een speler kun je nooit achterhalen. Het woord "intentie" mocht je dus nooit gebruiken in je strafrapport.
Ten tweede doen videobeelden er niet toe. De scheidsrechter beslist en als uit de videobeelden blijkt dat hij er naast zat, dan is dat jammer. Het zou vervelend worden als we ’s avonds bij Studio Sport op basis van de TV-beelden alle fouten van de scheidsrechters moeten gaan terugdraaien.
Ik pleit voor een ander tempo: 1.30 plus 30 seconden per zet vanaf zet 1 om dit soort toestanden te voorkomen. Zoals we bij de PK NBSB hebben gespeeld, zeer prettig voor de spelers en de arbiters. Met verplicht noteren van elke zet dus, ook in je laatste vijf minuten.
Maar dan heb je dus wel digitale klokken nodig. Het verbaasde me enorm dat die niet ingezet worden bij het kampioenschap van de RSB. Voor niks te leen of voor weinig te huur als je ze zelf niet hebt.
Er is meerdere keren voorgesteld tijdens diverse RSB-vergaderingen om digitale klokken aan te schaffen. Maar helaas, men wil het niet. Dit terwijl de RSB voldoende geld in kas heeft. De RSB heeft zelfs de KNSB enkele jaren geleden geld geleend.