Canon (47): Nederlandse toparbiters
Hebben arbiters het druk met controle op het naleven van de spelregels? In de tijdnoodfase zeker, maar tegenwoordig ook met het controleren op hulpmiddelen. Behalve met spelregels houden arbiters zich ook bezig met de omstandigheden in de speelzaal. Het niveau van schaakarbiters staat in Nederland op een hoog niveau. In de geschiedenis springen er twee uit: Constant Orbaan en Geurt Gijssen.
Constant Orbaan (geboren in 1918) leefde tijdens de Tweede Wereldoorlog ten gevolge van tuberculose op het randje van de dood. Na zijn herstel pakte hij zijn studie medicijnen weer op, maar door intensieve aandacht voor het schaken maakte hij die niet af. Hij werd een nationale subtopper, plaatste zich in de jaren vijftig drie keer voor het Nederlands kampioenschap, waar hij in de achterhoede eindigde. Tijdens kleine internationale toernooien speelde hij remise tegen Geller, Kortchnoi en Petrosjan. Orbaan werd schaakmedewerker van het Algemeen Handelsblad, De Tijd en enkele regionale kranten en kon op die manier van het schaken leven. Nadat hij zelf niet meer speelde, werd hij een van Nederlands eerste internationale arbiters. Hij werd wedstrijdleider van het Hoogovenstoernooi (meer dan 25 jaar), het IBM-toernooi, de KRO-matches en Nederlandse kampioenschappen.
Dat arbiters meer doen dan toezien op de spelregels blijkt uit een verhaal van Ben Grapperhaus in het boek Amsterdam Schaakstad (1994): “Orbaan vertelde wel eens dat hij vaak tegenstrijdige verlangens van spelers moest aanhoren. Een voorbeeld: de een heeft het koud, de ander wil meer frisse lucht. Hij belooft er iets aan te zullen doen, maar doet niets. Als hij na een tijdje informeert of het zo goed is, wordt hij vriendelijk bedankt.”
Constant Orbaan stierf in het harnas. Op 17 december 1990 werd hij tijdens de KRO-match Timman-Seirawan op de avond na de partij plotseling onwel. Een dag later overleed hij. Hans Ree omschreef hem de volgende dag in NRC Handelsblad als ‘een van de aardigste mensen die wij in de Nederlandse schaakwereld kenden.
Geurt Gijssen werd in 1934 geboren in Emmerich (Duitsland). Na de oorlog verhuisde het gezin terug naar Nederland, waar Gijssen later wiskundeleraar werd.
Het Nederlands jeugdkampioenschap 1973 was zijn debuut als arbiter op nationaal niveau. Daarna volgden het open NK, het IBM-toernooi, het Europees jeugdkampioenschap (Groningen), Nederlandse kampioenschappen en het wereldtoptoernooi in Tilburg (Interpolis).
Gijssen bereikte als arbiter het allerhoogste niveau, hij leidde de matches om het wereldkampioenschap tussen Kasparov en Karpov in 1987 (Sevilla) en 1990 (New York/Lyon). Later volgden de WK-matches Karpov-Kamski 1996, Karpov-Anand 1998, Kramnik-Topalov 2006 en het FIDE-WK in 1999 in Las Vegas. In 1998 was hij voor het eerst hoofdarbiter bij de Olympiade (Elista), wat hij later nog enkele malen zou zijn.
Geurt Gijssen geldt wereldwijd als misschien wel de grootste autoriteit op het gebied van spelregels. Hij is voorzitter van de spelregelcommissie van de FIDE en heeft een vraag- en antwoordrubriek op de site chesscafe.
In 2009 zei Gijssen in een interview met Eric van Reem (Schaakmagazine) op de vraag waar een goede arbiter aan moet voldoen: “Een arbiter moet zorgen voor optimale omstandigheden voor de spelers, dat is zijn eerste taak. Verder is een aantal D’s belangrijk: discretie, diplomatie en deskundigheid.”