En passant
Schaakbeeld 72
En passant
zaterdag 12 november 2011
Als ik mij niet vergis, komt het uit een gedicht van een van de dichters die de vijftigers werden genoemd: een passage over een heer die de straat opgaat en een heer die de straat afgaat. De manier waarop zij elkaar passeerden is mij altijd bijgebleven. Onmiskenbaar het symbool van en passant slaan. Ik stelde mij zo voor dat ze plechtig de hoed voor elkaar afnamen maar elkaar overigens geen blik waardig keurden, en dat ze dan weer hun weg vervolgden.
Als een witte pion van de tweede rij, of een zwarte pion van de zevende rij, naar de vierde rij resp. de vijfde rij springt, en hij komt dan terecht naast een pion van de andere kleur, dan zou hij die pion beroven van de kans hem te slaan. Een pion behoort nu eenmaal schuin te slaan. Je bent pion of je bent geen pion. En toen doken er ergens in de geschiedenis van het schaken lieden op die dat maar niks vonden. Zij voerden de regel van het en passant slaan in. Het zullen wel heel chique schakers zijn geweest. Chique schakers spreken graag een paar woordjes Frans. Het meest chique vind ik overigens “j’adoube”, wat je heel weinig hoort en wat ik in de Franse les op school nooit geleerd heb.
“En passant” is ook niet gek, veel beter dan het ordinaire Nederlandse “terloops” of “in het voorbijgaan”.
En passant slaan, het is een hele rare zet. Het is de enige zet waarbij een stuk dat een ander stuk slaat niet op het veld van dat geslagen stuk terechtkomt. Als je in het leven niet terecht komt op de plaats waar je behoort terecht te komen, dan loopt het niet goed met je af. Dat geldt ook voor een simpele pion. Daarom dachten ze – die chique lieden -: we zetten de levensloop van een pion naar onze hand: als die dreigt te worden gepasseerd door een vijandelijke pion zonder dat die de gelegenheid krijgt hem te slaan, dan veranderen we gewoon de regels. Leve de rechtvaardigheid!
Maar zo ken ik er nog wel een paar. Onrechtvaardig is bijvoorbeeld ook dat een koning en een toren niet met elkaar mogen rocheren wanneer op hun route een vijandelijk stuk in de verte toekijkt. Die regel hebben we toch ook niet veranderd? Ik zou er juist voor willen pleiten dat er niet minder maar juist meer onrechtvaardige situaties en regels in het schaakspel worden ingevoerd. Waarom spreken we niet af dat een paard niet alleen het stuk slaat dat hij met zijn zet bereikt, maar ook alle stukken die hij tijdens zijn sprong passeert? De zogenaamde en-passant-paardensprong. Dat is toch lekker onrechtvaardig?
Het grootste onrecht schuilt in de verhouding tussen de koningen. Waarom mogen zij nooit in elkaars nabijheid komen? Het zou een gigantische vernieuwing opleveren van de bibliotheken vol eindspelstudies als koningen elkaar rustig zouden mogen passeren, zoals heren die de straat opgaan en de straat afgaan, en als zij elkaar straffeloos zouden mogen ontmoeten op aangrenzende velden. Ziet u het al voor u? Koningen die op e4 en e5, of op d4 en d5 zonder consequenties om elkaar heen blijven draaien. Passeren zullen zij elkaar nooit: non-passant-koningeneindspel.
Een enkele creatieve verandering in de regels kan het schaakspel een geheel nieuwe impuls geven. Dat hebben overigens die jeugdspelers al bewezen die volgens het laatste Schaakmagazine een toernooi hadden opgezet waarbij de velden e4-e5-d4-d5 waren afgeplakt: die velden konden door geen enkel stuk worden gebruikt. Hulde jongelui! Wie volgt met een toernooi waarbij alle velden worden afgeplakt?
Tekst Cas Aubel
Tekeningen Frans Drummen