Gespot 24: Curieus eindspel
Bij het grasduinen in schaakboeken, het doorbladeren van schaaktijdschriften, het surfen op het internet, het bekijken van schaakfilmpjes valt het oog wel eens op interessante stellingen, bijzondere voorvallen, geniale zetten en grappige blunders. In deze rubriek wil ik u die graag voorleggen.
Bent u ook iets tegengekomen? Laat het ons weten.
Soms raak je in een schaakpartij verzeild in een eindspel dat vrijwel nooit voorkomt. Het beroemde eindspel uit de partij Timman-Velimirovic, waarin Timman toren en een (vastgelegde) randpion tegen loper en randpion had, zullen velen nog kennen. Ooit was ik in het Open grootmeestertoernooi in Cappelle la Grande in Frankrijk er getuige van dat in de slotronde op maar liefst op twee borden het eindspel van twee paarden tegen een pion was ontstaan. En de belangen waren nog groot ook, want als ik het goed heb konden de winnaars een vette prijs meepakken. Als ik me goed herinner lukte het een van hen om inderdaad het eindspel in winst om te zetten, maar niet nadat er in wederzijdse tijdnood, aan twee kanten flinke blunders begaan werden. Ik had me nooit helemaal verdiept in de problematiek. Het is bekend dat je met twee paarden niet kan matzetten als de tegenstander niet wil meewerken. Maar als hij nog een pion heeft, lukt het in sommige gevallen wel. Het komt er kort gezegd om neer dat je de vijandelijke pion met het ene paard moet blokkeren. Met de koning en het andere paard drijf je de vijandelijke koning naar de rand en dan probeer je hem zelfs in de hoek te krijgen, totdat hij nog maar twee velden tot zijn beschikking heeft. Dan haal je het andere paard erbij en omdat die nog een pion heeft, moet die daarmee gaan lopen. Je kunt dan een matnet vlechten, net voordat – of zelfs nadat – de tegenstander een dame haalt. Het gaat er natuurlijk om dat de vijandelijke pion niet al te ver opgerukt mag zijn, omdat die dan te snel naar het promotieveld gaat. Daarover dadelijk meer.
Ik raakte pas geïnteresseerd in het eindspel toen iemand me eens liet zien hoe je met de koning en slechts een paard de vijandelijke koning inderdaad naar de rand kunt drijven. Dat is eigenlijk een wonderlijk geheel. Ik wist ook dat grootmeester Jan Hein Donner zich ooit intensief met het eindspel heeft beziggehouden. Het verhaal gaat dat hij dat in opdracht van Euwe moest doen. De ex-wereldkampioen heeft een mooie serie boeken over het eindspel geschreven, maar hij wilde die graag in samenwerking met de uitgever (Het Spectrum) herzien. Omdat Euwe vrij weinig tijd beschikbaar had, werden verschillende co-auteurs gezocht. Van Wijgerden heeft destijds een prachtig boek over toreneindspelen geschreven, Donner hield zich bezig met een groot aantal andere eindspelen, waaronder het eindspel van twee paarden tegen pion. Het wordt tijd om de theorie van dit eindspel er eens bij te halen.
Dit diagram is bedacht door de beroemde eindspelcomponist Troitzky. Het geeft de rij aan tot waarop de vijandelijke pion mag oprukken, zodat wit de winst kan afdwingen. Troitzky heeft hiermee baanbrekend werk verricht door dit uit te zoeken en daar ook nog een hele theorie over op te hangen. Hij vond bijvoorbeeld ook uit hoe de verdedigende partij zich zo hardnekkig mogelijk diende te verdedigen. Tegenwoordig kunnen we met de eindspeldatabase alles exact bepalen. Donner heeft indertijd uiteraard de theorie van Troitzky bestudeerd en daarbij komt hij de volgende stelling tegen:
Donner in De Koning: “Van deze stelling zegt Troitzky dat de zwarte koning nooit uit de zone h1 te verdrijven is. Zijn argumentatie is niet in varianten, maar in algemene termen ontleend aan de door hem zelf geïntroduceerde nomenclatuur. Berger en Chéron nemen deze conclusie zonder meer over, met als enige argumentatie dat Troitzky het zegt. Het is met enige aarzeling dat wij het vermoeden uitspreken dat de grote man zich hier vergist heeft. De zwart koning kan wel degelijk van voor zijn pion weggedreven worden en zoals Troitzky zelf zegt, verliest de paardpion op de vierde rij altijd wanneer de zwarte koning de ‘reddende’ zone g2 niet weet te bereiken. Bevend van onze eigen overmoed constateren wij dan ook de stelling van Troitzky op een vergissing gebaseerd is en dat het moet zijn”
Later bleek dat Donner zich toch vergist had en dat de grote man wel degelijk gelijk heeft gehad! Ik had deze anekdote op het netvlies toen ik met mijn vriendin Petra Schuurman een open toernooi speelde in het Italiaanse Bratto, een prachtig wintersportoord, waar in de zomer een sterk bezet open toernooi georganiseerd werd. Petra was goed op weg voor een internationale meesternorm. Het zou zelfs haar tweede worden, want haar eerste IM-norm had zij twee jaar daarvoor in dezelfde periode in het Oostenrijkse Schwarzach behaald. Petra legde de basis voor haar mooie resultaat in de zevende en achtste ronde. Eerst won zij van de Italiaanse meester Renzo Mantovani, daarna ging grootmeester Igor Efimov er bij haar onder door. Zeer bijzonder was de partij tegen Mantovani. Na een goede partij slaagde Petra er niet in om een eindspel met een stuk meer op de juiste wijze naar winst te voeren en zij liet toe dat haar pionnen van het bord gingen.
49. Tb7? Petra miste hier een snelle winst. [Met 49. Pg5! zou zij zich veel moeite hebben kunnen besparen. Een voorbeeld: 49… Txb2+ 50. Kc1 Er dreigt nu voornamelijk zowel Pf5 en dan Te8. 50… Tb6 [50… Tb8 51. Pe6 Tegen de dreiging Tg7+ gevolgd door Pg6# valt niets meer te doen. 51… Pc3 52. Tg7+ Kh8 53. Pg6#] 51. Pf5 Tf6 52. Tg7+ en wit wint een toren.] 49… d4 50. Tb8+ Kh7 51. Tb4
51… Txb2+ Wit ruilt de torens en de laatste witte pion af. Er is nu het curieuze eindspel van twee paarden tegen een pion ontstaan. Het winstproces is zeer kunstig. Het ene paard (op f3) moet vóór de pion blijven staan om die te blokkeren. Zoals boven al beschreven, is het mogelijk om met de koning en het andere paard de vijandelijke koning naar de rand te drijven. Vervolgens moet wit proberen om de zwarte koning op twee velden (in de hoek) te krijgen waarna het andere paard geactiveerd wordt. Terwijl ondertussen de zwarte pion naar dame gaat, dient wit het tweede paard op de meest handige manier naar de vijandelijke koning te spelen om die mat te zetten. Het is maar weinig spelers gegeven om een dergelijke stelling naar winst te voeren. Maar Petra begon toch maar aan de klus.
52. Txb2 Pxb2 53. Kxb2 Kg7 De database geeft hier een verlies in 65 zetten aan. Daarmee zou wit dus flink in de knoei komen met de 50-zettenregel. [De enige remisemaker zou 53… Kh6! zijn. Het is mij een volstrekt raadsel hoe dat in elkaar zit.] 54. Kc2 Kf6 Wit gaat vooruit: de winst is nu in 51 zetten af te dwingen! 55. Kd3 Ke7 En nu in 50! 56. Kxd4 Kd6 57. Pf5+ Kc6 58. Kc4
58… Kb6 Voorlopig gaat de zwarte koning de goede richting in. 59. P5d4 Kc7 60. Kd5 Kb7 61. Kc5 Beide spelers spelen bijna optimaal. [61. Pb5 was volgens de ’tablebases’ iets beter.] 61… Kc7 62. Pe6+ Kd7 63. Kd5 Ke7
64. Pc5 Dit is het mechanisme dat wit heeft. Het ene paard draait om de koning in en zo slaagt wit er in om de zwarte koning op een gegeven moment naar de rand van het bord te dwingen. 64… Kf6 65. Ke4 Kf7
66. Kf5! Weer optimaal: de winst is nu bij de beste verdediging 41 zetten weg. 66… Ke7 67. Ke5 Kf7 Een kleine onnauwkeurigheid. [Volgens de database is 67… Kd8 hardnekkiger.] 68. Pd7
68… Ke8? Hij gaat vrijwillig naar de rand. [68… Ke7 verdiende de voorkeur.] 69. Ke6 Kd8 70. Kd6 Kc8 [70… Ke8 71. Pde5] 71. Pc5 Kd8 72. Pb7+
72… Kc8?? Dit is een grote blunder waardoor de winst ineens heel snel afgedwongen kan worden. [Veel lastiger is als de zwarte koning naar het blokkadepaard toe loopt. 72… Ke8 Een voorbeeld, waarbij ik steeds de optimale zet voor beide partijen geef: 73. Ke6 Kf8 74. Pd6 Kg7 75. Kf5 Kh7 76. Kf6 Kh6 77. Pf7+ Kh5 78. P7e5 Kh6 79. Kf7 Kh5 80. Ke7 Kh6 81. Kf6 Kh5 82. Kf5 Kh6 83. Pd7! Kg7 84. Ke6 Kg8 85. Ke7 Kh8 86. Kf7 Kh7 87. Pf8+ Kh6 88. Kf6 Kh5 89. Kf5 Kh6 90. Pe6 Kh5 91. Pg7+ Kh6 92. Kf6 Kh7 93. Pf5 Kg8 94. Ke7 Kh8 95. Kf7 Kh7 (zie analysediagram)
96. Pg5+ Kh8 97. Pe7 f3 98. Pg6#] 73. Kc6 Kb8 74. Pd6 Ka8 75. Kb5 [75. Kb6! was sneller 75… Kb8 76. Pe5 f3 77. Pc6+ Ka8 78. Pe8 f2 79. Pc7#] 75… Ka7 76. Ka5 Kb8 77. Kb6
De zwarte koning staat nu nog maar op twee velden. Hij moet dan ‘pat’ gezet worden, waarna het andere paard dichterbij snelt. 77… Ka8 78. Pc8 Kb8 79. Pa7 Ka8 80. Pd4 Het moment waarop het andere paard de pion mag ‘loslaten’. 80… f3 81. Pdc6 opgegeven wegens 81… f2 82. Pb5 f1D
83. Pc7# 1-0
In dezelfde ronde zat ik ook nog te schaken totdat wij tweeën (en onze arme tegenstanders uiteraard) als laatste in de toernooizaal waren overgebleven. Ik zal er maar niet bij vertellen dat ik in deze ronde vanuit slechte stelling de arme Efimov zat te slopen, zodat Petra hem in de ronde erop ook nog een keer wist te verslaan…
Dit fragment via de viewer:
Dat 53…Kh6! remise maakt zit als volgt: weliswaar is de pion op f4 voorbij de Troitzky-lijn, zodat het niet altijd gewonnen is voor wit, maar het is alleen remise als de zwarte koning de hoek h1 weet te bereiken, anders wint wit alsnog. Het lijkt tegenstrijdig om vrijwillig die hoek in te gaan, maar door patmotieven i.v.m. het paard op f3 is mat geven noch het verdrijven van de koning mogelijk.
In dit geval staan de paarden zo dat h1 niet bereikbaar is, maar toch is de redding in die hoek te vinden. Na 53…Kh6 gaat het verder met:
54.Kc2 Kh5! 55.Kd3 Kg4! 56.Kxd4 Kg3! 57.Kd3 Kf2! en wit kan niet voorkomen dat de zwarte koning tussen f1 en f2 heen en weer gaat. Probeert de witte koning via g4 binnen te komen, dan gaat de zwarte koning naar g3 en h3 met hetzelfde idee. Als het paard op h4 te hulp springt, duikt de koning de hoek in.
Na 53…Kg7 komt wit op tijd: 54.Kc2 Kh6 55.Kd3 Kh5 56.Kxd4 Kg4 57.Kd3 Kg3 58.Ke2 +-
Beste tbeuman,
Bedankt voor de instructieve uitleg. Sommige dingen in het schaken zijn soms nauwelijks te bevatten.