Een wetenschappelijk onderzoek naar mannen en vrouwen schaak
Een wetenschappelijk onderzoek naar mannen en vrouwen schaak
Het onderzoek van dr. Anne Maass e.a.
In the European Journal of Social Psychology, 2008, blz. 231-245, hebben prof. dr. Anne Maass, Claudio d’Ettole en Mara Cadinu van de Universiteit Padua in Italië, een artikel gepubliceerd over hun onderzoek naar de rol van mannen en vrouwen stereotypes in de intellectuele sport bij uitstek: schaken. Het artikel is een eye opener, dat brede aandacht verdient in de schaakwereld. Vooral leden van besturen van schaakverenigingen (voorzitter, secretaris, penningmeester, jeugdleider, interne en externe competitieleider) horen hiervan kennis te nemen. Het kan hen wellicht helpen bij het maken van beleid naar behoud van leden en bij ledenwerving.
Prof. Maass mailde mij dat zij blij was dat op deze wijze passages uit van haar artikel ter kennis worden gebracht van de bezoekers van Schaaksite. Hierna geef ik de inleiding en de eindconclusie van het artikel. Het gehele rapport staat op onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1002/ejsp.440/pdf
Mat? De rol van gender stereotypes in de intellectuele sport bij uitstek
Anne Maass, Claudio d’Ettole en Mara Cadinu
Universiteit van Padua, Italië
Samenvatting
Verrassend genoeg zijn vrouwen ondervertegenwoordigd in de schaakwereld. Zij maken voor slechts 5% van de wereldwijd geregistreerde toernooien en slechts 1% van de grootmeesters in de wereld daarvan deel uit. In dit artikel wordt betoogd dat het voornamelijk gender stereotypes (d.z. man-vrouw stereotypes) zijn die verantwoordelijk zijn voor de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het schaken. Tweeënveertig man-vrouw paren met gelijke speelsterkte speelden twee schaakpartijen via internet.
Wanneer de spelers het geslacht van de tegenstander (de voorwaarde voor controle) niet wisten, speelden de vrouwen ongeveer even goed als de mannen. Wanneer het man-vrouw stereotype werd geactiveerd (de voorwaarde voor het experiment) vertoonden de vrouwen een drastische daling in de prestatie. Echter, dat gebeurde alleen wanneer zij zich ervan bewust waren dat zij tegen een mannelijke tegenstander speelden. Wanneer zij (ten onrechte) meenden tegen een vrouw te spelen, presteerden zij net zo goed als hun mannelijke tegenstanders. Bovendien laten onze bevindingen zien dat vrouwen een minder schaak-specifiek zelfvertrouwen bezitten en een zwakkere nadruk op presteren, die leiden tot slechtere schaakprestaties.
Inleiding
Het schaakspel is niet alleen een van de oudste spelen, maar het wordt ook door velen beschouwd als de intellectuele sport bij uitstek. Hoewel schaken een intellectuele bezigheid is die geen lichamelijke kracht vereist, worden vrouwen over het algemeen zwakker beschouwd. Zij vertegenwoordigen minder dan 5% van de wereldwijd geregistreerde toernooispelers. Momenteel staat de beste vrouwelijke speler, Judit Polgar, op de zeventiende plaats van de FIDE ranglijst (FIDE, 2006). Zij is ook de enige vrouw bij de top 100 spelers in de wereld. Dus lijken de vrouwen te worden ondervertegenwoordigd en lijken zij zwakker te presteren.
Hoe komt dat zo? Een eerste stap om bij schaken de geslachtsverschillen te begrijpen is te vragen welke kenmerken bepalend zijn voor succes en of deze kenmerken minder voorkomen bij vrouwen. We houden hier alleen maar rekening met algemene cognitieve en motivatie factoren. We houden geen rekening met specifieke tactische en strategische vaardigheden die zich ontwikkelen tijdens de schaaktraining, inclusief de opvallende vaardigheden van deskundige schakers om snel de essentie van hoogste gecompliceerde schaakstellingen te doorzien (De Groot & Gobet, 1996; Ross, 2006).
De enige meest belangrijke sleutel voor succes lijkt te zijn inspanning en de wil. Volgens Charness, Tuffiesh, Krampe, Reingold en Vasyukova (2005) wordt de vaardigheid om te schaken het beste vastgesteld aan de hand van het aantal uren dat een schaker besteedt aan grondig oefenen, gevolgd door het aantal uren van spelen op toernooien, en het aantal jaren van particuliere lessen. Men heeft gedacht dat vrouwen minder bereid zouden zijn hun tijd te besteden aan schaken alleen, wat leidt tot een hogere uitval. Echter, deze veronderstelling vindt geen steun in een studie die onlangs is verschenen van Chabris en Glickman uit Amerika (2006) die hebben ontdekt dat de cijfers gelijk zijn van mannelijke en vrouwelijke schakers met dezelfde speelsterkte die stoppen met schaken.
De tweede factor waarvan wordt gedacht dat die een belangrijke rol speelt, is het geheugen. Schakers moeten over een lange termijn beschikken over een indrukwekkende hoeveelheid theoretische kennis, inclusief een groot aantal openingen, hoewel zij buiten dit specifieke terrein niet kunnen uitblinken in deze mnemonic vaardigheden (mnemonic zijn korte gemakkelijk te onthouden benamingen, zoals Pf3, pdg). Minder intuïtief is de centrale rol van het werkgeheugen, inclusief het geheugen van ruimte-visueel. Bedenk dat schakers een groot aantal potentiële zetten moeten berekenen. Dit betekent een ongelooflijk werkgeheugen dat de stellingen van een veelvoud van stukken moet onthouden over een reeks van opeenvolgende (denkbeeldige) zetten. Daarom is het geheugen voor de positie van wezenlijk belang voor het naar boven halen van analyses.
Deskundige schakers hebben inderdaad een opmerkelijke mogelijkheid om stellingen te onthouden (De Groot, 1965), hoewel dit voordeel van geheugen verdwijnt als het gaat om stellingen met stukken die willekeurig op het bord zijn gezet, en daarom niet passen in inzichtelijke schema’s (bijvoorbeeld Simon & Chase, 1973; Saariluoma, 1989; maar zie Gobet & Simon, 1996; Van der Maas & Wagenmakers, 2005). Bestaan er redenen te verwachten dat vrouwen worden benadeeld in termen van hun mnemonic vaardigheden? Over deze veronderstelling blijkt in de literatuur geen verschil te bestaan tussen mannen en vrouwen, of dat vrouwen betere prestaties laten zien in geheugentesten in het algemeen (Jensen, 1998; Stumpf & Jackson, 1994; zie voor een overzicht Halpern & LaMay, 2000). Dat geldt ook in het bijzonder voor het geheugen voor ruimte (Eals & Silverman, 1994). Daarom is het geheugen – hoewel het een zwaar stempel drukt bij schaakprestaties – een onwaarschijnlijke factor om geslachtsverschillen te verklaren.
Een derde vaardigheid die doorslaggevend lijkt te zijn bij schaakprestaties is de mogelijkheid van het verwerken van beelden in het hoofd. Schakers lijken zwaar visueel georiënteerd. Deze vaardigheid is beslissend bij ‘blindschaak’ (Chabris & Hearst, 2003). Sommige schrijvers stellen zelfs dat spelers de hoogste niveaus niet kunnen bereiken, tenzij zij beschikken over voldoende vaardigheid om beelden te verwerken (Howard, 2005). Opvallend is dat ruimtelijk inzicht ook een van de weinige facetten is van intelligentie waar de verschillen in geslacht constant te voorschijn komen. Daarbij zijn vrouwen duidelijk in het nadeel (zie voor een overzicht Halpern & LaMay, 2000). Onder de kunst van ruimtelijk inzicht, lijken er twee bijzonder relevant voor schaken, namelijk de kunst van het voorstellingsvermogen voor ruimtelijke beelden en de kunst van het in het hoofd omdraaien van de stelling. De kloof tussen man en vrouw is in het bijzonder groot bij het laatst genoemde (Voyer, Voyer, & Bryden, 1995).
De kunst van het in het hoofd omdraaien van de stelling is wezenlijk bij het schaken omdat de ligging van het bord afhangt van de kleuren die zijn toegewezen, wit of zwart. Bijvoorbeeld, een stuk op c6 staat linksboven of rechtsonder, afhankelijk van de kleur van de speler, terwijl schaakboeken en tijdschriften het bord altijd weergeven aan de hand van de stelling van wit. Dus is het noodzakelijk om in het hoofd de stelling om te kunnen draaien. Gelet op het bestaan van doordringende geslachtsverschillen, lijkt de kunst om de stelling in het hoofd om te draaien een goede kandidaat factor als verklaring voor de mindere prestaties bij het schaken van vrouwen.
In de vierde plaats kunnen motiverende factoren zoals agressiviteit bijdragen aan schaakprestaties. Het schaakspel bezit een hoge mate van wedstrijd element, dat blijkt uit het taalgebruik dat wordt gebezigd in tijdschriften en boeken. Het verwijst naar oorlogsvoering, zoals strijd, verslagen, overwinnen, aanval, verdediging, vernietigen, etc. Aangezien vrouwen op zowel agressiviteit als overheersing in het algemeen lager scoren dan mannen (Bettencourt & Miller, 1996) is het aannemelijk te veronderstellen dat vrouwen in het nadeel zijn bij schaken. Of, zoals de Engelse grootmeester Nigel Short verklaarde, vrouwen ‘bezitten geen killer instinct.’ Het belang van motiverende factoren in het schaakspel is aangetoond door Van der Maas en Wagenmakers (2005). Volgens hen dragen vier belangrijke factoren bij tot schaakprestaties: algemene vaardigheid in het schaken (tactisch, positioneel evenals kennis over het eindspel), schaak specifieke kennis (opening-, midden, eindspel kennis en verwerken van beelden in het hoofd), geheugen (stellingen kunnen herkennen) en motivatie (inclusief faalangst en wil om te winnen). Twee bevindingen zijn bijzonder relevant voor het doel van deze studie.
In de eerste plaats kwamen algemene vaardigheid, kennis en geheugen als de beste voorspellers voor schaakvaardigheden te voorschijn, maar motivatie – hoewel minder voorspellend – viel buiten het bereik van deze factoren. In de tweede plaats ontdekten Van der Maas and Wagenmakers (2005, p. 50) dat vrouwen ‘een lagere Elo rating hadden dan verwacht kon worden op basis van hun testscores’. Aangezien Elo ratingen worden behaald in toernooien, laat dit de mogelijkheid open dat vrouwen problemen ondervinden in wedstrijdsituaties die hen ervan weerhouden te presteren op het niveau van hun werkelijke capaciteiten.
Dit laat nog een andere verklaring open voor het onderpresteren van vrouwen in het schaakspel, namelijk gender stereotypen (man-vrouw stereotypen). De moeilijkheden waar vrouwelijke schakers mee te maken hebben kan voornamelijk te maken hebben met hun bewustzijn dat anderen van hen verwachten slechter te presteren in een hoofdzakelijk door mannen gedomineerd domein. Niet alleen worden vrouwen vaak ervan beschuldigd minder te kunnen schaken (‘meisje’), maar als ze buitengewoon goed spelen wordt hun vrouwelijkheid vaak in twijfel getrokken (Shahade, 2005). Hoewel we niet weten of enig systematisch onderzoek naar schaak gerelateerde gender stereotypes is gedaan, zijn zulke stereotypes gemakkelijk te zien in schaaktijdschriften. Deze zijn tot in detail besproken in het populaire boek van Shahade (2005). Als we het stereotype bedreigingsmodel toepassen (Steele & Aronson, 1995; Spencer, Steele, & Quinn, 1999) zal de activiteit van gender stereotypes tijdens een toernooi waarschijnlijk zich mengen met de schaakprestaties van vrouwen, vermoedelijk vanwege hun (on)bewust gevoel om negatieve verwachtingen te bevestigen. Het stereotype bedreigingsmodel heeft aanzienlijke empirische steun ontvangen uit zowel academische kringen (Inzlicht & Good, 2006; Maass & Cadinu, 2003; Steele, Spencer, & Aronson, 2002) als sport (Stone, Lynch, Sjomeling, & Darley, 1999; zie voor een overzicht Beilock & McConnell, 2004), maar voor zover wij weten is het nog nooit onderzocht als een potentiële verklaring van de kloof tussen mannen en vrouwen in het schaakspel.
Vanuit het stereotype bedreigingsperspectief lijkt het onderzoek naar schaken om een aantal redenen interessant. In het verleden is de stereotype bedreiging onderzocht op twee brede gebieden, namelijk intellectueel (bijvoorbeeld wiskunde) en atletische activiteiten (bijvoorbeeld golf). Op beide gebieden zijn stereotype gerelateerde prestatiedalingen gevonden, hoewel verschillende mechanismen een rol lijken te spelen.
Terwijl een vermindering van prestaties op het academische terrein vaak zijn toe te schrijven aan storende gedachten en aan een vermindering van de capaciteit van het werkgeheugen (bijvoorbeeld Cadinu, Maass, Rosabianca, & Kiesner, 2005; Schmader & Johns, 2003), lijken sportprestaties te verminderen onder invloed van stereotype activiteiten. Dat komt omdat aandacht bewust wordt gestuurd naar processen die gewoonlijk op een automatische manier worden uitgevoerd (Beilock &McConnell, 2004). Het schaakspel en andere wedstrijdspelen (zoals Go of Bridge) bevinden zich op de kruising tussen het academische en het sport domein. Zij combineren de intellectuele eisen van de eerstgenoemden met de aard van de wedstrijd van de laatstgenoemde. Als gevolg daarvan, en anders dan bij lichamelijke sporten, kunnen schakers in het bijzonder gevoelig zijn voor stereotype bedreigingen. Daarbij moet worden bedacht dat het schaakspel al een opmerkelijke inspanning vergt van het werkgeheugen dat bijna wordt geduwd tot de grenzen van het wedstrijdelement van de situatie.
Echter, er is nog een proces waardoor de stereotypen invloed kunnen hebben op het spel, namelijk door vrouwen minder assertief te maken en de kans te verminderen dat zijn agressief zullen spelen. Een van de doelstellingen van de voorliggende studie was deze mogelijkheid te onderzoeken. Gezien vanuit het perspectief van gender stereotypering, vormt het schaakspel een interessant onderwerp voor studie om twee bijkomende redenen.
In de eerste plaats is het een van de weinige sporten waarin mannen en vrouwen direct een wedstrijd met elkaar kunnen aangaan. In de tweede plaats voldoen schaaktoernooien aan een essentiële randvoorwaarde, namelijk een in het oog vallende categorie waarin vrouwen een klein percentage van spelers uitmaken in praktisch alle schaaktoernooien waaraan mannen en vrouwen deelnemen. Het is bekend dat dergelijke minderheden of status als symbool tekortkomingen in prestaties veroorzaken, vermindering van welslagen en een vermindering van zelfvertrouwen (Inzlicht & Ben-Zeev, 2000; Inzlicht & Good, 2006). Of zoals de vrouwelijke schaakkampioen van Amerika, Jennifer Shahade (2005, p. 6), verklaart: de groep vrouwelijke schakers verwijst niet naar enige intrinsieke vrouwelijke manier van schaken, maar eerder naar een minderheidsgroep in de schaakwereld, dat invloed kan hebben op de manier waarop een vrouw schaakt’. Interessant is, dat in lijn met deze gedachte Chabris en Glickman (2006) recent hebben laten zien dat meisjes lagere schaakratingen hebben dan jongens wanneer wij meedoen aan wedstrijden op plaatsen waarin zij numeriek zijn ondervertegenwoordigd onder de schaakdeelnemers.
(volgt een uitvoerig verslag van het onderzoek, dat ik niet heb vertaald)
Conclusie
Een aantal nieuwe bevindingen komen tevoorschijn uit de huidige studie dat een aanvulling is op cognitief georiënteerd onderzoek naar schaken. Het belangrijkste is, dat gender stereotypes (man-vrouw stereotypes) een grote verzwakking laten zien bij vrouwelijke spelers dat leidt tot een 50% prestatiedaling wanneer zij spelen tegen mannen. Interessant is, dat dit nadeel volledig wordt weggenomen wanneer spelers ertoe worden gebracht te denken dat zij tegen een vrouw spelen. Dit kan gedeeltelijk gebeuren omdat vrouwen een meer defensieve speelstijl laten zien wanneer zij spelen tegen een man.
Een tweede en meer algemene uitkomst van onze studie is dat zelfvertrouwen en een op winnen georiënteerde, bevorderende motivatie positief bijdraagt aan de schaakprestaties. Omdat vrouwen een lagere schaakspecifieke zelfsrespect en een meer voorzichtige, instelling dan mannen hebben, wellicht als een gevolg van wijdverspreide man-vrouw stereotypes, kan dit op zijn minst voor een deel hun wereldwijde ondervertegenwoordiging en onderprestatie verklaren in het schaken. Daarom schijnen vrouwen in het nadeel te zijn niet omdat zij minder cognitieve of ruimtelijk inzicht hebben, maar omdat hun benadering in schaakwedstrijden gepaard gaat met minder zelfvertrouwen en met een meer voorzichtige houding dan hun mannelijke tegenstanders. Vandaar dat een perspectief van motivering beter kan worden aangepast om te begrijpen (en om te voorkomen) dat vrouwen onderpresteren in ‘de intellectuele sport bij uitstek’.
Ik zou het experiment met de internetschaakpartijen wel verlengd willen zien.
Laat vrouwen weer weten of ze tegen een man of vrouw spelen, maar nu alles naar waarheid. Ook laat je alle vrouwen vooraf het resultaat van het eerste experiment weten. Dan moeten de vrouwen weten dat het onderpresteren onnodig is. Ze moeten vol zelfvertrouwen de duels tegen mannen spelen, want het experiment toont aan dat het gewoon kan, de vrouwen die ten onrechte dachten dat ze tegen een vrouw speelden hadden immers geen last van onderprestatie.