Unitas toont zich een slechte gast in Haarlem
Afgelopen zaterdag, 7 januari 2012, ondernam de schaakvereniging genaamd ‘Unitas’ en wel het eerste team ervan een geslaagde reis naar het mooie Haarlem om daar de degens te kruisen met het tweede team van de combinatievereniging ‘Kennemer combinatie’. Geplaagd door wateroverlast in de eigen provincie was het ook niet onwelkom om eens een bezoekje te brengen aan een gewest waar men nog niet echt te kampen had met verzadigde dijken en overstroomd land, tenminste, niet voor zover wij wisten.
Volgens Peter Bosker was Delfzijl zelfs ontsnapt aan een ramp, zo hoog stond het water in de Dollard (voor de geïnteresseerden: dat komt deels door het uitbaggeren van de Ems in verband met de decadente cruiseschepen uit Papenburg, die een grote diepgang hebben; dit uitbaggeren leidt tot een groot verschil in eb en vloed). Als echte ‘klimaatvluchtelingen’, zoals Adrian Clemens ons al grappend noemde, werden we met open handen ontvangen in Haarlem. Waar wij ons vervolgens een slechte gast toonden, maar daarover zo meer.
De treinreis verliep aangenaam en vlot, zodat wij al vroeg in Haarlem en ter plaatse aankwamen, aan het Spaarne. Misschien is het goed iets te vertellen over de rijke geschiedenis van Haarlem. De naam van de stad is afgeleid van Haarlo-heim (hooggelegen dorp); de stad zelf, eeuwenlang zetel van de graaf van Holland, kreeg stadsrechten in 1245 en overleefde de Hoekse en Kabeljauwse twisten in de 15e eeuw. Funester was het Beleg van Haarlem (1572-1573) door de zoon van de beruchte hertog van Alva, Don Frederick. Na een heldhaftig verzet moest de stad capituleren voor de Spaanjaarden. Vervolgens werden in de overwinningroes een paar honderd burgers in de Spaarne verdronken (!). Is er iets nieuws onder de zon? Maar na het vertrek van de Spanjaarden, in 1577, wist Haarlem weer op te krabbelen. De lakennijverheid werd belangrijk, naast de drukkerijen en het culture leven bloeide; vele bekende schrijvers zijn geboren in of afkomstig uit de stad. Later werd de industrie belangrijker en in de 20e eeuw de dienstensector. Zie daar in een notendop de historie van onze plaats van bestemming.
De wedstijd dan. Op bordvolgorde, onder het toeziend oog van senior Wout Knol:
1. Grisha Kodentsov (FM, 2260) speelde met wit tegen de in driedelig (?) pak gestoken Wouter Roggeveen (2017), die heel wat beter speelde dan zijn rating deed vermoeden. In een Meraner met tegengestelde rokades (Grisha kort) zette de witspeler hoog in. De zwartspeler liet zich niet onbetuigd en er ontstond een fel handgemeen op het bord.‘Hand-to-hand-combat’ heet zoiets meen ik in het jargon van de bebaarde bejaarde karateke en rechtse havik Chuck Norris (ik wilde er in het kader van de rijmelarij ook nog ‘bedaarde’ bij zetten maar dat past niet echt). Grisha had een prima tijdsverdeling, maar hij ging wellicht te ver in zijn offerzucht. Met twee verbonden vrijpionnen op de damevleugel voor zijn tegenstander en diezelfde tegenstander in tijdnood wist G. dat hij uit praktisch (en objectief?) oogpunt er nog een stuk tegenaan moest smijten om voornoemde pionnen te elimineren en de zwarte koning van zijn al schaarse garderobe te beroven. Roggeveen op zijn beurt gooide er een toren of zo tegenaan om eeuwig schaak te forcren. Had er meer in gezeten voor zwart? Na de analyse (altijd een belevenis, die drukke gebaren van Grisha die de complexiteit van de stelling accentueren) was men er nog niet echt over uit. ½
2. Jasper Geurink (2328 en uw penvriend) mocht op twee met zwart tegen de op papier sterkste man van de KC II, Rob Bertholée (FM, 2325). Deze mocht zijn mobiel aanlaten van de wedstrijdleider vanwege de trieste omstandigheid dat zijn vader in kritieke toestand in het ziekenhuis lag. Hij speelde dus de partij vermoedelijk onder hoogspanning, al lieten de omstandigheden mij niet onberoerd. Wat moet je bijvoorbeeld als iemand opgebeld word en hij remise aanbiedt? Ik had het vermoedelijk niet aangenomen omdat ik nog kans maak op een IM-norm en je in zulke omstandigheden dan beter niet kan gaan spelen als witspeler. Maar vermoedelijk had Bertholée dan ook helemaal geen remise aangeboden maar gewoon opgegeven. Afijn, het kwam niet aan de orde.
In een Fransman zette Bertholée ongebruikelijk voort met een loperzwaai naar b5. Door het centrum aan te tasten met …f6 wist zwart beter spel te bereiken en na het insluiten van een loper op h6 kwam zwart zelfs overwegend te staan. Door een geweldige loper te ruilen tegen een luizig paard verspeelde hij even snel weer zijn voordeel. Er volgde een ruilfestijn en wat overbleef was een ongelijke lopereindspel dat zo dood was als een pier. Remise dus. ½
3. Peter Hulshof (2203) nam het op drie met wit op tegen Yorick ten Hagen (2157). Peter had in verband met zijn komende emigratie naar Nieuw-Zeeland geprobeerd zijn auto te verkopen aan een garage in Olst. Door het hoogwater ging de pont over de IJssel niet, de garagemedewerkers wilden hem oplichten en hij kwam uiteindelijk knikkebollend van twee weken keihard weken en gierende zenuwen een half uur te laat aan. Tegen een nijlpaardenopstelling wist Peter vervolgens een zeer, zeer goede stelling te bereiken door de zware beesten met een archimedische hefboom (e5 en a3/b4, gericht tegen c5) uit hun vertrouwde zompige omgeving te heffen. Tot verbazing, wellicht verbijstering van zijn tegenstander bood Peter daarna snel remise aan. Maar steeds blijven wegdoezelen achter het bord was geen optie. Wellicht had een weigering Peter weer een adrenalinestoot gegeven en tot verder onheil voor zijn tegenstander geleid. Een puntendeling, een wederzijds bevredigende uitslag (?). ½
4. Onze benjamin Jorden van Foreest (2204) speelde op vier met zwart tegen Vincent Blom (2150). In de opening, een Engelse Slaaf met e3 en …Lg4, vreesde ik even dat de zwarte stelling in al zijn/haar voegen kraakte. Maar dat was waarschijnlijk optisch bedrog. Hoe dan ook, de witspeler zette nogal slap voort en er ontstond na ruil van de dames op b3 (wit een open a-lijn) een ongeveer gelijk eindspel dat door Jorden zeer sterk werd uitgeschoven. Op een gegeven moment verbleef de witte loper op h3 in een soort kerker door de eigen pionnen op g2 en g4. De zeer actieve zwarte koning en het ronddartelende zwarte paard konden naar hartelust rondstruinen dan wel rondspringen in de puinhopen van de witte stelling. Toen de witspeler er uiteindelijk in slaagde g3 te spelen om de loper via g2 of f1 te bevrijden kwelde Jorden hem nog meer door er een paardvork in te brengen die een activering van de witte raadsheer verhinderde op straffe van stukverlies. Ontgoocheld werd er vervolgens opgegeven.
Meestal is het kwellen van anderen niet goed te praten en een slecht signaal, maar op het bord is het bij een dergelijk talent alleen maar een teken van volwassenheid en sterk spel. Alle hulde. 1
5. Jouke Algra (2115) moest met wit tegen een stenen muur (‘Stonewall’) opboksen. Als ik me niet vergis beging zijn tegenstander, Gerard Rill (2187), de fout na een wit Lf4 en een ruil op f4 (gxf4) het witte paard op e5 ongemoeid te laten. Dergelijke paarden moet je er direct afslaan met een der zwarte paarden. Hoe het ook zij, Jouke vlocht een fraaie truc in de stelling en dirigeerde als een volleerde wagenmenner zijn tweespan in de zwarte pionnenveste om de zwarte gemalin te …schaken. Hetgeen lukte. Waarna de partij spoedig voorbij was. 1
6. Peter Bosker (2168) speelde een Benoni met zwart tegen Jan Bakker (2232). Misschien zat de angst van de afgelopen watervloed bij Peter B. er nog een beetje in, want hij wierp tal van versperringen op tegen de witte stukkenvloed op de damevleugel en hield de stelling (te?) gesloten, met c5 en e5. Maar toch wel vergeefs. Misschien had hij op een gegeven moment een kwaliteit moeten offeren op f4, als in het Konings-Indisch (…Tf4! met druk op de zwakke pion h4, en als wit Lxf4 speelt volgt …exf4 met een monsterloper op g7). Maar dat is slechts een oppervlakkige indruk van iemand-in-het-voorbijgaan. Zoals het ging had Peter B. vrijwel geen tegenspel. Het leek even dat hij een soort van blokkade had, maar de dijk begaf het en de polder stroomde over. 0
7. Adrian Clemens (FM, 2202, spreek uit Aa-dri-a-n), speelde zoals al zijn naamgenoten maar weer eens een opstelling met g3. Rustig drukken met wit tegen de Tarrasch, een tegenstander (Ron van Wezel, 2171) die om mij onbekende redenen een slecht eindspel in vluchtte dat volgens de theorie alleen wit winstkansen biedt (reeds besproken in de trein, zie verder Dvoretsky en Yusupov, Opening Preparation (Londen 1994) 177-180; Yusupov-Spraggett, Ct (3), Quebec 1989). Toen zwart nog een fout maakte drong Adrian met al zijn, zeer actieve, stukken de zwarte stelling binnen en maakte het uit vlot uit. Prima. 1
8. Nick Bijlsma (2170) hanteerde met zwart tegen Peter Pijpers (2092) een Draakachtig werktuig om de witte stelling te kraken. Maar zo eenvoudig ging dat niet. Toen ik een vluchtige blik op het bord wierp leek er een eindspel te staan dat zwart achter elkaar ging winnen dankzij zijn actieve stukken, ondanks alle pionnen op een vleugel. Maar zoals zo vaak hadden de spelers zelf het veel beter gezien en werd er snel tot remise besloten. Achteraf stond ik toch wel even met het schaamrood op de kaken vanwege een dergelijk absurd stellingsoordeel mijnerzijds. ½
9. Wat Laszlo Cako (2067) overkwam in zijn partij, met wit, tegen Elwin van der Auweraert (1992) weet ik niet; wel weet ik dat een voortreffelijke partij in de tijdnood van zijn tegenstander werd verprutst. Speelde Laszlo te veel op de tijdnood van zijn tegenstander, zoals hier en daar werd gesuggereerd? Heeft Laszlo moeite om een hele partij scherp te blijven, om koel te blijven in eenzijdige of wederzijdse tijdnood? Ik heb geen idee, het is alleen jammer dat hij een heel goede stelling onnodig verloor. Huiswerk voor hem: het aanscherpen van zijn scherpte. 0
10. Als laatste was bezig aan het laatste bord Alef Boer (2119), die net terug was gekomen uit China. Kennelijk had hij daar inspiratie opgedaan, want hij speelde koelbloedig en positioneel sterk. Een ongeveer gelijk eindspel móest gewonnen worden door de witspeler (Julius van Doeland, FM, 2153), die inderdaad alles of niets speelde. De sluwe Alef joeg de witte koning naar het achterveld, raapte enkele pionnen op en rukte vervolgens op met zijn eigen vrijpionnen. Dat bleek te veel van het goede en van Doeland moest de strijd staken. 1
Kennemer Combinatie 2 (2148) – Unitas (2184) 4-6
1. Wouter Roggeveen 2017 – FM Grigori Kodentsov 2260 ½-½
2. FM Rob Bertholee (2325) – Jasper Geurink (2328) ½-½
3. Yorick ten Hagen (2157) – Peter Hulshof (2203) ½-½
4. Vincent Blom (2150) – Jorden van Foreest (2204) 0-1
5. Gerard Rill (2187) – Jouke Algra (2115) 0-1
6. Jan Bakker (2232) – Peter Bosker (2168) 1-0
7. Ron van Wezel (2171) – FM Adrian Clemens (2202) 0-1
8. Peter Pijpers (2092) – Nick Bijlsma (2170) ½-½
9. Elwin van der Auweraert (1992) – Laszlo Cako (2067) 1-0
10. FM Julius van Doeland (2153) – Alef Boer (2119) 0-1
Zo won Unitas met 6-4 van KC II. De komende wedstrijden gaan erom spannen: eerst tegen het sterke ESGOO en dan tegen het nóg sterkere En Passant. Het succes van Unitas is ongetwijfeld te danken aan de prima teamsfeer, de saamhorigheid en stiptheid en natuurlijk de fabuleuze en briljante verslagen. Deze teamsfeer vormt de basis voor de prestaties. Maar als ambitie om de hoek komt kijken is er altijd het gevaar dat het ten koste gaat van de sfeer. Daarom: eerst de sfeer, dan de ambitie. Als het goed is vormt de teamsfeer ook de basis waarop de ambitie kan worden uitgebouwd en zijn de twee complementair, aanvullend. Hoe ver de ambities van Unitas 1 kunnen reiken, dit seizoen, zal de komende twee wedstrijden blijken.