Begrijp wat u doet: Catalaanse structuren 1
Catalaanse structuren 1
In de vorige drie rubrieken zijn er karakteristieke structuren aan de orde gekomen uit het Damegambiet. Daarin hebben we ons beperkt tot stellingen die ontstaan na 1. d4 d5 2. c4 e6 3. Pc3. Als we echter kiezen voor de paardontwikkeling 3. Pf3 dan is dat meestal een uitnodiging tot het Catalaans, dat definitief ontstaat na
3… Pf6 4. g3
Deze stelling komt ook via andere zetvolgordes tot stand. Een belangrijk idee achter het Catalaans voor wit is zich nog niet vast te leggen. Hij voert de druk tegen het centrum nog even niet op, maar ontwikkelt zijn koningsloper naar de lange diagonaal van waaruit hij later hoopt activiteit te ontwikkelen. In veel stellingen probeert hij de kracht van de loper op g2 ten opzichte van de loper op c8 uit te buiten. Een mooi voorbeeld van de kracht van de loper op g2 tegenover die op c8 is de volgende modelpartij:
Scheeren-Trois, Eerbeek 1978.
1. d4 Pf6 2. c4 e6 3. g3 d5 4. Lg2 Pbd7 5. Pf3 dxc4 6. O-O a6 7. a4 c5 8. Pbd2 cxd4 9. Pxc4 Lc5 10. Pxd4 Pb6 11. Pxb6 Lxb6 12. Pc2 Dxd1 13. Txd1 Pg4
In deze stelling werd wit voor een lastig probleem gezet. Hij heeft natuurlijk geen zin om op zijn schreden terug te keren met 14. Tf1 en 14. e3 zou een concessie betekenen, maar wat moet hij dan wel? Scheeren vond een lumineuze oplossing voor het stellingsprobleem:
14. Pe3!!
Eén uitroepteken voor de kwaliteit van de zet, één voor het idee. De witspeler laat vrijwillig zijn pionnenformatie verzwakken. Zoals in meerdere Catalaanse stellingen moet wit het hebben van zijn loper op g2. Toch lijkt dat voordeel miniem aangezien zwart de druk eenvoudig lijkt te kunnen neutraliseren. De verzwakking van de pionnenformatie weegt ruimschoots op tegen de voorsprong in ontwikkeling die wit weldra opbouwt.
14… Pxe3 15. Lxe3 Lxe3 16. fxe3
Deze stelling had Scheeren voor ogen. De actieve stukken van zwart zijn van het bord; hij be-schikt nu alleen maar over passieve officieren. Vooral de problemen met de zwarte loper op c8 vallen op.
16… Ld7
Door een pion te offeren, hoopt zwart zich te bevrijden uit de ijzeren greep. Een noodgreep die uiteindelijk niet blijkt te werken. Hoe groot de problemen echter al waren wordt geïllustreerd door het volgende voorbeelden: 16… Tb8 17. Tac1 en nu:
A) 17… O-O 18. Td6! h6 (Ook 18… a5 19. b3 b5 20. Tc5 leidt tot een stelling waar wit een gezonde pion voorkomt.) 19. Tb6 en wit staat duidelijk beter.
B) 17… Ld7 18. a5 en ook nu kan zwart niet voorkomen dat er een toren op de zevende rij binnen komt. Ik bekijk er een paar:
B1) 18… Lb5 19. Lxb7! met pionwinst.
B2) 18… b6 gaat niet vanwege 19. axb6 Txb6 20. Tc7 met materiaalwinst.
B3) 18… Kd8 19. Tc3 Te8 20. Tcd3 Te7 21. Tb3 en ook nu ligt pionwinst in het verschiet.
17. Lxb7 Ta7 18. Le4 a5
19. b4!
Opnieuw sterk gespeeld van de witspeler. Het gaat om de vrije a pion.
19… axb4 20. Tdb1 Ke7
Nu gaat 20… Txa4 niet vanwege 21. Txa4 Lxa4 22. Ta1 met winst.
21. Txb4 Tc8 22. a5 Tc5
23. Tb7!
Weer gepointeerd. Zwart kan niet op a5 nemen op straffe van materiaalverlies.
23… Txb7
Belangrijk is dat op 23… Taxa5 het sterke 24. Td1! volgt. Vooral niet 24. Txa5? en zwart verdedigt zich succesvol met 24… Txa5 25. Lc6 Ta1+ 26. Kf2 Td1.
24. Lxb7 Lc6 25. Lxc6 Txc6
Wit heeft met hard werken een voordelig toreneindspel bereikt. Er is enige techniek vereist om er ook daadwerkelijk iets van te maken, maar dat was een kolfje naar de hand van Scheeren. Belangrijke factor is dat zijn toren al achter de vrijpion staat.
26. a6 Tc8 27. a7 Ta8 28. Kf2 Kd6 29. Kf3 Kc6 30. Ke4 f6
Anders loopt de witte koning te snel naar binnen via e5 en d6.
31. Ta6+
Ook goed is 31. Kd4 Kb6 32. Kc4 g6 33. Ta2 g5 34. g4 h6 35. h3.
31… Kb5 32. Ta3 Kb4 33. Ta2 Kc4
Hier was 33… Kb5 was iets hardnekkiger: 34. Kd3 Td8+ 35. Kc3 Ta8 36. Kb3 hoewel wit hier ook tot winst moet kunnen komen via tempodwang.
34. Tc2+ Kb5 35. Tc7
Zo is de toren op de zevende rij terecht gekomen.
35… Kb6 36. Txg7 Txa7 37. Txa7 Kxa7
Een pionneneindspel met een pion meer is in principe gewonnen. Scheeren beseft dat de dubbelpion zo snel mogelijk opgelost dient te worden.
38. Kd4 Kb6 39. e4 Kc6 40. e5 f5 41. e4
En opgegeven.
1-0 Een gave technische prestatie.
De Nederlandse grootmeester Genna Sosonko was een groot kenner van het Catalaans. Hij was vooral in de jaren ’70 en ‘80 zeer succesvol met het systeem.
Een kleine anekdote wil ik in dit verband niet onvermeld laten. Toen de Chileense grootmeester Roberto Cifuentes zich begin jaren ’90 in Nederland vestigde, kwalificeerde hij zich ook voor het Kampioenschap van Nederland. Toen hij het in 1992 opnam met wit tegen Sosonko, speelde hij Catalaans. Nadat de partij na harde strijd in remise was geëindigd en beide spelers deze gingen analyseren, keek Sosonko op een gegeven moment raar op toen Cifuentes hem probeerde uitleg te geven over hoe deze stellingen behandeld zouden moeten worden. Sosonko stelde direct de vraag of Cifuentes wel eens naar Catalaanse partijen gekeken had uit de jaren ’70 en ’80. En als hij dat gedaan had, of hij dan niet de naam Sosonko tegen gekomen was…
Zwart heeft drie methodes om zich te weer te stellen:
A. Met 4… c7-c5, hetgeen na c4xd5, e6xd5 tot stellingen kan leiden, bekend uit de Tarrasch.
B. Met 4… d5xc4, hetgeen gelijk staat aan opgeven van het centrum. Het belangrijkste idee van zwart is om daarna ook met … c5 ook pion d4 op te ruimen zodat er een symmetrische pionnenstructuur ontstaat waarmee hij de stelling wil nivelleren. Het systeem met 4… dxc4 wordt ook wel het Open Catalaans genoemd.
C. Met het meeste neutrale 4. .. Lf8-e7 en een later … dxc4.
In deze aflevering zullen we ons richten op het behandelen van de eerste mogelijkheid.
A) 4… c5 5. cxd5 Pxd5
Dit systeem krijgt een zelfstandige betekenis omdat wit nu al g3 heeft gespeeld. De actie met e2-e4 is minder goed nu er g3 is gedaan. Overigens zou 5… exd5 een overgang zijn naar de Tarraschvariant die al eerder even aangestipt is.
6. Lg2 Pc6 7. 0-0 Le7 8. dxc5
1. c4 e6 2. g3 d5 3. Lg2 Pf6 4. Pf3 c5 5. cxd5 Pxd5 6. O-O Pc6 7. d4 Le7 8. dxc5 O-O 9. Dc2 Pdb4 10. De4 f5 11. Dc4 Dd5 12. Pa3 Dxc5 13. Lg5 h6 14. Lxe7 Dxe7
Er is qua pionnenstructuur een ‘symmetrische’ stelling ontstaan, waarin zwart twee lelijke ver-zwakkende zetten heeft gedaan (… e6 en vooral … f5).
15. Tfd1 a6 16. Db3 Ld7 17. Pc4 Le8 18. Pb6 Td8 19. a3 Pd5 20. Pxd5 exd5
Nu moet zwart genoegen nemen met een geïsoleerde pion terwijl hij ook een slechte loper bezit.
21. e3!
Vastleggen van veld d4!
21… Lf7 22. Pd4 Pxd4 23. Txd4
Wit heeft nu de ideale materiaalverhouding om tegen de geïsoleerde pion te spelen: zware stukken en een goede tegen een slechte loper.
23… Kh7 24. Tad1 Td7
25. Dd3!
Petrosian trapt niet in de valstrik die Ree voor hem gespannen heeft. Een lelijke misrekening zou nu 25. Lxd5? zijn. Wit verliest zelfs materiaal na 25… Txd5 26. Txd5 Td8! vanwege de penning.
25… De5 26. b4
Niet slaan op d4 want dan blijft b2 hangen.
26… Tfd8
Het is zwart gelukt alles op tijd te dekken, maar wit heeft de touwtjes stevig in handen. Er moet nu aan een tweede front gewerkt worden.
27. h4 h5
Weer een zeer lelijke pionzet. Zwart was bang dat er op g3-g4, Lf7-g6, h4-h5 zou volgen. Hier lijkt mij 27… Kh8 wat beter.
28. Tc1
Wit gooit het nu over een andere boeg.
28… Kh6 29. Tc5 g6 30. Dc2 Kh7 31. Lf3 Le6 32. Kh2 Tf7 33. Dc3 Te7 34. a4 Lg8 35. Dd3 Ted7 36. b5
Op de damevleugel moet nog meer zwak gemaakt worden. Dus niet het ‘statische’ a4-a5.
36… axb5 37. Txb5
Zwart bezit nu in feite drie zwaktes: de pionnen b7, d5 en in zekere zin ook g6.
37… Lf7 38. Db1 De7 39. Tdb4
Ineens is pion b7 het kind van de rekening.
39… d4
Paniek, maar er was al niets fatsoenlijks meer. Op 39… Tb8 zou 40. a5 zijn gevolgd, met de dreiging a5-a6.
40. exd4 f4
41. Txh5+
Hier blijkt ook hoe goed de witte stukken stonden! Zwart gaf het op.
1-0
Illustratieve partijen:
- Scheeren-Trois, 1978.
- Petrosian-Ree, 1973.
Alle partijen en fragmenten via de viewer:
Bronnen:
"De wereld van de schaakopening" door Paul van der Sterren en de database van Chessbase.
Reageren? Stuur een e-mail naar .
(wordt vervolgd)