Een zorgelijk besluit van de Bondsraad
Een zorgelijk besluit van de Bondsraad
Papier is geduldig
In november 2011 behandelde de Bondsraad een voorstel ‘om met ingang van het competitieseizoen 2013-2014 in te voeren dat alle derde klasse KNSB-wedstrijden geleid worden door een gediplomeerd wedstrijdleider (d.w.z. minimaal Scheidsrechter A)’. De Bondsraad wees dit voorstel af. Dit artikel zet de feiten op een rijtje. Dat is geen vrolijk beeld. De lezer kan zo zelf de argumenten vinden waarom het een zorgelijk besluit is van de Bondsraad.
Overzicht van aantekeningen
- Het voorstel van het bestuur van de KNSB
- De beslissing van de Bondsraad
- De bevoegdheid van de Bondsraad
- Meerjarenbeleidsplannen KNSB
- Plannen en realisatie
- Het verwachtingenmanagement
- Het besluit van de Bondsraad
1. Het voorstel van het bestuur van de KNSB
KONINKLIJKE NEDERLANDSE SCHAAKBOND
Aan: De (plaatsvervangende) leden van de Bondsraad
Van: Algemeen Bestuur
Betreft: Gediplomeerde wedstrijdleiders in 3e klasse KNSB
Status: Ter bespreking en besluitvorming
Datum: 25 oktober 2011
Nr: 11/WZcom/1248/SV
Advies Commissie Kadervorming
De Commissie Kadervorming heeft in haar vergadering van 20 december 2010 het bestuur geadviseerd om het leiden van wedstrijden in de derde Klasse KNSB in de toekomst alleen nog maar over te laten aan gediplomeerde wedstrijdleiders. De suggestie was om dit beleid geleidelijk in te voeren.
Huidige situatie
Op dit moment wijst de KNSB wedstrijdleiders aan voor het leiden van de competitiewedstrijden in de Meesterklasse, eerste Klasse en tweede Klasse. Voor de wedstrijden in de derde Klasse wijst de thuisspelende vereniging een wedstrijdleider aan (in de praktijk is dat vaak de teamleider van de thuisspelende vereniging die in dat geval niet mag deelnemen aan de wedstrijd).
Het voorstel
De Commissie Kadervorming stelt voor om met ingang van het competitieseizoen 2013-2014 in te voeren dat alle 3e klasse KNSB wedstrijden geleid worden door een gediplomeerd wedstrijdleider (d.w.z. minimaal Scheidsrechter A). Voor verenigingen die voor het eerst promoveren vanuit de regionale competitie naar de 3e Klasse KNSB geldt dat zij een half jaar dispensatie krijgen. De thuisspelende vereniging is verantwoordelijk voor het aanstellen van de arbiter. De arbiter hoeft niet lid te zijn van de thuisspelende vereniging (maar mag dat natuurlijk wel). In verband met dit voorstel wil de Commissie Kadervorming het aantal cursussen Scheidsrechter A de komende jaren uitbreiden, indien daar behoefte aan bestaat.
Positie KNSB bestuur
Het bestuur staat positief tegenover de gedachte om alle wedstrijden die plaatsvinden in de KNSB competitie te laten leiden door gediplomeerde wedstrijdleiders. Het KNSB bestuur neigt er dan ook naar om het advies en voorstel over te nemen, maar hecht eraan om dit in de Bondsraad te bespreken.
In de Bondsraad van 18 juni jl. (2011, pdg) is door de voorzitter voorgesteld om het voorstel aan te houden tot de volgende Bondsraadvergadering met het doel om stemming met mandaat mogelijk te maken. De regionale bonden hebben hierdoor de tijd gehad om met hun achterban te overleggen over deze kwestie.
Discussie en besluitvorming
Het bestuur hoort graag hoe de Bondsraad tegen dit onderwerp aankijkt. Enerzijds lijkt iedere vereniging gebaat bij een deskundige wedstrijdleiding, anderzijds vraagt het in sommige gevallen een extra inspanning van de verenigingen (hetzij door het laten opleiden van een arbiter, hetzij door het aantrekken van een arbiter van buiten).
Het bestuur stelt voor om na de discussie over te gaan tot besluitvorming.
2. De beslissing van de Bondsraad
Verslag op de HSB-site van de Bondsraad van 3 december 2011:
Evenmin kreeg het bestuur de handen op elkaar met het voorstel om in de derde klasse gediplomeerde wedstrijdleiders verplicht te stellen. De Bondsraad erkende dat er soms problemen zijn, maar vond deze niet zodanig dat ze deze verplichting rechtvaardigen. Over de financiële implicaties van deze maatregel (trainingskosten, vergoedingen) was onvoldoende nagedacht.
Nb. De HSB steunde het voorstel van het bestuur.
3. De bevoegdheid van de Bondsraad
Het bestuur heeft terecht het voorstel ter behandeling voorgedragen aan de Bondsraad. Het bestuur is namelijk niet bevoegd dit zelf te beslissen.
Het gaat in feite om een voorstel tot wijziging van het KNSB-competitiereglement, waarin moet worden geregeld dat kwaliteitseisen worden gesteld aan arbiters. Denk ter illustratie aan het voorstel van de arbitercommissie om uitsluitend FIDE-goedgekeurde klokken te gebruiken in de KNSB-competitie.
De procedure is: een commissie van de KNSB doet een voorstel tot wijziging van het competitiereglement. Zo’n commissie is niet bevoegd direct voorstellen aan te bieden aan de Bondsraad. De commissie brengt haar voorstel uit aan het bestuur van de KNSB. Die beslist of het voorstel al of niet wordt aangeboden aan de Bondsraad. Vervolgens beslist die raad op democratische wijze op het voorstel.
En dan rijst de vraag of de Bondsraad een juiste beslissing heeft genomen. Voordat ik daar een antwoord op geef, moet eerst uiteen worden gezet wat het beleid is van de KNSB, zoals de Bondsraad dat heeft goedgekeurd. Vandaar dat ik in de volgende aantekening de meerjarenbeleidsplannen van de KNSB weergeef, daarna in de volgende aantekening de jaarlijkse jaarplannen en jaarverslagen. Zo kan de lezer zelf aan de hand van de feiten zijn conclusies trekken.
4. Meerjarenbeleidsplannen KNSB
Uit het Meerjarenbeleidsplan 2007-2010 van de KNSB (‘Opening naar de toekomst’), goedgekeurd door de Bondsraad november 2006.
Zie: www.schaakbond.nl/knsb/plannen-realisatie/Meerjarenbeleidsplan%202007-2010.pdf
‘Arbiteropleidingen
Voor de arbiteropleidingen is een nieuwe structuur gekomen. De belangstelling voor deze opleidingen blijft iets achter bij de doelstellingen. Voor de bijscholingen en de opleiding tot Nationaal Arbiter is echter een aanzienlijk grotere belangstelling. De arbiteropleidingen zullen grotendeels gelijk blijven. Extra aandacht zal bij de opleidingen worden geschonken aan de rol van de computer en het programma Swiss Master bij het organiseren van wedstrijden en toernooien en aan andere digitale toepassingen (zoals het omgaan met digitale borden en klokken),’ aldus het plan 2007-2010.
Zie voor een commentaar: www.haagseschaakbond.nl/hsbforum/viewtopic.php?t=435
Uit het meerjarenbeleidsplan 2011-2014 van de KNSB (‘Samen werken aan de meesterlijke sport’) goedgekeurd door de Bondsraad op 27 november 2010.
Zie: www.schaakbond.nl/knsb/plannen-realisatie/m%20BR%2027%20november%202010%20MJB%202011-2014.pdf
‘2.2.6 Doelstelling:
Vrijwilligers in de schaakwereld weten zich gewaardeerd.
Schaakverenigingen zijn voor een groot deel afhankelijk van kwalitatief goede en enthousiaste vrijwilligers. Veel verenigingen kampen met een tekort aan vrijwilligers als gevolg van onder meer tijdgebrek, een onevenwichtige ledenopbouw en een beperkte bereidheid bij leden of ouders van jeugdleden. Het is belangrijk dat op landelijk, regionaal en verenigingsniveau wordt uitgedragen dat vrijwilligers de verenigingen en daarmee het georganiseerde schaakleven in belangrijke mate dragen.
De KNSB zal de komende beleidsperiode op zoek gaan naar activiteiten waarmee de georganiseerde schaaksport zijn waardering kan tonen voor het werk van vrijwilligers. De KNSB zal doorgaan met de verkiezing van vrijwilliger van het jaar. Daarnaast zal de KNSB aandacht besteden aan vrijwilligers die lokaal in het zonnetje worden gezet.
4.2 Arbiteropleidingen
Wedstrijdleiders zijn onmisbaar voor een schaakvereniging. Zij zorgen er immers voor dat de interne en externe wedstrijden in harmonieuze sfeer verlopen. Ook zijn zij onmisbaar voor de wedstrijden op regionaal, nationaal en internationaal niveau.
4.2.1 Doelstelling:
De KNSB wil 50 arbiters per jaar opleiden.
Halverwege 2010 zijn er in totaal 401 arbiters in Nederland. Dat is ongeveer 0,8 per vereniging. De gemiddelde leeftijd is 50 jaar; 13,5 % is ouder dan 65 jaar en 17,5% is jonger dan 40 jaar. Door het werven en opleiden van meer arbiters wil de KNSB ervoor zorgen dat iedere vereniging goede arbiters in haar gelederen heeft. Om vergrijzing van het arbitercorps tegen te gaan vormen jongeren de belangrijkste doelgroep in het wervingsbeleid. Tevens worden de arbiteropleidingen onder de loep genomen.
Het streven is dat elke club beschikt over een aantal eigen arbiters. Daarnaast is het doel dat bij iedere landelijke en regionale competitiewedstrijd een gediplomeerde arbiter aanwezig is. Om te voldoen aan dit streven dienen er meer kaderdocenten te worden opgeleid op diverse niveaus.
4.2.2 Doelstelling:
De KNSB zet zich actief in voor de continuïteit en kwaliteit van zijn korps van arbiters.
Opleiden van nieuwe arbiters is niet genoeg. De laatste jaren is de groei van het aantal actieve arbiters achtergebleven. Actief beleid om arbiters te behouden is derhalve noodzakelijk. In 2009 heeft de KNSB een arbiterdag gehouden. Tijdens deze dag zijn alle veranderingen in de reglementen en veranderingen in hulpprogramma’s en de problematiek van de arbiters besproken. Op basis van de evaluatie zal de KNSB eens in de twee jaar een arbiterdag houden. De kwaliteit van het arbiterskorps wil de KNSB verbeteren door het inrichten van een goed systeem van opleidingen, begeleiding en bijscholing om de deskundigheid te bevorderen. Ook zullen er meer scheidsrechters B en C en (inter)nationaal en FIDE-arbiters opgeleid worden.
4.2.3 Doelstelling:
Er zijn in 2014 in elk servicepuntgebied twee docenten om de arbitersopleidingen te verzorgen.
De kaderdocenten spelen een grote rol in de groei van het aantal arbiters in Nederland. Het is nodig om te kijken naar een manier om de huidige opleidingen toegankelijker te maken voor de cursist. Het is belangrijk dat er meer workshops en bijscholingsbijeenkomsten gegeven gaan worden. Dat is nodig om arbiters te motiveren en beter te maken. Net als bij de schaakdidactische opleidingen dient er voor aankomende kaderdocenten een begeleidingstraject te komen, zodat zij goed voorbereid kunnen beginnen met lesgeven.
4.2.4 Doelstelling:
De KNSB gaat workshops houden voor arbitrage van Internetschaak.
In het tijdperk van de computer wordt het schaken via het internet steeds populairder. De
Internettoernooien schieten als paddenstoelen uit de grond. Om dit type toernooien in goede banen te leiden, dienen er arbiters bijgeschoold te worden tot Internetarbiter,’ aldus het Meerjarenbeleidsplan.
5. Plannen en realisatie
Het Meerjarenbeleidsplan is voor het bestuur van de KNSB het basisdocument om uit te voeren. Het is te vergelijken met het Coalitieakkoord en het Gedoogakkoord van het kabinet-Rutte. Het is een opdracht van de Bondsraad aan het betuur van de KNSB het plan uit te werken in de gegeven tijdsperiode. Jaarlijks brengt het bestuur (tussentijds) verslag uit, en kan het ter verantwoording worden geroepen in de Bondsraad. Het bestuur doet dat door een jaarplan (d.i. een uitwerking van het meerjarenbeleidsplan per jaar) en een jaarverslag uit te brengen.
De volgende passages trekken de aandacht.
Bondsraad 28 november 2009: presentatie Jaarplan 2010
Arbiteropleidingen
– Veertig Scheidsrechter A opleiden in vier cursussen; er wordt ingespeeld op concrete vragen uit de regio’s.
– Minimaal vijf Scheidsrechters B opleiden door middel van stages.
Bondsraad 19 juni 2010: presentatie Jaarverslag 2009
De wervingsactie in 2009, waarbij de regionale bonden en de verenigingen werden benaderd heeft vruchten afgeworpen. Het aantal cursisten was hoger dan in de periode 2006-2008.
Cursus Scheidsrechter A.
In Delft werd een cursus Scheidsrechter A gegeven met 13 deelnemers. Aart Strik was de nieuwe docent van deze cursus.
Stages Scheidsrechter B
Zes kandidaten sloten de stages af met een voldoende beoordeling en werden tot Scheidsrechter B benoemd.
Bondsraad 27 november 2010: presentatie Jaarplan 2011
Arbiteropleidingen
Vijftig Scheidsrechter A opleiden; er wordt ingespeeld op concrete vragen uit de regio’s.
Minimaal vijf Scheidsrechters B opleiden door middel van stages.
Bondsraad 18 juni 2011: presentatie Jaarverslag 2010
Cursus Scheidsrechter A
In Apeldoorn, Leiden en Alkmaar is de cursus Scheidsrechter A gegeven met in totaal 35 deelnemers. Van deze 35 deelnemers zijn er 23 geslaagd, aan de examens namen ook deelnemers van voorgaande jaren deel.
Bondsraad 3 december 2011: presentatie Jaarplan 2012
Vijftig Scheidsrechter A opleiden; er wordt ingespeeld op concrete vragen uit de regio’s.
– Minimaal vijf Scheidsrechters B opleiden door middel van stages.
6. Het verwachtingenmanagement
Volgens de KNSB was het gewenst in de jaren 2007-2010 jaarlijks 40 scheidsrechters op te leiden, en in de jaren daarna jaarlijks 50. Dat betekent dat we over de jaren 2007 tot 2011 inmiddels 4 x40 is 160 en 1 x 50 is 50, is totaal 210 scheidsrechters hadden moeten hebben. Dat het aantal bij lange na niet is gehaald, is jammer.
‘Niets is makkelijker dan plannen maken,’ zei mijn grootmoeder, ‘maar het komt aan op het realiseren van je plannen.’ En dan rijst de vraag hoe het komt dat de verwachtingen zo zijn tegengevallen. Want, ook een KNSB en Bondsraad moeten doen aan verwachtingenmanagement.
Als een cursus goed is, en de cursisten hebben genoten van de opleiding, is dat voldoende reclame om meer cursisten te krijgen. Echter, mijn ervaringen met de arbiterscursussen van de KNSB zijn niet positief. Dat is ook de reden waarom ik begon te schrijven over scheidsrechterlijke zaken.
Toen ik lid werd van mijn schaakvereniging wist ik niets van de schaakwereld. Mijn kennis van schaken was beperkt tot wat ik had geleerd in mijn tienertijd. Ik had twee schaakboeken, te weten Euwe’s ‘Volledige handleiding voor het schaakspel’ en Weinstein ‘Kombinaties en valstrikken in de opening’. Dat was alles. FIDE, KNSB of regionale bonden waren voor mij onbekende begrippen. Van een Elo-rating had ik nog nooit gehoord. Ik schaakte uitsluitend voor de ontspanning en gezelligheid; mijn niveau is dat van de laagste klassen van de regionale competitie.
Ik had (en heb) een drukke baan, een gezin en nevenactiviteiten. Een aantal jaren later werd ik ook nog jeugdleider. Daarbij moet worden bedacht dat de jeugdleider de zwaarste functie heeft op een vereniging. Vervolgens wilde ik nog wel een bescheiden bijdrage leveren aan de vereniging als scheidsrechter. Ik volgde dan ook de cursus scheidsrechter. Echter, die cursus vond ik teleurstellend.
De essentie was dat datgene wat ik moest leren en toepassen, niet overeenkwam met mijn belevingswereld. Iemand van een vreemde planeet – een internationaal arbiter – vertelde mij niet hoe ik mij moest gedragen in een regionale competitie, maar hoe in een KNSB-competitie of in een internationale wedstrijd. Maar dat boeide me niet; daargelaten diens didactische gaven (daar zullen we het maar niet over hebben, hij deed ook maar zijn best zullen we maar denken). Ik was en ben niet van plan me in te zetten voor de KNSB-competitie. Mijn doel was me in te zetten voor mijn vereniging die teams heeft in de regionale competitie. Het was dan ook alsof ik me had ingeschreven voor de verkeerde cursus (er is niet voldaan aan het verwachtingenmanagement). Ook het examen was niet afgestemd op een regionale competitie. De waarden en normen die gelden in een KNSB-competitie of op een internationaal toernooi wil ik niet toepassen in een regionale competitie. Op de site van de HSB heb ik daarvan een voorbeeld gegeven.
En zo waren er meer dingen die mij niet bevielen. Ja, kom nou. Ik ben geen vrijwilliger geworden om kinderachtige, pietluttige voorschriften op volwassenen toe te passen die schaken voor hun plezier (vgl. verbod omgekeerde toren, K+P tegen K+P is geen remise). Als een regionale bond vindt dat ik dat wel moet doen, zoeken ze maar iemand anders.
Het geven van een cursus aan volwassenen is heel iets anders dan een cursus aan scholieren. Volwassenen hebben namelijk eigen levenservaringen, eigen beelden over sport en sportiviteit. Zij zullen dan ook steeds het gepresenteerde daarmee vergelijken. Vandaar dat het begrippenkader van de cursus herkenbaar moet zijn voor een volwassene. Er bestaan in de literatuur vuistregels voor de inrichting (opzet en uitvoering) van opleidingen aan volwassenen. Zo moet er rekening worden gehouden met zes clusters van onderwijskundige grondprincipes. Ik noem er twee. In de eerste plaats moet de docent niet tegen de cursisten maar met de cursisten praten. De docent moet dus het debat aangaan, casussen behandelen, discussie op gang brengen. In de tweede plaats moet de docent zich volledig richten op het wensenpakket van de cursist: namelijk vrijwilliger in een regionale competitie.
Het klinkt hard, maar ik vrees dat een internationaal arbiter door het tijdsverloop en zijn persoonlijke ontwikkeling zich heeft vervreemd van de wereld van een regionale competitie. In feite is hij daarmee ongeschikt geworden als docent voor de cursus scheidsrechter A. Vandaar dan ook dat cursisten geen reclame maken voor de arbiterscursussen. Voor cursisten is de cursus een verplichting, geen genoegen.
Bovendien, een cursus aan vrijwilligers waarvoor een derde van de deelnemers zakt (!), is verontrustend. Niet alleen de personen die zijn gezakt zijn verloren als vrijwilliger voor de schaakwereld, het heeft effect voor de naaste omgeving. Degene die is gezakt, vertelt zijn negatieve ervaringen verder. Vandaar dat een algemene rekenregel inhoudt het aantal met drie te vermenigvuldigen. Twaalf mensen betekent een verlies aan (12 x 3 =) 36 potentiële vrijwilligers. Inclusief degenen die zijn gedoubleerd, betekent dit een verlies aan 48 vrijwilligers, zeg maar 50. Het is dan ook een fout van de KNSB om als opleidingseis voor docent scheidsrechter A, te stellen dat iemand nationaal arbiter moet zijn. Andere kwaliteiten zijn belangrijker.
Tot slot begrijp ik niet waarom het examen schriftelijk wordt afgenomen. Dat is een toets in goed lezen, en goed kunnen schrijven. Terwijl het onderwerp zich uitstekend leent voor een mondeling examen.
7. Het besluit van de Bondsraad
De commissie kadervorming (en daarmee het Bondsbureau en het bestuur) stelt dat voor de wedstrijden in de derde klasse de thuisspelende vereniging in de praktijk vaak de teamleider van de thuisspelende vereniging aanwijst als wedstrijdleider. De wedstrijdleider mag in dat geval niet deelnemen aan de wedstrijd.
De Bondsraad meent dat het probleem minder groot is dan de commissie kadervorming stelt. In ieder geval vindt de Bondsraad het in de derde klasse van de KNSB niet nodig onmiddellijk te regelen dat een scheidsrechter moet zijn gekwalificeerd. Daar kijk ik wel van op. Hoe is het mogelijk dat zo’n zorgelijk besluit is genomen? Als ik dat ook moet uitleggen, wordt dit artikel heel veel bladzijden langer. En dat doe ik maar niet. De lezer mag zelf ook wel zelfstandig nadenken waarom dat zo is.