De Telegraaf schaakrubriek 21 april 2012
Hans Böhm
Geschreven portretten komen nog meer tot leven als de schrijver een directe, persoonlijke band met het onderwerp heeft. Dan kan er niet meer weggekomen worden met interpretaties of gemeenplaatsen, want de schrijver weet dat zijn lezers meer verwachten. Waar zit die persoonlijke relatie in? Wat maakt het verschil tussen deze schrijver en een andere? Wanneer komt het moment dat we iets lezen dat we nog niet wisten? De schrijver van ‘bevriende’ portretten wil maar moet ook de lat hoger leggen.
Jan Timman beschrijft in ‘Schakers’ met als ondertitel ‘portretten’, tien collega’s. Dat zijn Alexander Aljechin, Mikhael Botwinnik, Bent Larsen, Mischa Tal, Boris Spasski, Bobby Fischer, Ulf Andersson, Garri Kasparov, Judit Polgar en Magnus Carlsen.
Timman loopt in 2004 door Lissabon en ziet een winkeltje met oude snuisterijen. Hij gaat naar binnen en ziet een bijzonder schaakspel dat opvalt door de kleur: oranje en blauw maar toch de klassieke vorm van de Stauntonstukken. En een visitekaartje erbij. ‘Alexandre Alekhine” leest hij, met sierlijke letters geschreven. ‘Het was een krachtig handschrift dat ik onmiddellijk herkende, vooral door de hoofdletter A. In oude toernooiboeken waren veel foto’s van de deelnemers met daaronder hun handtekening opgenomen. Aljechins handtekening viel op door de vorm van de A.’
Hij koopt het spel en laat zich door experts voorlichten. De stukken zijn van Portugees porselein en Aljechin heeft een tijdje in Lissabon gewoond. Dat was niet lang voordat hij in armoede stierf en vermoedelijk om de eindjes aan elkaar te knopen heeft hij zijn eigen schaakspel verkocht.
Zijn zoektocht levert nog wat andere aardige invalshoeken en overpeinzingen op.
Timman is in 1988 op bezoek bij zijn eigen grote voorbeeld Mikhael Botwinnik in zijn buitenhuisje in de buurt van Moskou. Een hele ervaring om zo nabij te zijn met de persoon die je leermeester is geweest. ‘Botwinniks overwinningen hadden een dwingende systematiek’ en ‘In die dagen had ik een advies van Botwinnik ter harte genomen en was begonnen met het publiceren van uitvoerige, diepe partij-analyses’. Vermoedelijk heeft Timman zijn grote openingenarsenaal, zijn creativiteit in de totale spelvoering en zijn serieuze benadering op jonge leeftijd allemaal aan deze Russische patriarch te danken. In dat buitenshuisje hangen achterin nog steeds de lauwerkransen van zijn wereldtitels uit 1946, 1958 en 1961.
‘Vroeger, toen ze Botwinnik omgehangen werden, moesten ze groen zijn geweest. Nu waren ze bruin, in iets donkerder kleurzetting dan het hout van het huis. Op verzoek, voor de foto, hing Botwinnik zichzelf een van de kransen om. Een ontroerend gezicht; schijnbaar emotieloos keek de geweldenaar van weleer ons aan; nog steeds ging er een ongekende autoriteit van hem uit.’
Timman heeft veel met Mischa Tal gespeeld, gepraat en gedronken. ‘Hij bestelde een dubbele gin met tonic en gaf daarbij de toelichting dat de hoeveelheden tonic in het longdrinkglas niet te groot moesten zijn’ en ‘Tal nam door twee overwinningen vroeg de leiding en begon te freewheelen. Een paar korte remises volgden. Nadien kon je hem in de Hospitality Suite aantreffen achter een longdrinkglas met pure whisky’. Er komen meer voorbeelden van briljant schaak, grote aandacht voor vrouwen en drank, de drie grootste attracties in het leven van Tal en de meeste schakers van vroeger. Timman constateert ‘Dit is een romantiek die verloren is gegaan. De topspeler van vandaag is een geheelonthouder, die iedere avond braaf achter zijn laptop doorbrengt. Het is ondenkbaar dat hij zich begeeft in het sociale verkeer rond het toernooi. Topgrootmeesters van weleer zaten gewoon aan de bar. Als een jonge speler een van hen vroeg te snelschaken werd hij bijna nooit afgewezen.’
Voor degenen die samen met Jan zijn opgegroeid is dit boek met portretten een feest der herkenning. In ieder geval leert men enkele coryfeeën beter kennen. Alleen Magnus Carlsen bevreemdt, hij is weliswaar de nummer één van deze tijd, pas tweëentwintig jaar, maar heeft weinig anders gedaan dan schaken. Waarom niet een andere coryfee waar Timman mee geleefd heeft, zoals Max Euwe, Robert Hübner of ook Hans Ree, Genna Sosonko?
Schakers is uitgegeven door De Bezige Bij, 230 bladzijden, en kost 17,90 euro. In het boek staat geen enkele partij of diagram, het zijn puur portretten.
Vandaar toch als besluit een studie uit die goede oude tijd.
Wit speelt en wint, veel plezier.