Dick van Geet: onorthodox en slagvaardig
Wie Van Geet zegt, zegt 1.Pc3. De vorige week overleden meester heeft echter veel meer gepresteerd dan het praktiseren en in kaart brengen van deze openingszet. Halverwege de jaren zestig bleek hij in Beverwijk zomaar bestand tegen grootmeesters. In het correspondentieschaak bereikte hij zelfs de wereldtop. Zijn resultaten bij de Hoogovens brachten de hoofdredacteur van het bondsblad tot de conclusie dat Van Geet voor vol moest worden aangezien.
Successen in Beverwijk
Dirk Daniël van Geet (roepnaam Dick) werd geboren op 1 maart 1932 in Rotterdam. In 1952 werd hij jeugdkampioen van Nederland, een titel die het jaar daarvoor was ingevoerd. Zijn grote successen kwamen pas in de jaren zestig.
In het Hoogovenstoernooi van 1964 in (toen nog) Beverwijk behaalde Van Geet een vierde plaats in de meestergroep, zoals de tweede groep destijds heette. Het leverde hem zijn eerste meesternorm op. Datzelfde jaar speelde hij in de hoofdgroep van het IBM-toernooi in Amsterdam (gewonnen door Bent Larsen voor Hein Donner) en werd daar laatste met slechts een half punt uit negen partijen. Hoofdredacteur Slavekoorde in het bondsblad: “Van Geet meent, dat hij de (bittere) prijs betaalt voor zijn agressieve stijl, dat hij door te veel aanvalslust te weinig punten scoort. Wij menen daarentegen, dat zijn agressiviteit als een pluspunt gewaardeerd mag worden, mits deze voortbouwt op een meer gezonde basis dan nu menigmaal het geval is.”
In 1965 behaalde Van Geet in het Hoogovenstoernooi een van zijn grootste successen, hij won de meestergroep. Slavekoorde nu: “Hier de verheugende explosie van Van Geet, die nu eindelijk het juiste evenwicht tussen zijn onorthodoxe strijdkwaliteiten en een wijze zelfbeheersing gevonden schijnt te hebben.” Het betekende zijn tweede meesternorm, die hem de titel opleverde. (Daar waren destijds maar twee normen voor nodig.)
Kennelijk voelde Van Geet zich thuis in Beverwijk, in 1967 boekte hij daar zijn tweede grote succes. In de hoofdgroep behaalde hij met vijftig procent een gedeelde zesde/negende plaats (vijftien deelnemers). Tegen de grootmeesters scoorde hij met zes uit tien zelfs beter dan tegen de meesters! Hij versloeg o.a. Donner, Kavalek en Pomar en speelde remise tegen Spasski en Szabo, waarbij moet worden aangetekend dat Spasski daarmee al na elf zetten akkoord ging vanwege de toernooiwinst. Het was Van Geets derde meesternorm, dus ook volgens de huidige regels zou hij internationaal meester zijn geworden. Het rapport van bovenmeester Slavekoorde: “Het is ons – vooral in het verleden – bij herhaling gebleken dat men Van Geet niet helemaal voor ‘vol’ aanziet en zijn goede resultaten min of meer als toevalstreffers beschouwt. Nu echter verstommen die stemmen en spreekt men meer objectief over zijn prestaties. Men kritiseert zijn openingsexperimenten, stellig niet altijd ten onrechte, doch erkent nu dat hij een bepaald soort tactische slagvaardigheid bezit, welke rente afwerpt.”
Een eigen opening
Openingsexperimenten, Lex Jongsma zette er voor het boek ’60 jaar Hoogovens Schaaktoernooi’ in 1998 een paar uit 1967 op een rijtje.
Met wit:
1.Pc3 d5 2.e4 d4 3.Pb1 (remise tegen Spasski)
1.b3 e5 2.Lb2 d6 3.d4 Pd7 4.g3 (gewonnen van Kavalek)
Met zwart:
1.d4 Pf6 2.c4 Pc6 3.d5 Pe5 4.e4 e6 5.f4 Pg6 (gewonnen van Pomar).
De laatste variant zou je nog kunnen zien als een spiegelbeeld van 1.Pc3, zij het een stuk minder gezond, maar met wit speelde hij dus ook niet alleen de opening waaraan zijn naam werd verbonden. Van Geet hield gewoon van onorthodoxe openingen, nadenken vanaf de eerste zet.
Natuurlijk was hij niet de eerste schaker die ooit een partij met 1.Pc3 begon. Het is een zet die niet slecht kan zijn, waarover alleen relatief weinig theorie bestaat. De overgangen naar bekende openingen zijn legio. In andere landen stond de opening al bekend onder de namen Heinrichsen, Dunst en Hanke en vooral als Sleipner. Dit is in de Noorse mythologie de naam van het paard van Odin, dat acht benen heeft, en verwijst naar de acht (normale) antwoorden die zwart heeft. De Noor Anker Aasum bedacht de naam en schreef in 1988 een boek van 156 pagina’s over de opening. Aasum erkende dat Van Geet er in de praktijk de meest ervaren topspeler mee was en noemde enkele belangrijke varianten naar hem. In 1990 bracht New in Chess een boekje (veertig pagina’s) uit, door de meester zelf geschreven, en doopte de opening om tot Van Geet opening. Gert Ligterink in de Volkskrant: “Zelden heb ik in een openingsboekje van veertig bladzijden zoveel sprankelende ideeën bijeen gezien en ik sluit mij dan ook van harte aan bij hen die vinden dat de oude namen kunnen worden vergeten. 1.Pc3 heet vanaf nu de Van Geet opening.”
Veteraan
Van Geet legde zich ook toe op correspondentieschaak. In de inleiding van het boekje van New in Chess staat dat hij in die tak van sport tot de tien sterkste schakers ter wereld behoorde en alle toernooien won waaraan hij meedeed. Kennelijk deed hij nooit mee aan het wereldkampioenschap, maar uiteraard werd hij wel grootmeester. Nederland heeft ongeveer twintig correspondentiegrootmeesters (gehad). Met Hans Bouwmeester en Haije Kramer behoorde Van Geet tot de sterkste drie bordschakers onder hen.
Op latere leeftijd nam Van Geet deel aan veteranentoernooien, ook internationaal, en bleef hij schaken bij de schaakclub Zeist, tot voor een paar jaar geleden nog in de KNSB-competitie. De laatste jaren speelde hij bij Doorn-Driebergen. Dick van Geet overleed op 29 april in zijn woonplaats Driebergen-Rijsenburg, op de leeftijd van tachtig jaar.
Hierbij een selectie van enkele partijen van Dick van Geet:
Nederland heeft eind jaren 80 een match gespeeld tegen het Franse herenteam en naar ik me kan herinneren heeft toen o.a. vd. Wiel met 1 Pc3 geopend.
Ik denk dat Kuijf ook 1. Pc3 opende maar helemaal zeker van de laatste ben ik niet, misschien was het wel Ligterink.
Ik heb zelf 4 jaar geleden nog tegen van Geet in de promotieklasse gespeeld, hij speelde toen bij Zeist. 1. b3 en 1-0 in 60 of zo.
Markant figuur.
De eerste partij in bovenstaande verzameling, Van Geet-Versnel, staat er als correspondentiepartij. In werkelijkheid was het een historische partij, namelijk de eerste die Van Geet ooit met 1.Pc3 speelde. Het was in een onbelangrijk jeugdtoernooi, maar een van de leukste partijen die hij ooit met 1.Pc3 speelde. De partij duurde slechts twaalf zetten, waarvan acht van de witte met een paard.
Kuijf was dacht ik juist degene die 1.Pc3 slecht vond, dat ook schreef, en dat leidde tot een discussie met Van Geet over de kracht van 1.Pc3!
Wellicht dat Johan dat eens op kan zoeken.
Die match is denk ik in de 2e helft van de jaren 80 gespeeld; Timman deed niet mee, zal met Salov bezig geweest zijn. De fransen hadden in die tijd een vrij zwak team.
Mischien dat v.d. Wiel wel in 2 partijen met Pc3 opende.
In het NIC boekje (2e druk) staat een partij van Marinus (Rini?) Kuijf tegen Aleksander Wojtkiewicz, gespeeld in 1993 Wijk aan Zee. Van der Wiel heb ik niet kunnen vinden in het boekje.
Ik herinner me vaag dat de stelling van Marinus = Rini Kuijf was dat na 1. Pc3 d5 2. e4 zwart eenvoudig kan kiezen uit 2… e6 (met overgang naar de Franse verdediging) of 2… c6 (Caro Kann), waarna 1. Pc3 dus geen zelfstandige betekenis meer heeft. Maar misschien heb ik dat ook wel ergens anders vandaan.
Rini voerde in Schaaknieuws in elk geval discussies over de Leeuw. Of hij dat ook deed over 1.Pc3 weet ik niet, zou goed kunnen.
Het is voor zwart niet moeilijk iets te spelen dat 1.Pc3 geen zelfstandige betekenis geeft. Het leuke is dat sommige zwartspelers hun kans ruiken om met voordeel uit de opening te komen. Dan kan het voor zwart misgaan.
Gert Ligterink schreef in het clubblad van Rotterdam eens een artikel, waarin hij als bijna-weerlegging aangaf: 1.Pc3 d5 2.e4 d4 3.Pce2 e5 4.Pf3 f6 5.Pg3 Le6. Fout is nu 6.Lb5+ c6 7.La4 Pa6 8.Lb3 Lxb3 9.axb3 d3 10.0-0 Pc5, waarmee Lex Jongsma tijdens een Aegon-toernooi door een computer werd overspeeld.
Ligterink: "Het is onzin om 1.Pc3 vaak te spelen, maar zo eens per twee jaar kan het geen kwaad.
Van Geet was een innemende man die ik persoonlijk ooit te spreken kreeg bij het WK-jeugd in Cannes, waar ik een van de begeleiders was. Van Geet hield daar in het Frans een lezing over 1. Pc3. Na afloop liet hij me nog allerlei aardige ideeën zien met ‘zijn’ systeem, ook hoe overgangen naar bestaande openingen wel eens gunstig voor wit konden uitpakken. Ik herinner me goed dat hij zei: 1. Pc3 is een ontwikkelingszet, 1. e4 niet, het maak alleen de ontwikkeling mogelijk! Ik besloot naar aanleiding daarvan een soort miniserie te beginnen in Trouw. Wellicht dat het nog iets is voor Schaaksite (als ik het materiaal tenminste nog kan vinden…).
de hoofdvariant, dus doorschuiven naar d4 leidt bij juist spel van zwart niet tot voordeel voor wit.
Het is eerder wit die een probleem heeft.
Maar dat doet er niet toe, het is gewoon een geinig gebeuren en leuk dat er een naam aangegeven is.
Heeft iemand niet oude sn’s? Daar staat die match wel in.
IIG een match NEd-FR, gewonnen in de laatste ronde door NED.
Die fransen speelden toendertijd met wat figuren die later vreselijke mot met elkaar hebben gekregen.
Enfin, over tot de waan van de dag; aardappelschilmes en koekenpan eisen de aandacht.
Alles wat hierboven genoemd is zou ik kunnen vinden, ik heb het bondsblad compleet (nou ja, vanaf 1932) en Schaakbulletin, Schaaknieuws en New in Chess compleet, maar zonder jaartallen begin ik er niet aan. Dat is niet onaardig bedoeld, maar Schaaknieuws had jarenlang 24 nummers per jaar, dus dat is een enorm gezoek.
In mijn exemplaar van het dunne NiC-boekje zitten wel zes krantenknipsels, waaronder twee (van de drie) van Herman in Trouw. Dat boekje kreeg aardig wat publiciteit, net als de latere boeken over de Leeuw. Kennelijk vinden mensen onorthodoxe openingen leuk.
Het klopt inderdaad dat overgang naar CK of Frans tot de mogelijkheden behoort.
Ook gesloten siciliaan moet je wel willen spelen maar dan kan je altijd nog 2. Tb1 spelen, wat ik deed in een bekertreffen tussen SGA en de Eenhoorn een jaar of 7 gelee tegen Daan Zult.
Best geinig, uiteraard verloor ik, dat dan weer wel.
@ Johan, kijk anders even bij 2e helft jaren 80.
Volgens mij vond die match in de periode van Timman Salov plaats.
Volgens mij is het zo gevonden; zoveel matches tussen FRA en NEd zullen er niet gespeeld zijn.
Ik weet iig zeker dat Renet en Miralles in die match meespeelden.
Aan Ned. kant v.d. Wiel, Kuijff en ik denk ook Ligterink.
Alleen het jaartal wil niet bij me binnenschieten. Gekut ook met dat ouder worden. De ene dag werkt je pisbuis niet meer en een volgende dag is je kop aan de beurt.
Ik heb wel eens met zwart de stelling na 1.Pc3 d5 2.e4 op het bord gehad, en dat was tegen Rini Kuijf… zo slecht vond ie het blijkbaar niet.
Dimitri, speelde jij ook niet toen je 14 was of zo stelselmatig 1.Pc3? Ik kan me nog vaag een verslag herinneren uit een oude Harener Toorn over een zeker jeugdtoernooi…Amsterdam, in de jaren 80 meen ik (1986? 1987?).
Ja, toen ik jong was speelde ik dat vaak (geinspireerd door een rubriek van Lex Jongsma in de Telegraaf).
Inderdaad, Jongsma opende ook met 1. Pc3.
En zo is het cirkeltje weer rond!
Jongens, wat is het leven toch mooi.
Milde groet vanuit 030 centrum
Even nog een puntje van aandacht voor die maf die die puzzeltjes plaatst;
Kunnen we daar niet beter mee ophouden ondertussen(Dimitri, Herman?!)?!.
1. Pc3 e5
2. Pf3 PC6
3. e4 vernoemd naar Bonaparte, hoe kan dat nou eigenlijk?
Geboortedatum van Dick zal toch wel na die van us aller Keizer hebben gelegen?