Belevenissen van een arbiter: Verwarring in Den Haag
Eind vorig jaar werd er een competitiewedstrijd gespeeld in de promotieklasse van de Haagse Schaakbond. Plaats van handeling was het historische Nationaal Schaakgebouw aan de van Speykstraat 1 in ’s-Gravenhage. Het monumentale pand is in 1926 aangekocht door mr. Alexander Rueb (1882-1952). Deze advocaat en procureur bij de Hoge Raad en amateurschaker had hiermee ongeveer dezelfde bedoelingen als nu het Max Euwe centrum ten uitvoer brengt. Vanaf de oprichting tot en met 1944 was er het kantoor van de wereldschaakbond (FIDE) gevestigd. Mr. A. Rueb was in die tijd de eerste voorzitter van de FIDE. Hij was ook een verwoed boekenverzamelaar en had een kostbare schaakboekenbibliotheek opgebouwd, die in 1945 jammerlijk in luttele minuten door brand werd verwoest ten gevolge van het oorlogsgeweld. Vanaf het begin af is het Nationaal Schaakgebouw de thuisbasis van het Koninklijk ’s-Gravenhaagsch Schaakgenootschap ‘Discendo Discimus’ (DD). Deze roemrijke club is een van de oudste schaakverenigingen van ons land en zesmaal kampioen van Nederland geweest. De laatste keer is al weer even terug (1955/56). Op dit moment vertoeft het vlaggenschip in de eerste klasse van de KNSB-competitie. Het pand – waar nu ook andere niet-schaak-verenigingen onderdak gevonden hebben – kent nu nog de luxe van een eigen inwonende huismeester, de heer Ted Nooijen, die – aldus de website van DD – samen met zijn echtgenote voor het dagelijks beheer en toezicht zorg draagt. Ook schakers die van hun hobby hun beroep willen maken of gemaakt hebben, konden en kunnen er een kamer huren om in alle rust en stilte hun droom proberen te verwezenlijken of te behouden. Ben je er op bezoek om een wedstrijd te spelen, overdenk dan nog eens bovenstaande informatie, kijk goed rond, proef en ruik de rijke geschiedenis van dit historisch etablissement en maak een praatje met Ted Nooijen, die het eerste kopje koffie bij je bord komt brengen. Maar dan: terug naar de realiteit! Schaak alsof je leven ervan afhangt en laat je niet verder afleiden. Anders kan het hier onderstaande geval ook jou overkomen.
Op het eind van de avond bij die HSB-wedstrijd deed zich het volgende bizarre incident voor: twee spelers zitten in de eindfase van hun spannende partij, die met een speeltempo gespeeld wordt van 1 uur en 40 minuten voor de hele partij plus 10 seconden per zet. Het is de laatste partij die nog bezig is, er staat dan ook een aantal teamgenoten van beide kampen meelevend te kijken. Beide spelers hebben op een gegeven moment nog maar 20 á 30 seconden over. Daardoor wordt er uiteraard snel gespeeld, waarbij de klok – een DGT XL, die geschikt is om aan een live-bord geschakeld te worden – niet ontzien wordt. En daar gaat het dan ook fout. Er wordt zo driftig op de klok geslagen door beiden dat op een gegeven moment de klok denkt: ‘Hou maar lekker zelf de tijd bij. Ik ben die klappen op mijn kop zat!’ En het enige wat nog te zien is op het display zijn twee nullen. Verder niets. De wedstrijdleider constateert het uitvallen van de klok wel, maar doet niets vanwege het snelle spel van de spelers, die het in eerste instantie ook niet doorhebben. Totdat ineens de witspeler, die tegen een verloren stelling aan zit te kijken, naar de klok wijst en roept: “Vlag, je vlag is gevallen!” Verbouwereerd en zonder verder erbij na te denken steekt de zwartspeler zijn hand uit ten teken van overgave. Na het schudden van de handen is het gedaan met de stilte. Discussies barsten los, meningen worden luidkeels weergegeven. Bij sommigen is er eerst nog twijfel: is nou de vlag gevallen of niet? Uiteindelijk wordt het duidelijk: de klok is defect geraakt en laat al even alleen maar twee nullen zien. Maar wat nu? De wedstrijdleider probeert een oplossing te zoeken. Hij stelt voor er alsnog remise van te maken. Maar de witspeler weigert: zijn tegenstander heeft toch opgegeven? Hij gaat verdere discussies uit de weg door zijn jas aan te trekken en naar huis te gaan. Op het wedstrijdformulier, dat onder protest wordt getekend door de teamleider van de zwartspeler, wordt dan ook 1 – 0 voor de witspeler ingevuld.
Wat moet de competitieleider van de HSB, Louis Wulffers, hier nu van bakken? Je kunt artikel 12.1 van de spelregels erbij halen: De spelers dienen zich te onthouden van handelingen waardoor het schaakspel in diskrediet wordt gebracht. Of artikel 12.6, dat onder meer handelt over onredelijke claims. Maar of de witspeler nu bewust of onbewust zijn actie heeft uitgevoerd, het feit blijft dat de zwartspeler gewoon heeft opgegeven en daarover zegt artikel 5.1b: De partij is gewonnen door de speler wiens tegenstander verklaart dat hij opgeeft. Dit beëindigt de partij onmiddellijk. Maar zijn opgave is wel onder valse voorwendselen tot stand gekomen! “Had hij ook maar even moeten checken of het klopte!” hoor je dan iemand zeggen. Maar is dit reëel in zo’n uitvluggerfase? Dit kan een aardige hersenbreker voor de competitieleider worden! Voor de uitslag van de teamwedstrijd is de uitspraak niet van belang, maar de persoonlijke eer en ratingpunten staan uiteraard nog wel op het spel.
Ik kan verheugd melden dat het verhaal een goede afloop kent. Na bezinning en ampel overleg binnen de eigen gelederen heeft de witspeler nog voor de uitspraak van de competietleider via een mail alsnog remise aangeboden, waarop onmiddellijk door de zwartspeler positief gereageerd werd. Ik denk dat beide kampen met deze hoffelijke oplossing tevreden kunnen zijn. En zo heeft ook Louis gelukkig zonder hoofdbrekens oudjaar kunnen vieren!
Wit zegt: "Je vlag is gevallen."
Zwart geeft de witspeler een hand.
Ik betwijfel of dat onder opgeven valt. Bij opgeven beslis je zelf dat je tegenstander gewonnen heeft, omdat je denkt bij verder spelen toch te zullen verliezen. Je tegenstander feliciteren omdat je hoort (!) dat je vlag gevallen is, vind ik wat anders. Daarom vind ik die felicitatie niet definitief, als blijkt dat het vallen van de vlag niet juist was.
Gelukkig is dit gebeuren uiteindelijk op een goede manier afgesloten. Wat mij vooral opvalt in het verslag is dat de wedstrijdleider te weinig doet. (1) Hij constateert wel het uitvallen van de klok en grijpt dat niet in. Ik vraag me af of dat juist is. (2). Als de witspeler in de hitte van de strijd roept dat de vlag gevallen is, had de wedstrijdleider ook kunnen ingrijpen door duidelijk te maken dat die claim onjuist is. (3) Van opgave was geen sprake, zoals Hut hierboven al vermeldt. (4). De partij had voorgezet kunnen en moeten worden met een andere klok. Dat de witspeler zijn jas al aantrok, doet niet ter zake.
De versteende wedstrijdleider. We moeten niet menen dat anderen op dat moment het beter hadden gedaan dan de wedstrijdleider. Ja, achteraf hadden we wel geweten wat te moeten doen, het zijn de stuurlui aan wal. Maar, had iedereen die die avond wedstrijdleider was, onmiddellijk eigenmachtig ingegrepen? Nee, dat is het operators syndroom gekoppeld aan het niet willen storen van de spelers. Er zijn slechts weinig amateur wedstrijdleiders die beschikken over voldoende alertheid van geest om op de juiste wijze te kunnen optreden.
Een man een man een woord een woord. Maar geldt dat ook als het gaat om een onbedoeld gegeven woord? Gegeven in een situatie dat iemand zich fatsoenlijk en sportief gedraagt door het zien van zijn deel van de klok. Als iedereen – inclusief de tegenstander – snapt dat de betrokkene zijn woord zo niet had bedoeld, of om het beter te zeggen: de betrokkene erin is geluisd. Verwachten wij van hem dat hij zich dan moet blijven houden aan zijn woord?
Zoals altijd gaat het in een relatie om twee personen. Wat vinden we van de tegenstander die de ander vastpint op zijn onbedoeld gegeven woord? Die in feite misbruik maakt van de gegeven situatie. En wat vinden we van het gedrag van het team, van de teamleider, dat hun teamlid daar niet op aanspreekt? Zijn die ook zo blij met hun punt?
Het is zo bekend: wedstrijdsport leidt helemaal niet tot het bijbrengen van beginselen van sportiviteit, of om zich fatsoenlijk te gedragen. Integendeel. We pakken onze jas, en verlaten de speelzaal in de overtuiging dat we gelijk hebben. We hebben onze punt te pakken. En we realiseren ons niet eens wat voor indruk dit maakt op de buitenwereld.
Deze kwestie moet niet ingewikkelder worden gemaakt dan hij in werkelijkheid is: De klok ging kapot. Dat gebeurt helaas vaker en daar kan een wedstrijdleider dus op voorbereid zijn. De partij moet dan worden voortgezet met een andere klok. Al het overige (handen schudden, jas aantrekken, e.d.) is bijzaak. Ik weet niet of ik het op die avond beter gedaan zou hebben dan die wedstrijdleider, misschien niet. Maar ik vind wel dat we mogen verwachten en er naar moeten streven dat een wedstrijdleider in een veel voorkomende situatie (kapotte klok) op de juiste manier optreedt.
Conflicten bij de competitieleider of bij de commissie van beroep vinden zo vaak hun oorzaak in een tamelijk onnozel verzuim. Net zoals in het gewone leven: eventjes niet opletten, en grote gevolgen. Dat is nu juist de taak van de wedstrijdleider daarop bedacht te zijn. Als hij maar tijdig dit of dat had gedaan, dan was het gevolg niet zus of zo geweest.