Oude doos (19): Broer Van Oosterom
Sponsor van HSG, sponsor van wereldtoptoernooien en wereldkampioen correspondentieschaak, dat is Joop van Oosterom geweest. Menigeen weet ook dat hij zelf aan het wereldjeugdkampioenschap heeft meegedaan. Minder bekend is, dat zijn broer misschien nog wel sterker was. Al scheelden ze niet veel.
Achter Spasski
De broers Joop en Henny van Oosterom oefenden een waar schrikbewind uit in de jeugdkampioenschappen. Van de Stichts-Gooise Schaakbond werd Joop (geboren 12 december 1937) kampioen in 1955 en 56. In 1957 werd Tom Booij uit Utrecht (vader van de latere hoofdklasser Johan Booij) kampioen, maar in 1958, 59 en 60 was Henny (7 januari 1941) de sterkste. Bij het Nederlands jeugdkampioenschap sloeg Joop direct bij de eerste gelegenheid toe. In 1955, zeventien jaar oud, werd hij kampioen, na in de finalegroep favoriet Frits Roessel (de kampioen van 1953 en 54) te hebben verslagen.
Bij het wereldjeugdkampioenschap in Antwerpen behaalde Joop van Oosterom een sensationele zevende plaats, achter o.a. kampioen Boris Spasski en nummer vier Lajos Portisch. Eindredacteur Slavekoorde in het bondsblad: “Onze jeugdkampioen was aan het eind van het toernooi vrijwel uitgespeeld. Had hij wat meer toernooi-ervaring bezeten, hij zou in de laatste ronden stellig minder risico genomen hebben en zich met enkele ‘goedkope’ remises vergenoegd hebben. Maar dit ligt niet in zijn aard. Hij bleef tot het bittere einde op winst spelen en beging hierdoor enige malen fouten, welke hij in het begin van het toernooi stellig niet gemaakt zou hebben. Zo eindigde hij ten slotte op de zevende plaats, hoewel de zesde, ja zelfs de vijfde plaats bereikt had kunnen worden.”
Drie keer Kuijpers
In 1957 behaalde Roessel zijn derde jeugdtitel, Joop van Oosterom werd tweede. Een jaar later zakte Joop nog verder, naar de gedeelde vijfde plaats achter kampioen Lex Jongsma.
Toen was het de beurt aan broer Henny en ook hij maakte een overdonderende entree. Ook hij was pas zeventien, toen hij in 1958 meteen eerste werd. Wel moest hij de Brabander Frans Kuijpers naast zich dulden, die de beslissingsmatch met 1,5-0,5 won. Wedstrijdleider H. de Graaf moest nog een beetje wennen aan het vertrek van de oude garde en schreef in het bondsblad: “Het peil dat een Roessel, een Jongsma, een J.J. van Oosterom in de vorige jaren te zien gaven, werd door de topspelers niet bereikt.”
De Graaf vergiste zich in het niveau, kun je achteraf zeggen. In tegenstelling tot de drie door hem genoemden werd Kuijpers later meester en kampioen van Nederland, evenals Coen Zuidema, die het toernooi in 1959 samen met Kuijpers won. Het reglement bepaalde dat de kampioen (Kuijpers) bij gelijk eindigen zijn titel behield. Henny van Oosterom werd dat jaar derde.
In 1960 werd Kuijpers voor de derde keer kampioen, voor Bert Fietje uit Den Haag en Henny van Oosterom op de derde plaats. Op de vijfde plaats eindigde de vijftienjarige Hans Ree, wiens spel volgens De Graaf zeker een belofte inhield. Henny van Oosterom was met een tweede en twee derde plaatsen gemiddeld net zo succesvol geweest als zijn broer Joop, alleen het allerhoogste had hij gemist.
Zesde op NK
Bij de volwassenen werd Henny het meest succesvol van de twee broers. In 1962 werd hij in Blerick open kampioen van Nederland, een toernooi waar overigens – anders dan de naam doet vermoeden – toen nog geen buitenlanders aan deelnamen. In 1963 plaatste hij zich voor het gesloten Nederlands kampioenschap in Den Haag, waar hij tussen twaalf deelnemers vijftig procent scoorde en gedeeld zesde werd. Kampioen werd opnieuw zijn kwelduivel Frans Kuijpers, die hem drie keer van de nationale jeugdtitel had afgehouden. Verder moest hij Donner, Van den Berg, Langeweg en Zuidema voor zich dulden. Henny van Oosterom gold op dat moment als een nationale subtopspeler, won regelmatig zaterdagtoernooien en speelde enkele malen aan het tiende bord van het Nederlandse team in vriendschappelijke landenwedstrijden.
Eerste bord
Bij HSG, dat rond 1960 vier jaar in de hoofdklasse speelde, speelde Henny van Oosterom na een tijdje hoger dan zijn oudere broer. Wel moest hij graaf Van den Bosch voor zich dulden. De jongelui hadden een enorm respect voor de graaf, die tussen 1929 en 1957 zes keer aan het Nederlands kampioenschap had meegedaan. In 1959 werd Henny clubkampioen, in 1960 samen met Van den Bosch en in 1961 de graaf alleen. In 1962 was de graaf 56, wat destijds voor een schaker niet als oud gold, maar Henny van Oosterom was 21. Het was dus niet vreemd dat toch heel voorzichtig de roep om een confrontatie opkwam, die de gentleman Van den Bosch niet uit de weg ging. Er werd een match georganiseerd over zes partijen, thuis bij de graaf in de meest chique villawijk van Hilversum. Henny van Oosterom, die zelf uit een arbeidersgezin kwam, had natuurlijk al vaak tegenover de graaf gezeten, maar herinnert zich toch nog zijn zenuwen: “Wat zeg je tegen een gravin? Zoiets van: goedenavond gravin, hier ben ik om met uw man te gaan schaken, en ja, ik ben dat jochie van de Hilvertsweg, maar ik kan wel aardig schaken?” Hij werd (uiteraard) allervriendelijkst ontvangen en op zijn gemak gesteld. De match eindigde in 3-3, onbeslist, dus eigenlijk net als het gemiddelde van de laatste drie clubkampioenschappen. Het zal niemand verbazen dat graaf Van den Bosch daarop het genereuze aanbod deed dat de jonge Henny van Oosterom voortaan aan het eerste bord mocht spelen. Dat gebeurde vanaf de laatste drie wedstrijden van het seizoen 1962-63.
Joop (zittend) en Henny (staand) van Oosterom kijken naar een stelling van graaf Van den Bosch.
De broer van…
Broer Joop deed op het bord weinig voor Henny onder, maar werd in het correspondentieschaak veel sterker. In de jaren zeventig werd hij sponsor van de schaakclub Rotterdam. De contacten daarvoor werden gelegd bij een simultaan van Salo Flohr, georganiseerd door Corry Vreeken, voorzitter van Rotterdam. In het tijdschrift Matten vertelde Vreeken in 2010 hoe ze daar op de later zo beroemde Joop van Oosterom was afgestapt met de vraag: “Bent u niet de broer van Henny?”