“Mijn partijen waren tamelijk eenvoudig en rechttoe rechtaan, precies zoals ik ze graag heb…”
Het team
Het moet mij van het hart dat ik al met weemoed terugdacht aan de dagen waarop ik met voldoening naar de toernooistand kon kijken. Op een zeer onverwacht moment (vlak na mijn eerste schoolexamen) won ons Spaanse team de nationale titel en ik kon daaraan op het derde bord bijdragen met een prettige score van 5 punten uit 6 wedstrijden.
De strijd om het Spaanse clubkampioenschap, ook wel Eredivisie genoemd, vond dit jaar plaats in León, een prachtige stad, in de schaakwereld bekend om het jaarlijkse wereldtopevenement Magistral de León. Om uiteenlopende redenen verheugde ik mij op deze competitie. Niet alleen snakte ik naar een goed resultaat (eigenlijk was ik ook wel weer aan een potje schaak toe), maar evenzeer zag ik uit naar gastronomische verwennerijen, waarbij ik denk aan Jamón Serrano en vers Spaans sinaasappelsap, hetgeen ik kan aanbevelen!
Maar laten we het over schaken hebben, want daar ging het tenslotte om. Ons team, Sestao Naturgas (uit het stadje bij Bilbao) was dit jaar de uitgesproken favoriet, met Dominguez, Vachier-Lagrave, Romain Edouard en Laurent Fressinet (de nieuwste aanwinst voor het team, aangetrokken om het drietal Fransen dit seizoen te completeren) en de Spaanse spelers Del Rio Angelis, Alfonso Romero, Mario Gomez en de trouwe supporter Sergio Trigo. Onze plaaggeest van het vorige jaar, Gros Xake Taldea boette iets van zijn kracht in, nu Alexei Shirov Spanje heeft verlaten, maar er bleven nog genoeg rivalen over en we verwachtten niet dat we het makkelijk zouden krijgen.
In teamwedstrijden is het vaak van belang om een sterke bord 1-speler te hebben en Leinier was er zo eentje. Hij versloeg de ene speler na de andere en het maakte hem niet uit met welke kleur hij speelde. Ik had vorig jaar al gemerkt dat Leinier in Spanje in een uitstekende vorm stak en dat hij tijdens de lange Spaanse diners telkens de best uitziende nagerechten bestelde. Dit jaar probeerde ik hem zo’n beetje te imiteren door hetzelfde dessert te kiezen en in al mijn witpartijen een 1.e4 opening op het bord te krijgen en Grünfeld met zwart. (Toegegeven, de laatste twee kwamen een beetje toevallig tot stand.) De overige van onze spelers speelden een solide toernooi en zij verloren maar heel weinig partijen. Zoals u weet, is het vrijwel niet mogelijk een match te verliezen als je niet ook een partij verliest. Verder is het verdraaid lastig om niet kampioen te worden als je nooit een match verliest. Daardoor leek het er uiteindelijk op alsof alles moeiteloos en soepeltjes voor ons verliep.
De eerste ronden en oude vrienden
Mijn partijen waren tamelijk eenvoudig en rechttoe rechtaan – precies wat ik graag heb (hoewel dat slechts gebeurt wanneer ik het geluk aan mijn zijde heb…). Op de een of andere manier liggen je alle stellingen, alle zetten springen in het oog en varianten schreeuwen erom om doorgerekend te worden. In de eerste ronde moesten we tegen Linex Magic en zodoende kreeg ik wit tegen Svetushkin. Een van mijn teammakkers grapte dat ik hem maar moest matzetten. Ik nam hem niet echt serieus, maar koos toch 1.e4. Ik bedacht dat mijn tegenstander zich zou hebben voorbereid op het Schots, aangezien ik zo tweemaal tegen David Navara had gespeeld. Het is puur toeval dat ik tweemaal Schots tegen Navara heb geopend en tweemaal Italiaans tegen Bacrot, terwijl ik die openingen anders nooit speel.
Svetushkin had echter geen zin om de theoretische strijd in het Schots met Pb3 als antwoord op Lc5 aan te gaan en ik kreeg al spoedig de overhand in een prettige stelling. Iemand vroeg mij eens wat mijn favoriete stelling is. Ik antwoordde: stellingen waarin ik Kh1, Te1 en Lf1 kan spelen. Bovendien week ik nauwelijks af van mijn gebruikelijke plan waarbij Kh1 vervangen is door Kb1 en al gauw duidelijk wordt dat zwart tamelijk hopeloos is tegen een regelrechte aanval.
De volgende match ging tegen Reverté-Albox, een team waarin mijn teammaatje in de Bundesliga Mikheil Mchedlishvili speelt en enkele vrienden uit Sint Petersburg die ik allen vrij goed ken uit de dagen dat ik daar nog woonde.
Ik moest tegen Sergei Ivanov, een degelijke grootmeester, die ooit een lezing over de Winawer variant gaf voor de kinderen in onze Sint Petersburgse schaakclub (mijn eerste club). Ik weet niet goed meer of ik die variant toen al speelde of dat die lezing de aanleiding vormde om hem op mijn repertoire te nemen. Hoe het ook zij, ik kon het theoretische debat in die opening niet voortzetten aangezien ik ditmaal met zwart speelde. Ik stelde verrast vast dat mijn tegenstander de Tb1 variant in de Grünfeld had vervangen door eentje met een tempo minder. Ik zag geen reden om er niet op in te gaan, ook al besefte ik dat het een geforceerde remise toestond (en ik was nog wel in zo’n vechtlustige stemming die dag). Voor de volledigheid: mijn tegenstander kreeg die stelling tweemaal op het bord en beide keren speelde hij het ‘kritieke’ d5.
Eigenlijk is de variant volkomen ongevaarlijk voor zwart (na uitvoerige analyse beoordeel ik de stellig zelfs licht in zwarts voordeel), dus kwam zetherhaling niet als een volslagen verrassing voor me. Na een betekenisvolle stilte zei een beroemde speler me eens: “Remise? Remise!”.
De Latino’s
Nadat we ook onze tweede match geruisloos hadden gewonnen, kreeg ik een rustdag en dus de mogelijkheid om me voor te bereiden op de verleidingen van een witpartij de dag erna. Soms zijn er kleinigheden die van groter belang zijn dan de kleur waarmee je speelt (al weet ik dat vele schakers dit niet met mij eens zullen zijn). Vooral na zo’n korte partij was ik bang om uit mijn ritme te raken. Onze tegenstander was Equigoma Caja Social Catolica, bestaande uit Latijns-Amerikanen met Iturrizaga aan bord 1.
Mijn tegenstander, Kovalyov Anton, is net zo weinig Latino als ik Nederlander ben, dus ik voorzag een gelijkopgaande strijd. Er was geen reden voor mij op niet opnieuw een Grünfeld aan te gaan. Zijn poging om dat te voorkomen door 1. c4 werkte na 1…g6! niet. Zoals verwacht week Anton al spoedig af van de veelbetreden paden. Het aardige van zo’n scherpe opening is, dat wanneer wit alles uit de weg wil gaan, hij doorgaans grotere problemen heeft dan in elk van de hoofdvarianten. De openingszetten van mijn tegenstander wekten woede in mij op (e3, gevolgd door het verwaarlozen van de arme f1-loper met Td1 en vooral Da3 was walgelijk. Tegen de tiende zet moet er al stoom uit mijn oren zijn gekomen. Maar ondanks alles produceerde ik het zeer sterke 10…a5! waarmee ik het initiatief en voordeel bereikte. Mijn tegenstander bleef kalm. Hij nam de pion en deed alsof er niets aan de hand was. Hoewel het voor iedereen duidelijk was dat mijn stelling beter was, slaagde ik er daarna niet in om een methode te vinden om mijn voordeel uit te bouwen. Pas later, bij analyse van deze boeiende partij, vond ik verscheidene aantrekkelijke manieren voor zwart om voort te zetten. Desondanks was ik niet ontevreden met mijn spel, ook al voelde ik mij tekort gedaan bij het ondertekenen van het ½-½ resultaat.
De mooie partij had me goed opgewarmd, maar ik kreeg weer een rustdag. Ik zag dat mijn tegenstander Christian Bauer van team Gros Xake Taldea veel te onvoorspelbaar was om veel profijt te hebben van de extra dag. Zodoende had ik een plezierige dag, waarop ik probeerde van de Chessbase software vandaan te blijven. Op mijn rustdag namen wij het op tegen het veel zwakker geachte Foment Martinenc en wij versloegen hen eveneens.
Geen fortuinlijke overwinningen!
Onze match tegen Gros verliep tamelijk geruisloos. Op de een of andere manier verzandden alle partijen vlotjes in remise en er bleven twee eindspelen over waarin Leinier en ik beiden duidelijk de overhand hadden. In tegenstelling tot Leiniers Berlijner, begon mijn partij met een scherpe Taimanov, na een zeldzame zetverwisseling: 1.d4 e6 (nu geen e4, weet je dat zeker?) 2.Pf3 (ja, ik ben zeker van mijn zaak) c5! (nu nog steeds?) 3.e4 (ok, niet dus!). Eigenlijk was ik best blij tegen de Taimanov-variant te kunnen spelen, want ik ben al geruime tijd bezig om de theorie weer op te halen. In 2009 won ik er nog twee mooie partijen mee, maar sindsdien ben ik er wat van vervreemd. Christian speelde een zeldzaam, maar interessant systeem.
Ik herinnerde mij er eens kort naar gekeken te hebben en er een aardig en eenvoudig tegengif tegen te hebben gevonden. Al gauw kwamen we in Franse structuren terecht, maar na een tijdje zag het er toch een stuk minder duidelijk uit dan op het computerscherm. We overzagen beiden een grote kans voor zwart. Toch bereikte ik wat ik wilde en ik bereikte een plezierig eindspel. Ik was tamelijk tevreden zoals het eindspel verliep, maar het was alweer zo’n stelling met Kh1, Te1 en Lf1, dus de zaken waren niet al te ingewikkeld. Mijn tegenstander had misschien wat beter kunnen verdedigen, maar toen ik hem hoorde steunen, stond ik op van het bord. Ik begreep dat hij het helemaal niet naar zijn zin had en wie zou dat in zijn plaats wel hebben?
Het was inmiddels overduidelijk dat niets ter wereld ons team dit jaar kon afstoppen. Ik was bovendien heel tevreden over mijn individuele prestatie. Ik speelde interessante partijen en scoorde goed.
Mijn volgende partij zou naar ik verwachtte mijn moeilijkste van het toernooi worden aangezien ik zwart had tegen een goed voorbereide tegenstander: Ganguly. Inderdaad stevende hij regelrecht af op de hoofdvariant van de Grünfeld. Het was een tikkeltje overmoedig van hem, vond ik, om mij op mijn terrein te willen bestrijden. Ik spande mij in om me mijn zorgvuldige analyse voor de geest te halen en hem alle hoop te ontnemen. Ik slaagde erin de makkelijke oplossing te reproduceren tegen wits poging met Tb1 en de paardmanoeuvre naar d2 via d4-b5-d4-b3. De stelling die we kregen leek nog altijd net zo in evenwicht als gedurende mijn voorbereiding. Eigenlijk dacht ik dat we spoedig tot remise zouden besluiten, maar op zeker moment bemerkte ik dat de laatste twee zetten de situatie hadden veranderd van minimaal voordelig voor hem tot een symbolisch voordeeltje voor mij. Ganguly besloot af te wikkelen naar een gelijkstaand, maar een tikkeltje onplezierig toreneindspel. Uiteraard sloeg ik zijn remiseaanbod af, hoewel ik best wist dat ik geen illusies mocht koesteren, daarvoor was de stelling veel te remiseachtig. Daarna speelde ik tamelijk snel, want ik hoefde niet veel te doen.
Ik ruilde een toren af, schoof wat pionnen naar voren, ruilde er enkele en liet hem denken dat ik er nog steeds in geloofde, terwijl ik mijn koning heen en weer speelde. Na nog een poging om mijn koning op te spelen, merkte ik dat Surya begon te aarzelen. Waarschijnlijk uit pure koppigheid besloot hij mijn koning niet toe te laten de d-lijn te passeren en hij deed een afwachtende zet met de koning in plaats van met de toren. Dit liet e4! toe en Surya blunderde. De stelling was plotseling totaal verloren ofschoon we allebei nog maar een paar pionnen over hadden.
Dit puntje was teveel, klaagde Laurent Fressinet (die om onverklaarbare redenen door zijn Franse collega’s François werd genoemd). “Mijn schuld was het niet,” kon ik tegenwerpen. De match eindigde in een gelijkspel en wij konden niet meer worden ingehaald.
Het zoet der overwinning
De volgende partij begon zeven uren vroeger dan gebruikelijk. (De tijdsaanduiding 10.00 uur ’s morgens zou het dramatische effect niet helemaal weergeven.) Ik hoopte maar dat mijn Spaanse tegenstander, Cuenca Jimenez, er nog meer last van zou hebben dan ik. Ditmaal probeerde ik niet om 1.e4 te spelen, maar uiteindelijk kwam er toch een Maroczy draak op het bord. (Ik deed echt mijn best: 1.Pf3, 2.c4.) Met Lf2!? probeerde ik mijn tegenstander te verrassen. Dat werkt als zwart het gebruikelijke plan Db6 Tfc8 Dd8 wil spelen. Mijn tegenstander antwoordde echter met het interessante Le5 en e6, hetgeen een bekend plan is, maar een betere versie ervan, nu mijn loper op f2 stond. Om kort te gaan: de partij bleef in evenwicht totdat mijn tegenstander matige zetten begon af te wisselen met slechte, nadat ik een kwaliteit had geofferd. Het was allemaal niet zo eenvoudig, want ik was enkele keren een blunder nabij, beginnend met het tweemaal overzien van de truc Lxe4 in de opening en een mogelijk eeuwig schaak in het eindspel. Gelukkig, zoals ik al eerder opmerkte, zag ik de blunders net op tijd en deze matineuze partij bleef zodoende onbestraft.
Met 5 uit 6 vond ik het jammer dat het toernooi al afgelopen was, maar ja: je moet ook niet al te hebberig worden.
Het was een fijn gevoel te hebben mogen bijdragen aan de overwinning van dit zeer prettige team. Alles zat mee: de spelers waren in vorm en gedurende heel het toernooi waren de teamgeest en de sfeer uitstekend.
Op de laatste dag ging ik met het Franse drietal naar Bilbao en we beëindigden het toernooi met het bespreken van de politiek in het Frans en met Spaanse jamón.