Eindspelfinesses 3: Toren tegen pion

Krijgt u wel eens een eindspel op het bord in uw partijen? En was u tevreden over de afloop? Of knaagde er iets waarvan u later dacht: “Dat had ik anders kunnen spelen?”

Schaaksite biedt een eindspelrubriek aan waarin u uw kennis kunt opfrissen of eventueel uitbreiden. De internationale meesters Twan Burg en Herman Grooten zullen op frequente basis u proberen bij te praten over diverse eindspelfinesses.

Speciaal voor de clubschaker is dit de tweede aflevering van een nieuwe serie die gaat over het eindspel. Van meerdere mensen ontving ik een bericht dat er wel degelijk boeken zijn geschreven die voldoen aan de criteria die ik het in vorige artikel had geschetst. Zo wordt ‘Fundamental Chess Endings’ van Karsten Muller & Frank Lamprecht uit Hamburg aanbevolen, dat de geïnteresseerde schaakstudent gevoel voor eindspelen bijbrengt door de principes van de diverse basisstellingen goed uit te leggen. Ook het hoofdstuk ‘How can we teach Endings’ uit het boek ‘Chess Coaching’ van John Littlewood schijnt de moeite waard te zijn.

De vorige keer hebben we geconstateerd dat veel eindspelen verkeerd behandeld worden door een gebrek aan kennis. We hebben daaraan toegevoegd dat het belangrijk is van sommige eindspelen te weten welke stelling nog gewonnen is en welke remise. In deze rubriek behandelen we het eindspel van toren tegen pion. Hoewel de toren een veel sterker stuk is dan een pion, blijken er veel stellingen te zijn die nog remise zijn. Juist het bestuderen van de randgevallen geeft inzicht in dit type eindspel. We zullen eerst maar eens wat regels formuleren, die ons van pas kunnen komen:

  • De toren moet achter de vrijpion geplaatst worden;
  • Zonder de hulp van de koning kan de sterkere partij niet winnen;
  • De koning van de zwakkere partij moet proberen de andere koning af te houden.

Deze stelling met wit aan zet is voor hem gewonnen. Hij is op tijd om de pion van promotie af te houden.

1. Kb5 Kh3 Een meer principiëlere verdediging is eigenlijk 1. … Kg3 om te proberen de witte koning af te houden. Na 2. Kc4 Kf3 3. Kd3 g3 4. Tf8+ wordt de zwarte koning echter toch naar de andere kant van de pion gedwongen, waarna de winst niet moeilijk meer is: 4. … Kg2 5. Ke2 Kh2 6. Tg8 Kg2 7. Tg7 Kh2 8. Kf3 en de pion gaat verloren.

2. Kc4 g3 3. Kd3 Kh2 4. Ke2 g2 5. Kf2 1-0

In deze stelling, waarin de witte koning en toren erg ongelukkig lijken te staan, lijkt het onwaarschijnlijk dat wit deze stelling nog kan winnen, maar…

1. Tg5!! Met deze zet dwingt af dat de zwarte koning aan de ‘verkeerde kant’ langs zijn pion moet om de pion te ondersteunen. De witte krijgt nu precies voldoende tijd om naderbij te komen.

1. … Kb6 2. Kg7 Ka5 3. Kf6 Kb4 Helemaal kansloos is 3. … Ka4 na 4. Ke5 b4 5. Kd4 b3 6. Kc3.

4. Ke5 Kc4 5. Tg4+ Kc3 6. Kd5 b4 7. Tc4+ Kb3 8. Kc5 1-0

Waarom de eerste zet van wit zo belangrijk is, blijkt als zwart 1. … b4 speelt. De pion en de koning zijn van elkaar afgesneden en dat betekent dat wit alle tijd van de wereld heeft om zijn koning dichterbij te brengen. De pion kan namelijk zonder hulp van zijn koning niet naar voren gespeeld worden, zonder dat hij verloren gaat met bijv. 2. … b3 3. Tg3 b2 4. Tb3. In deze stelling leren we dus direct een nieuw principe kennen dat toegevoegd kan worden aan het bovengenoemde rijtje:

  • Als de koning en de pion op de vijfde rij worden afgesneden door de toren, wint de

    torenpartij eenvoudig.

Niet altijd staat de toren op zijn ideale plaats achter de pion. Soms betrekt hij een positie op de onderste rij en dat maakt het in de regel wat lastiger om tot winst te komen.

Met wit aan zet zijn er weinig problemen:

1. Kd6 e3 2. Kd5 Kf3 3. Kd4 e2 4. Kd3 Kf2 5. Kd2 (1-0)

Met zwart aan zet, is het ook relatief eenvoudig remise.

1. … e3 2. Kd6 Ke4 3. Kc5 Kd3 en zwart snijdt zijn collega koning de pas af (remise).

Ook hier zien we een tempo het verschil tussen winst en remise bepaalt. Juist daarom is het zo belangrijk om eindspelen te bestuderen. De ogenschijnlijk kleinste nuance kan het verschil tussen een heel en half punt uitmaken. Een mooi voorbeeld hiervan word getoond in de volgende stelling.

Proberen we de voor de hand liggende zet 1. Kf7 dan zien we dat zwart op het nippertje een puntendeling afdwingt met 1. … e4 2. Ke6 e3 3. Kf5 e2 4. Kf4 Kd3 5. Kf3 Kd2 en omdat de toren hangt wint zwart een belangrijk tempo waardoor hij de pion op de ‘achterlijn’ krijgt. Wit moet anders beginnen:

1. Td1+!

Een belangrijke zet. Zoals we dadelijk zullen zien wint wit hiermee een cruciaal tempo. Een koningszet zou slechts tot remise leiden.

1… Kc3 2. Te1!

Zo wordt de pion aangevallen en daarmee heeft zijn toren substantieel verbeterd. De stelling is nu simpel gewonnen.

2… Kd4

En pas nu kan wit aan zijn koningsmars beginnen. Het subtiele verschil met de toren op c1 en op e1 is dat wit in het laatste geval de pion onder schot heeft. Dat maakt alles uit:

3. Kf7 e4 4. Ke6 e3 5. Kf5 Kd3 6. Kf4 e2 7. Kf3

1-0

Deze winstvoering kunnen we samenvatten in de volgende vuistregel:

  • Door schaak te geven kan de positie van de toren met tempowinst verbeterd worden, zodat hij de pion onder schot neemt.

Een beroemd voorbeeld is de volgende stelling, waarin wit laat zien dat hij de finesses van het eindspel beheerst.

Lerner, Konstantin – Dorfman, Josif, Tashkent 1980.

Een leerzaam eindspel ontstond in deze partij. Wit past toe wat we hierboven al een paar keer gezien hebben.

71. Tf2!!

Door de toren op de f-lijn te zetten, verhindert hij dat de zwarte koning via de f-lijn de witte koning kan afhouden. Dat dit een tempo kost, blijkt in dit geval niet uit te maken.

71… Kh6 72. Kb7

De koning snelt dichterbij

72… g4 73. Kc6 Kg5 74. Kd5 g3

75. Tf8!

En nu neemt de toren de ideale positie straks in: achter de pion.

75… Kg4 76. Ke4

Hier gaf Dorfman het op. Een mogelijk vervolg was: 76. Ke4 Kh3 77. Kf3 Kh2 78. Th8+ en de pion gaat verloren.

1-0

Het is of de duvel ermee speelt, maar toevallig kwam dit eindspel onlangs ook in een KNSB-ronde op het bord in de Meesterklasse.

Van Kerkhof, David – Erwich, Frank (uit de wedstrijd HMC Calder – BSG)

Na harde strijd is de volgende stelling ontstaan. Frank Erwich, die bekend staat als een goed eindspelkenner, moet nu kiezen uit twee zetten, namelijk 49. .. f4 of 49… Kf4.

49… Kf4?

Hij grijpt mis! Het is een van de voorbeelden waarin blijkt dat kennis soms in de weg zit. Erwich begreep namelijk dat de koning aan de andere kant van de pion terecht moest komen om de andere koning af te houden. Daarom besluit hij dat maar meteen te doen. Als hij nauwkeurig gerekend had, had hij ongetwijfeld gezien dat deze manoeuvre een cruciaal tempo kost, waardoor de partij verloren gaat. Na direct 49… f4! 50. Kb6 en dan nu wel de koning naar de andere kant 50… Kf3! zou zwart remise hebben kunnen afdwingen. 51. Kc5 Ke3! Essentieel is dat zwart na bijvoorbeeld 52. Te6+ Kd3! de witte koning kan blijven afhouden. 53. Tf6 Ke3 54. Kc4 f3 55. Kc3 Het gaat erom dat zwart in deze stelling aan zet is en niet wit (zoals in de partij). 55… f2 met remise.

50. Kb6 Ke4 51. Kc5 f4 52. Kc4 Ke3 53. Kc3 f3

Nu is wit aan zet en daarmee wordt de koning naar de andere kant gedreven. Het is uit en daarom gaf Erwich zich direct gewonnen na

54. Te6+

Er had kunnen volgen 54. Te6+ Kf2 55. Kd2 Kg2 56. Tg6+ Kf1 57. Tf6 Kf2 58. Tf8 Kg2 59. Ke3 en de pion gaat verloren.

1-0

Tot slot een stelling waarin we mogen proberen om bovengenoemde principes toe te passen. Daar maken we maar meteen onze opgave van.

OPGAVE

Alle partijen of fragmenten via de viewer:

Let op: in de viewer is in twee stellingen zwart aan zet. Daar is het bord gedraaid, zodat u de stelling vanuit het perspectief van de zwartspeler ziet.

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

6 Reacties

  1. Avatar
    thysse 22 december 2012

    Nuttige tips, maar de oplossing van de opgave staat p.o. al in de tekst, onder een diagram dat gelijk is aan het voorafgaande.

  2. Avatar
    HermanGrooten 23 december 2012

    Beste Elias (Thysse),

    Er was bij nader inzien helaas nog meer niet helemaal in orde in deze aflevering. Omdat ik ook al een paar mails van René Olthof ontving (waarvoor dank!) heb ik de rubriek helemaal omgegooid, de voorbeelden en het commentaar verbeterd en er zelfs twee nieuwe instructieve voorbeelden aan toegevoegd. De opgave is nu een andere geworden waarin de belangrijkste principes van dit eindspel in de praktijk gebracht kunnen worden. Hopelijk kan iedereen hiermee uit de voeten!

    Vriendelijke groet, Herman Grooten

  3. Avatar
    Wiebe Cnossen 23 december 2012

    Dit eindspel stond vorige week op het bord bij Markowski-Ragger (EK rapid). Na 70 zetten was de stelling: wit Ke6, Tf8; zwart Kh2 g4. Markowski kende de partij van Lerner blijkbaar niet want hij speelde 71.Th8? Kh2 72.Kf5? (72.Tf8 terug won nog) en moest in remise berusten.

  4. Avatar
    Wiebe Cnossen 23 december 2012

    Ik zie dat ik 72…Kh2 heb getikt, maar daar stond hij al (en schaak); het moest 72…Kg2 zijn.

  5. Avatar
    HermanGrooten 04 januari 2013

    Binnengekomen mail van Hans Brave uit Veldhoven:

    "Beste Herman,

    Tijdens de Kerst heb ik jouw eindspelrubriek bekeken: -3- Eindspeltips:

    toren tegen pion Leuk eindspel. Ik heb een paar dingetjes gevonden in deze rubriek ter verbetering.

    in diagram: Lerner, Konstantin – Dorfman, Josif, Tashkent 1980.

    Na 72…g4 kan wit 73.Tf5! spelen en we hebben de vijfde rij in bezit met afgesneden koning, met eenvoudige winst zoals we diagram 2 hebben gezien.

    Had zwart op 71…Kg6 gespeeld dan moet wit na 72.Kb7 g4 wel de ingewikkelder variant met 73.Kc6 in.

    In de opgave diagram:

    Bij de oplossing wordt 1.Kf7 als alternatief bekeken.

    Zwart moet nu niet het genoemde 1…Kf4? spelen want dan wint wit als nog met 2.Kg6! (en niet het genoemde 2.Kf6? wat inderdaad remise maakt).

    De truc zit hem hierin dat wit "achterlangs" naar de h-lijn loopt.

    Bijvoorbeeld: 2…g4 3.Kh5 g3 4.Kh4 enz. met remise.

    Zwart moet 1…g4! spelen en nu heeft wit niet veel anders dan 2.Td5+ waarna het na 2…Ke4 eenvoudig remise is zonder T tegen P te moeten spelen.

    Dit is overigens min of meer toevallig gevonden met de Nalimov Endgame Tablebases die ik ook als bordje gebruik om de zetten van jouw eindspelrubriek na te spelen. www.k4it.de/index.php?topic=egtb&lang=en."

    Hans heeft het allemaal bij het rechte eind!

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.