Oude doos (27): Geboorte van het Hoogoventoernooi
“Onhandige mannen die met een zucht van verlichting de jas uitdoen als ze voor een paar dagen ongestoord schaakgenot in de hechte vesting van hun soortgenoten zijn aangekomen, veilig voor de buitenwereld die nooit iets van schaken zal begrijpen en slechts omringd door gelijkgestemden die je niets hoeft uit te leggen over het waarom van je trektocht naar deze barre uithoek.” Een omschrijving voor de deelnemers en bezoekers aan het Tata Steel Chess Tournament, maar volgens Alexander Münninghoff ging die in 1939 ook al op voor wat toen het Hoogoventoernooi (nog zonder tussen-s) heette. Münninghoff schreef vijftien jaar geleden samen met Lex Jongsma een mooi jubileumboek over zestig jaar Hoogovenstoernooi (inmiddels met tussen-s). Aanleiding voor de omschrijving was de komst van een journalist van de NRC, die ervan uitging dat de Hoogovens bij IJmuiden hoorden en daar de trein was uitgestapt. Het toernooi werd echter in Velsen gespeeld, waarvoor hij blijkens zijn verslag ‘een lange wandeling door regen, wind en modder’ voor over moest hebben. De hartelijke ontvangst in de speelzaal maakte echter alles goed. Hoe herkenbaar, voor ieder die ook nu nog het toernooi bezoekt!
Regionale helden
Velsen dus. Vreemd genoeg vermelden de uitslagenpagina’s tot en met 1967 Beverwijk, maar volgens de verslagen werden de eerste toernooien in Velsen gespeeld. In het Casino, wat minder spannend was dan de naam doet vermoeden. Het was de naam van de personeelskantine op het terrein van de Hoogovens. Het gebouw had ook slaapkamers voor ‘passerende bouwvakkers’, maar die werden niet aan de schakers ter beschikking gesteld. Dat hoefde ook niet bij het eerste toernooi in 1938, waarvan Jongsma in het boek verslag deed. De Hoogovens Schaakclub (HOSC) had een tweedaags vierkampentoernooi georganiseerd waaraan vooral schakers uit de regio deelnamen. Bij Weenink (Beverwijk) en Kijk Uit (IJmuiden) vroeg men zich af of die HOSC eigenlijk wel lid was van de Nederlandse Schaakbond. De veertig deelnemers maakten zich over die vraag natuurlijk geen zorgen.
Ze kwamen vooral uit de plaatsen rond de IJmond, een aantal ook uit Amsterdam en een enkeling uit Wassenaar.
De eregroep werd gewonnen door Philip Bakker en Jilling van Dijk, met 2,5 uit 3, voor Jan Zoontjes en Piet van de Bronk. Het waren clubkampioenen uit de omgeving. Zoontjes gold als de sterkste, als kampioen van Beverwijk en van Noord-Holland, maar maakte het niet waar. Ach, Anand had dat later ook wel eens.
Tragische held
Het tweede toernooi (1939) was iets sterker bezet. Hoofdorganisator Piet Veldheer (later toernooidirecteur geheten) had de nationale topspeler Henk van Steenis uitgenodigd. Die had, sportief en kennelijk niet uit op de eerste prijs, gezegd: haal Nico Cortlever er dan ook maar bij. Die was in 1938 op het Nederlands kampioenschap tweede geworden achter Euwe. Cortlever won alle drie zijn partijen en Van Steenis twee, tegen de lokale helden Bakker en Van Dijk, de winnaars van 1938. Er waren twaalf vierkampen, dus 48 deelnemers.
Laten we Euwe maar eens uitnodigen, zei men in 1940. Daarmee was de tijd voor de lokale strijders in de hoofdgroep voorbij. Uitslag: Euwe 3, Van Steenis 2, Cortlever 1, Wijnans 0. Arthur Wijnans uit Den Haag werd vervolgens de verrassende winnaar van 1941, met 2,5 uit 3. Zijn remise tegen Euwe wordt door Münninghoff ‘de partij van zijn leven’ genoemd. Een wrange omschrijving, schrijft hij erbij, want dat leven zou niet lang meer duren. Vanwege zijn werk in het verzet werd Wijnans in januari 1945 door de Duitsers opgepakt en afgevoerd naar Neuengamme. Van de jonge, veelbelovende Hagenaar is nooit meer iets vernomen.