Verslag van een KNSB Stertraining

Op zondag 7 april verzorgde ik in Utrecht de negende (voorlaatste) KNSB training.

Hieronder een vrijwel integraal verslag met fragmenten en mijn mening en ideeën met betrekking tot het verzorgen van schaaktraining.

Opzet training

Ik train twee groepen. Het betreft een serie van tien trainingen, verspreid over het seizoen.

– één ster, 10:30-13:00 uur een groep jonge talenten, meeste basisschoolleeftijd. Er waren 7 aanwezig.

– twee ster, 13:30-16:00 uur, meeste Voortgezet Onderwijs. Er waren 12 aanwezig.

De eerste groep wil ik typeren als enthousiast, talentvol en speels, en de tweede als leergierig en serieus. Als doel voor deze training had ik gesteld: oefenen met eindspeltechniek en rekenen. De locatie is het clubgebouw van Kampong cricket. Het is een mooie ruime ruimte met veel buitenlicht, met als enige nadeel dat het een tikkeltje "galmt". De beheerder van het gebouw gaat echter kijken naar gordijnen, dat zou kunnen helpen. Erg prettig is dat de kinderen in de pauze kunnen voetballen op de grasvelden ernaast. Er staan zelfs goals. En voor ouders is gratis parkeren en een ruimte om te kunnen "overblijven" ook prettig.

Groep 1*

De deelnemers komen binnen, sommigen al wat eerder; ik had de volgende stelling al het bord staan.

Om de een of andere reden gingen ze eerst op zoek naar een winst voor wit. Maar ook nadat ik had gezegd dat zwart aan zet was, bleek het best lastig te zijn. Na een kwartier vond de eerste de oplossing (oplossingen staan onderaan), en dat was mooi, want het was tijd om te beginnen.

In verband met afname van aandacht naarmate de training vordert, begin ik bij voorkeur met rekenwerk en daarna met uitspeelstellingen. Bij volwassenen doe ik dat nog wel eens andersom, omdat ik merk dat ze na een lange werkdag wakker gemaakt moeten worden; direct aan de slag gaan helpt dan.

Thema: Dh5 Pxg6

We begonnen met een blindoefening: 1.e4 e5 2.Pf3 f6 3.Pxe5 d6 4.Dh5+ g6, vraag: welke zet speel je dan? Twee kinderen zagen dat Pxg6 dan de aangewezen zet is. Vervolgens toonde ik dit op het demobord.

Daarna, op het demonstratiebord, liet ik het volgende miniatuurtje zien: 1.e4 e5 2.Pf3 d6 3.Lc4 f6? (Waarom is dit slecht?) 4.d4 Pc6 5.Ph4 (0-0 is beter) 5…Ld7?? (Wat speelt wit nu?) 6.Dh5+ g6 (Wat speelt wit nu) 7.Pxg6 Lg4 (diagram)

Ook bij de volgende stelling speelde dit motief een rol.

Zwart speelde hier 1…f5, aanval op een gepend stuk. Is dat een goede zet? Uiteraard kwamen de deelnemers met 2.Dh5+ g6 3.Pxg6. Maar heeft zwart daar nog een verdediging? Ja dus: 3…Df7!, met voordeel voor zwart. Bij een dergelijke batterij heb je in het algemeen twee verdedigingen:

– de dame aanvallen (Pf6 bijvoorbeeld)

– je dame op f7 zetten.

Voordat je een Dh5/Pxg6 motief induikt, moet je daar dus naar kijken.

Tot slot een stelling om de diepte in te gaan, overigens uit een eigen snelschaakpartij op chess.com.

De deelnemers moesten de stelling op hun bord zetten, en gezamenlijk berekenden we diverse varianten. Overigens niet alles helemaal vanuit de beginstelling, omdat dat te diep zou zijn. Een aantal keer gaf ik twee minuten "stille" denktijd, wat voor deze groep best moeilijk is. "Meneer, ik weet hem", "Ik denk dat ik hem zie", etc, vingers die na 5 seconden de lucht ingaan. Enerzijds zien ze al veel dingen, maar de controleslag wordt door de meesten nog niet gemaakt ("Wat speelt de tegenstander dan als verdediging") en meestal wordt maar één zet bekeken. Dat geeft niet, maar is wel de stap die gezet moet worden om op een hoger niveau te komen.

Enkele vragen naar aanleiding van deze stelling voor de lezer:

4a) Wat is de beste zet na 1.Dh5+ g6 2.Pxg6?

4b) Hoe wint zwart na 1.Lxe4 Lxe4 2.Dh5+ g6 3.Pxg6 Lf3!! 4.Dxf3 hxg6 5.Dxa8?

Na deze oefening, die tot veel varianten over en weer zorgde, was het tijd voor een pauze.

Partijanalyse

Een van de kinderen had met zwart een eigen partij meegenomen (partij 1 in de partijviewer onderaan), overigens gespeeld tegen iemand van de 2* groep. Er zaten ca. drie interessante momenten in. Het eerste is na 8…Lb4+. De meeste deelnemers zagen wel dat c3 beter is dan Pc3. Moment twee zien we in de volgende diagramstelling.

De witspeler, best een aardige schaker, speelde 12. De3. Veel beter is echter 12. Kf2. Ik snap het wel: wit wil de rokade niet verliezen. Rokeren is echter niet heilig. Daarom ben ik ook geen voorstander van het acroniem "MORA" (Midden – Ontwikkelen – Rokeren – Aanvallen/Afmaken) dat sommige trainers gebruiken, en in het bijzonder de stelling: "Je moet snel rokeren". Je leert de kinderen verkeerde dingen aan die heel moeilijk eruit te halen zijn. Naar mijn mening moet je al heel snel nuanceren, met voorbeelden:

Rokeren is bijvoorbeeld nodig als:

– de koning open staat (bijv. open e-lijn)

– je de toren wilt activeren

Het nadeel van te vroeg rokeren kan zijn

– je tegenstander weet waar hij moet aanvallen

– je rokeert naar het gevaar toe (voorbeeld 1. e4 e5 2. Pf3 Pc6 3. Lc4 Lc5 4. d3 Pf6 5. Pc3 d6 6. Lg5 O-O (?) 7.Pd5)

– je kunt niet meer de andere kant op rokeren

Hetzelfde geldt overigens voor de uitspraak: "Dubbelpionnen zijn slecht". Ik zou nog liever beweren: "Dubbelpionnen zijn stoer". Er zijn natuurlijk dubbelpionnen die slecht zijn – meestal is dat als: 1) ze geïsoleerd zijn, of 2) ze zorgen voor een gevaarlijk open koningsstelling of 3) in het eindspel. Het probleem van dit soort "tegelwijsheden" is echter dat kinderen ze letterlijk nemen en op de meest vreemde manieren dubbelpionnen gaan vermijden, of rokeren terwijl dat de koning in gevaar brengt.

(Eindspel)techniek

Techniek is het spelen van stellingen waar niet direct tactiek inzit. Toch kun je met een goede techniek stellingen winnen door je stukken op de goede plekken neer te zetten. Op het demonstratiebord toonde ik de volgende partij, en we bespraken in welke fasen de winst verliep. We keken naar enkele aspecten van techniek: taakverdeling stukken, actieve koning, druk zetten, vrijpion maken. (zie partij 2 in de PGN)

Vervolgens gingen de leerlingen aan de slag, tegen elkaar deze stelling uitspelen. Voor zwart was remise genoeg, wit moet (proberen te) winnen. De tip voor wit: probeer de koning te centraliseren en druk te zetten op zwakke pionnen van zwart. Vraag aan de lezer: hoe zou je in deze stelling verder gaan met wit?

Groep 2*

Bij groep 2 begonnen we – voor het eerst – met een rekenoefening. Men kreeg een half uur de tijd om vier stellingen te berekenen en de juiste varianten te vinden. Met de volgende afspraken/informatie:

– Iedereen zet de stelling op, maar er worden geen zetten op het bord gespeeld

– Je noteert de variant, als je denkt het te weten dan kom ik langs en zeg ik of het goed is, of ik stel een vraag, zoals: wat doe je na … (dit zorgt ervoor dat iedereen voor zich kan werken)

– het is niet erg als je niet aan alle stellingen toekomt.

– stelling 1 en 2 zijn relatief makkelijk, stelling 3 vergt meer rekenwerk en stelling 4 is bijzonder lastig.

Rekenstellingen 11 (PDF bestand)

Ik vond deze oefening bijzonder goed gaan, zeker voor een eerste keer! Er werd een half uur lang in doodse stilte gerekend, waarbij ik rondliep om vragen te beantwoorden, stellingen te controleren (op opzetfouten) en varianten te controleren.

Stelling 1, dezelfde als bij de 1* groep, werd door een aantal heel snel gevonden. Bij stelling 2, ook niet heel lastig omdat er amper varianten of kandidaatzetten zijn – kwamen sommigen eerst niet verder dan 1.Lf8. "Ok, wat doe je dan na Dxe5?", etc. Bij stelling 3 – een loperoffer op h2 – keken sommigen initieel alleen naar 1.Lxh2 Kxh2 2.Pg4 Kg1. "Wat kan wit nog meer spelen?". Twee of drie spelers kwamen toe aan stelling 4, en kwamen daar tot 1.Pg3 Dxf4 2.Txg6 Kxg6 3.Dh5+ Kg7 4.Dh6+ Kg8. Deze stelling was vooral bedoeld als uitdaging / verdieping voor de beste rekenaars in de groep. Na deze oefeningen bespraken we de conclusies en was het tijd voor een welverdiende pauze.

Na de pauze behandelde ik ook hier het eindspeltechniek onderwerp. Tevens hebben we het gehad over toernooideelname (ONJK, Dieren, weekendtoernooien zoals het OKU en het Pinkstertoernooi), en keken we naar een partij van een van de deelnemers.

Oplossingen

stelling 1: 1…b4! Dit wint omdat zowel na Lxb4 als Dxb4 de dreiging Dh8# weg is, hierdoor is Pxe8 mogelijk. De afleiding wordt gevormd door het matmotief met een zwarte dame naar de onderste rij, dat lukt echter niet. Ook niet na 1….b4! 2.Lxb4 Dc1 vanwege 3.Te1!

stelling 2: 8.Lf7+ Kxf7 9.Pxe5+ en 10.Df7#

4a) 2…Pf6 3.Dh3 Tg8! 4.Ph4 Pg4 en zwart heeft een mooie aanval / actieve stelling voor de pion.

4b) 5.Lxh2 Kh1 6.Lg3+ Kg1 7.Th1! (Magneet) Kxh1 8.Dh4+ Kg1 9.Dh2# Overigens werd in de training eerst 7…Dh4 voorgesteld, wat niet alleen vanwege 8.Dxb8 en Dxh8 niet juist is, maar vooral vanwege 8.fxg3. “Bij voorkeur dwingende zetten gebruiken om mat te zetten” blijkt hier dus weer van toepassing.

7) Er zijn meer interessante ideeën, maar erg sterk is 1.Te2 (Taakverdeling: dekt c2) Kg7 2.Kf3 gevolgd door Ke4. Bijvoorbeeld: 32. Te2 Kg7 33. Kf3 Kf6 34. Ke4 b4 35. Tf2+ Kg7 36. Pf3 Tf7 37. Tg2 Td7 38. Ke5 Td5+ 39. Kxe6

Pascal Losekoot is schaaktrainer, sinds 2009 als zelfstandig ondernemer (www.schaaktraining.nl). Hij geeft privétraining en geeft les op verenigingen en voor de KNSB en SGS. Daarnaast is hij actief als vakdocent schaken op een Leonardoschool en als docent voor de cursus Schaaktrainer 1 van de KNSB.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.