Uitvluggeren
Handelingsverlegenheid van een arbiter
Op het Southend Open 2013 in Engeland doet zich tussen twee grootmeesters een voorval voor van een remiseclaim op grond van artikel 10.2. Het voorval laat zien hoe verschillend gedacht kan worden over de FIDE-regels.
Overzicht van aantekeningen
- Southend Easter Congress
- De klacht van Gawain Jones
- Overig commentaar van Jones
- Enkele commentaren
- De elementen van de remiseclaim
- Vier type beslissingen
- De herhaalde claim
- Tot slot
2. De klacht van Gawain Jones” name=”tekst2″>2. De klacht van Gawain Jones
De volgende klacht heeft Gawain Jones op 13 april 2013 gepubliceerd op zijn website.
gawainjones.co.uk/southend-easter-congress/
Geachte heer,
Hierbij dien ik een klacht in over de gang van zaken in mijn partij tegen Alexander Cherniaev in de laatste ronde van het Southend Open. Zoals u weet claimde Alexander Cherniaev remise en nadat zijn vlag was gevallen, kende de arbiter de claim toe. Ik heb de partij als volgt gereconstrueerd:
Wit: Gawain Jones (2653)
Zwart: Alexander Cherniaev (2447)
Southend, 1 april 2013
Southend Eastern Open
Zevende ronde
1. d4 Pf6 2. c4 d6 3. Pc3 Lf5 4. f3 e5 5. d5 e4 6. Dd4 exf3 7. gxf3 c5 8. De3 Le7 9. Ld2 a6 10. 0-0-0 b5 11. Df2 b4 12. Pb1 Da5 13. e4 Lc8 14. a3 Da4 15. axb4 Pbd7 16. Pe2 Tb8 17. Pec3 Dxb4 18. Lf4 0-0 19. Dc2 Pe8 20. Ld2 Lf6 21. f4 Ld4 22. Pa4 Db7 23. Lc3 Le3 (=) 24. Ld2 Ld4 25. Lh3 Pb6 26. Lxc8 Dxc8 27. Pxb6 Txb6 28. Lc3 Le3 29. Ld2 Ld4 30. Pc3 f5 31. The1 fxe4 32. Txe4 Dh3 33. Pa4 Tb7 34. Lc3 Pf6 35. Te6 Le3 36. Kb1 Lxf4 37. Tg1 Ph5 38. Tg2 Df5 39. Tge2 (=) 39… Dxc2 40. Kxc2 g5 41. h3 Pg3 42. Tf2 Pf5 43. Kd3 h6 44. Tfe2 Kh7 45. Te1 Ph4 46. b4 cxb4 47. Te7 Tf7 48. Txf7 Txf7 49. Lxb4 Tb7 50. Lc3 Pf3 51. Te6 Tf7 (=) 52. c5 dxc5 53. d6 Lxd6 54. Txd6 Pg1 55. Pxc5 Pxh3 56. Ld4 Pf2 57. Ke2 Pg4 58. Txa6 Tf4 59. Pe6 Tf7 60. Kd3 Pf2 61. Ke3 Pg4 62. Ke4 Pf2 63. Kd5 Pg4 64. Lc5 Pf6 65. Kd4 Kg6 66. Ld6 Kf5 67. Pc5 h5 68. Pd3 Pg4 69. Ta8 h4 70. Pc5 Pf6 71. Ta5 Kg6 72. Pe6 Ph7 73. Ke4 Pf6 74. Ke3 Ph7 75. Le5 Te7 76. Pd4
Ongeveer op dit moment van het eindspel probeerde hij remise te claimen met vijf en een halve minuut bedenktijd tegenover vier minuten van mij. Ik ontving enkele minuten extra bedenktijd.
76. … Pf6 77. Kf3 Pd7 78. Ta6 Kh5 79. Ld6 Tf7 80. Kg2 Tf6 81. Pe2 Tf5 82. Pc3 Tf6 83. Pd5 Te6 84. Pc7 Te3 85. Ta5 Pf6 86. Lf4 h3 87. Kh1 Te1
In deze stelling had Cherniaev minder dan twee minuten bedenktijd. Hij probeerde opnieuw te claimen (terwijl mijn klok liep). De arbiter vertelde hem verder te spelen.
88. Kh2 Pe4 89. Kxh3 Tf1 90. Pd5 gxf4 91. Pf6 Kg6 92. Pxe4 Tg1
Ik meen dat het in deze stelling was dat Cherniaev opnieuw probeerde te claimen terwijl hij 49 seconden bedenktijd had tegenover ongeveer 1 minuut en 50 van mij. (Opnieuw een claim in mijn bedenktijd zonder de klok stil te zetten om zodoende mij af te leiden met zijn luide verwijten.) Telkens werd ik gedwongen mijn klok stil te zetten. Mijn concentratie was verdwenen.
93. Kh2 Te1 94. Tg5 Kf7 95. Te5 Kg6 96. Kg2 Te3 97. Kf2 Ta3 98. Pc5
Het was naar ik meen in deze stelling dat de vlag van Cherniaev viel en de arbiter de partij remise verklaarde. Ik claimde dat ik met mijn koning voortgang boekte die niet langer was afgesneden op de h-lijn. Zodoende had ik een grote kans zijn f-pion te winnen, bijvoorbeeld na 98. Pc5 Kf6 99. Td5 en ik de pion win om zo verder de strijd te vervolgen. Ik geef toe dat deze stelling theoretisch remise is, maar zwart moet maar bewijzen dat hij weet hoe deze stelling te verdedigen.
Mijn toelichting over de gang van zaken tijdens de partij is als volgt:
In de laatste ronde speelde ik tegen Cherniaev. Na een chaotisch spel bereikten we een eindspel met een toren, loper en paard tegen toren, paard, h en g pionnen. Op dat moment had ik ongeveer vijftien minuten bedenktijd tegen mijn tegenstander van ongeveer 30 minuten. De laatste keer dat ik de zetten heb genoteerd had ik zeven minuten tegenover vijftien minuten bedenktijd voor hem. Op dat moment had ik hem gedwongen zijn pionnen vooruit te schuiven. Ik begon sneller te zetten.
Toen ik vier minuten bedenktijd had tegenover zijn vijf minuten en een half, probeerde hij remise te claimen. De arbiter deelde hem mee, dat om te kunnen claimen hij minder dan twee minuten bedenktijd moest hebben. Hij kende mij twee minuten extra bedenktijd toe. Ik slaagde erin een pion te veroveren. Toen Cherniaev net minder dan twee minuten bedenktijd had, claimde hij opnieuw remise. De arbiter wees zijn claim af, omdat ik duidelijke voortgang boekte. Echter, hij gaf me niet extra bedenktijd vanwege het geschreeuw van Cherniaev. Telkens als Cherniaev remise eiste deed hij dat terwijl ik aan zet was. Hij zette de klokken niet stil, zodat hij mij dwong om dat te doen. Zijn gedrag was hoogst storend.
Met ongeveer twee minuten tegen één minuut van hem slaagde hij erin om zijn paard te ruilen tegen mijn loper. Dit leidde tot een stelling waarin ik een toren en een paard had tegen een toren en zijn pion op f4, met mijn koning afgesneden aan de rand van het bord op h3 door zijn toren op g1. Met 49 seconden tegen iets minder dan twee minuten van mij claimde hij weer remise (opnieuw in mijn tijd). De arbiter deelde hem mee verder te spelen. Vervolgens lukte het mij mijn koning op f2 te krijgen, zodat deze niet langer werd geblokkeerd door zijn toren. En omdat zijn koning zijn pion niet kon verdedigen zou ik denk ik de pion in enkele zetten heb gewonnen. Ik maakte dus duidelijk vooruitgang.
Op dat moment viel de vlag van Cherniaev, en nadat ik de vlagval claimde, verklaarde de arbiter de partij remise. Ik protesteerde en gaf aan dat hoewel de stelling theoretisch remise is ik duidelijk voortgang boekte. De arbiter verklaarde dat de stelling theoretisch remise was. Daarop verklaarde ik dat voor een claim op grond van artikel 10.2 dat niet relevant is. Mijn tegenstander moet bewijzen dat hij weet hoe die stelling te verdedigen, en ik moet de kans krijgen proberen te winnen. Daarop verklaarde de arbiter dat zijn beslissing definitief is. Hij liep weg naar de ruimte voor de arbiters en printte de eindstand van de kruistabel uit.
Ik weigerde het notatieformulier te tekenen en tekende beroep aan. De organisator sprak met mij en bracht mij in contact met de secretaris van de organisatie. Deze luisterde naar mijn verhaal. Hij had het incident niet gezien. Hij ging naar de arbiter. Vervolgens besliste hij dat de beslissing van de arbiter in stand blijft.
Ik meen dat de beslissing van de arbiter onjuist is, en liet zien dat hij de juiste betekenis van artikel 10.2 niet had begrepen. Ik maakte niet alleen voortgang in het eindspel, maar bovendien claimde mijn tegenstander niet op een manier zoals de regel voorschrijft:
‘Als de aan zet zijnde speler minder dan twee minuten op zijn klok over heeft, dan mag hij remise claimen voor zijn vlag valt.’
Geen van de herhaalde claims – in mijn tijd – voor, tijdens en na de twee minutenperiode, voldeden aan de vereisten van artikel 10.2. De claims zijn derhalve ongeldig zodat de remiseuitslag niet had mogen worden toegekend.
Deze fout kostte mij £ 920 en de gedeeld eerste plaats van het toernooi. Bovendien verloor ik vijf ratingpunten. Voorts was mijn tegentander tijdens de partij zeer onaangenaam, leidde me af in de tijdnoodfase, sprak op luide toon en claimde op onjuiste wijze op grond van artikel 10.2. Ik meen dat de arbiter opnieuw eigenmachtig had moeten ingrijpen om mijn tegenstander te straffen voor zijn hinderlijk gedrag.
Met de aanwezigheid van een betrekkelijk grote prijzenpot is het vreemd dat een arbiter werd aangewezen die geen FIDE-arbiter bleek te zijn noch een nationaal arbiter. Dit droeg zeker bij aan wat ik meen een onjuiste beslissing te zijn. Daarvoor houd ik de organisatoren verantwoordelijk. Ik denk dat een rechter een dergelijke aanwijzing van een arbiter onredelijk oordeelt, en in strijd met de plicht van de organisatoren jegens de deelnemende spelers.
Het is gebruikelijk dat op een FIDE-rating toernooi een commissie van beroep wordt bijeen geroepen om dergelijke gevallen te behandelen. Dit was niet zo in Southend. Een verrassende fout. Ik wil dat mijn beroep wordt behandeld, en wil daarbij proberen juridische procedures te voorkomen. Nu er geen beroepscommissie aanwezig was op het toernooi, stel ik daarom voor de zaak te beslechten door een onafhankelijk panel, eventueel samengesteld door de FIDE of de Engelse Schaakbond. Indien u beide hiermee akkoord gaat, refereer ik mij bij voorbaat aan de beslissing van het panel.
Ik hoop dat we een minnelijke schikking in deze zaak kunnen bereiken, en zie met belangstelling uw snel antwoord tegemoet.
Hoogachtend,
Gawain Jones
4. Enkele commentaren” name=”tekst4″>4. Enkele commentaren
In een reactie op de site van Gawain Jones schrijft de Deen Jesper Norgaard, FM:
‘Er bestaan winstkansen in K + T + P tegen K + T. Bijvoorbeeld de partij Kasparov – Judit Polgar die Kasparov won! Bij de juiste computerverdediging is de stelling ‘dood remise’, echter Cherniaev is geen computer. Trouwens ik zie geen enkele reden waarom Jones de partij niet mag uitspelen. En als de vlag van de tegenstander valt, moet de partij voor Jones gewonnen worden verklaard. Dat geldt ook voor K + T + L tegen K + T of K + L + L tegen K + P: de verdediger moet sneller spelen, zodat hij niet op tijd verliest of anders zo meen ik, moet hij berusten in een overwinning van de tegenstander. Inderdaad lijkt het erop dat Cherniaev over meer bedenkttijd te beschikken. Maar die heeft hij niet gebruikt voor het doen van zetten, opdat de arbiter een indruk kon krijgen over het boeken van een mogelijke vooruitgang,’ aldus Norgaard.
Op het Australisch arbitersforum wordt deze zaak besproken. Enkele opvattingen.
Jesper Norgaard
‘In een stelling met duidelijke winstkansen, of zelfs een stelling die een computer duidelijk als remise aanmerkt, kan de verdediger niet rustig gaan zitten met vijf en een halve minuut bedenktijd, een paar zetten doen, vijf onjuiste claims indienen op grond van artikel 10.2, vervolgens laten zien dat hij de bedoeling niet heeft verder te willen spelen om dan tot slot remise te worden toegekend.
Als de reconstructie van Jones juist is, heeft Cherniaev niet echt de arbiter laten zien hoe hij deze stelling kan verdedigen. Tien zetten doen in vijf en een halve minuut en dan de vlagval, verdient geen remise als uitslag. Als we uitgaan van een gemiddelde van vijf seconden per zet zou hij in staat moeten zijn geweest 66 zetten te kunnen doen in de beschikbare tijd, in een technisch duidelijke stelling. De arbiter beheerste de situatie niet, en Jones geeft aan dat hij zelfs geen FIDE-arbiter was.
Tot slot, het beroep kan niet worden behandeld, omdat op grond van artikel 10.2 de beslissing (nog) definitief is,’ aldus Norgaard.
Reactie van dr. Kevin Bonham (lid van het bestuur van de Australische Schaakbond) op Norgaard:
‘Indien het verslag van Jones juist is, dan:
(i) was de eerste beslissing van de arbiter om de claim af te wijzen juist, omdat de eiser over te veel bedenktijd beschikte. Zijn beslissing Jones twee minuten extra bedenktijd toe kennen voor de onjuiste claim was niet verplicht, maar wel alleszins redelijk.
(ii) was de tweede beslissing van de arbiter om de partij te laten vervolgen onjuist, omdat de eisende speler niet aan zet was. Jones had extra bedenktijd moeten ontvangen voor de onjuiste claim, die hem afleidde. Zelfs als deze claim geldig was geweest is er reden deze direct af te wijzen omdat er aantoonbaar veel materiaal op het bord staat.
(iii) geldt dat ook voor de derde claim, behalve dan dat er minder materiaal aanwezig is. Nu zou ik zeker beslissen om de partij verder te spelen, dan de claim afwijzen zo deze geldig was ingediend. Als de tegenstander eerder geldig had geclaimd en de arbiter had zijn beslissing uitgesteld door te bepalen dat de speler verder moet spelen, was er geen behoefte geweest om opnieuw te claimen.
(iv) bestaat er geen geldige claim op het moment waarop de vlag valt, omdat de eisende speler nimmer heeft geclaimd op het moment waarop hij aan zet was. Derhalve is de eindstelling niet van belang.
(v) zelfs als de claim in de eindstelling geldig was, telt deze niet. Hoewel de eindstelling technisch gezien remise is, kan deze ‘op een normale manier’ worden gewonnen. Jones heeft het recht om op de winst te spelen en te winnen door de vlagval.
(vi) ben ik het ook met u eens dat als de verdediger langzaam speelt hij gelet op de situatie van zijn klok, hij niet er mee weg kan komen door te claimen voor remise. In voorkomend geval moet de verdediger veel zetten snel doen, om zo te laten zien dat hij weet hoe de partij remise te houden.
(vii) zoals ik de zaak begrijp had het beroep eigenlijk moeten slagen. Als ik lid was geweest van de commissie van beroep en de feiten waren zoals Jones heeft uiteengezet, zou ik het beroep ontvankelijk hebben verklaard en hebben beslist dat Jones de partij heeft gewonnen wegens tijdsoverschrijding van zijn tegenstander. Het huidige verbod op hoger beroek (dat gelukkig spoedig is afgelopen) is van toepassing op beslissingen van de arbiter ‘met betrekking tot (a), (b) en (c)’. Maar het is niet van toepassing op de aanhef van artikel 10.2:
‘Als de aan zet zijnde speler minder dan twee minuten op zijn klok over heeft, dan mag hij remise claimen voor zijn vlag valt. Hij moet de arbiter waarschuwen en mag de klokken
stilzetten (zie artikel 6.12b).’
Vandaar dat volgens mij een speler met succes een beroep kan doen op de huidige FIDE-regels, omdat er niet is geclaimd terwijl de speler aan zet was en de claimer minder dan twee minuten bedenktijd had. Het verschil is dat het hier gaat om feiten, terwijl de de beslissingen in (a), (b) en (c) subjectieve oordelen betreffen.
Echter, dit is allemaal hypothetisch gebaseerd op de eenzijdige weergave van het voorval van een speler. De tegenstander kan een volstrekt andere zienswijze geven. Het is mogelijk dat de andere kant van het verhaal van de tegenstander de zaak een andere kijk op het geheel oplevert.
Als de weergave van Jones in alle opzichten juist is, is de hele zaak prutswerk van een beginner,’ aldus Bonham.
Reactie van Jesper Norgard op Bonham:
‘Ik ben het met de meeste punten van u eens.
Een commissie van beroep had in ieder geval bijeengeroepen moeten worden om vast te stellen:
(1) of Cherniaev ooit een claim heeft ingediend
(2) of Jones extra bedenktijd toegekend had moeten worden voor de herhaalde schendingen van de regels die Cherniaev (volgens Jones) heeft gepleegd.
Indien wordt vastgesteld dat (1) niet heeft plaatsgevonden, is het heel duidelijk dat de vlagval bepalend is.
In het andere geval kan het voor de commissie van beroep van belang zijn vast te stellen of de arbiter – die geen FIDE-arbiter was – blijk heeft gegeven van een gebrek van kennis van de regel van artikel 10.2. In dat geval moet worden nagegaan of deze het laatste woord heeft als bedoeld in 10.2 (d). Misschien zou de commissie van beroep de hoofdarbiter kunnen vragen te willen beslissen als eindarbiter, aangenomen dat deze arbiter beschikt over voldoende kennis om te kunnen beslissen.
Er bestaat geen twijfel over dat het verhaal van Jones laat zien dat sprake is van prutswerk van een beginneling. Zoals u schrijft, hebben we niet de kant van het verhaal van Cherniaev gehoord, noch dat van de betrokken arbiter,’ aldus Norgard.
Kevin Bonham
‘De huidige FIDE-regels luiden dat de beslissing definitief is. Er bestaan geen uitzonderingen voor het geval de beslissing helder en duidelijk onjuist is, de arbiter de FIDE-regels niet begrijpt, of de arbiter onervaren is of zo iets. Dit zo zijn gezegd, is artikel 10.2d slechts een ‘zal’-bepaling, dus ben ik er mee eens dat als de commissie van beroep beslist dat de arbiter de regel niet heeft begrepen, zij nog steeds mag beslissen de beslissing op die grond te vernietigen. Dit had ik niet eerder gezien voordat ik uw reactie las, maar nadat ik dat had gedaan keek ik meer nauwgezet. Per slot van rekening gaan de regels uit van ‘noodzakelijke competentie’ en als die er niet is, is dat een andere reden waarom een beroep overwogen zou kunnen worden,’ aldus Bonham.
De diagrammen kloppen niet.
Even uit de oude doos.
I.M. en columnist wijlen Pim Muhring schreef het volgende in 1953."
" Het beslissen van partijen die om de één of andere reden niet uitgespeeld kunnen worden, is geen sinecure.Het onderzoek naar de vele mogelijkheden, het letten op verrassende pointes en ressources is bepaald omvangrijk en vergt veelal meer tijd van de arbiter dan bijvoorbeeld de gehele partij duurde.Vermakelijk is de arbitrage van een partij,die in totaal 3 uur duurde.Rubinstein was met het onderzoek van de stelling 30(!) uur bezig en verklaarde toen de partij remise.De speler in kwestie,die vond dat zijn stelling beter was,is toen met behulp van een aantal schaakcollega’s de stelling opnieuw gaan onderzoeken en vond na 90(!) uur analyseren de winstvoortzetting. Rubinstein erkende de juistheid van de analyse en de partij werd derhalve gewonnen verklaard.
De situatie werd echter komiek toen ook de tegenpartij aan het analyseren sloeg en na 180(!)uur toch nog remise kon aantonen.
Deze geschiedenis bewijst de relatieve waarde van een arbitrage,doch ook de moeilijkheden in het onderzoek en de tijd daarmede gemoeid".
Citaat uit het boek van Frans Henneberke:Willem jan Muhring een tijdsbeeld
Frans Henneberke maakte persoonlijk ook een dergelijk geval mee in plusminus 1963.
" Het vreemdste voorval op dit gebied is misschien mijzelf wel zo’n vijftien jaar geleden overkomen.In de hoofdklasse-clubcompetitie hing het van mijn afgebroken partij in de laatste ronde af of het VAS nog op bordpunten een beslissingswedstrijd voor het kampioenschap zou halen.Materieel was ik achter,maar er zat een combinatie van vier of vijf zetten in,die een uiterst moeilijk eindspel van Dame plus Loper en enkele pionnen tegen Dame en enkele pionnen in mijn voordeel zou opleveren.Het hele VAS dat laatste eindspel maar analyseren,tot het bericht binnenkwam,dat de arbiter de partij voor het VAS… verloren verklaarde! Vermoedelijk had hij die combinatie over het hoofd gezien en dus werden onder de niet-aflatende bezieling van Berry Withuis vellen papier volgeschreven en met een protest ingestuurd.Enige weken later kwam de verlossende mededeling: de partij werd voor het VAS gewonnen verklaard,de daarna volgende beslissingswedstrijd tegen de nog juist ingehaalde concurrent werd gewonnen!"
Citaat uit het boek van Frans henneberke:Willem Jan Muhring een tijdsbeeld