Weer winnaar in Bussum
Het Pinkstertoernooi in Bussum lijkt me goed te liggen, in 2009 en 2010 (gedeeld) won ik, maar dit jaar deed ik zonder verwachtingen mee. Top acht halen moest wel lukken, maar snelschaken, dat is toch altijd wel een beetje een loterij. De ene keer ronde win je van Smeets, de andere ronde laat je je met toren, loper en pion tegen toren Plukkelen, dat kan allemaal met snelschaken gebeuren, zo heb ik laatst in Hoorn nog ervaren. Ik begon daarom aan het toernooi met de hoop 5 uit 6 te halen (leek me genoeg voor ratingwinst en een gedeelde eerste plaats) en het snelschaken als een bonus te zien. Uiteindelijk kwam er ook een bonus, die voor het winnen van zowel het snelschaken als het zwitsers. Dat overtrof toch mijn verwachtingen! Een groot voordeel is ook dat ik dan in het verslag dan zonder scrupules over mezelf kan hebben 🙂 Maar eerst even over de opzet.
Toernooidirecteur Lennart Ootes had twee dingen bedacht om het probleem van snelle remises in de slotronde te verhelpen (snelle remises in de een-na-laatste ronde vond hij niet zo’n probleem, want dan was de sponsor er toch nog niet). Ten eerste werden de geldprijzen op basis van de eindstand na zes ronden bij een gelijk aantal punten niet gedeeld, maar uitgereikt op basis van het hutspotsysteem, een combinatie van TPR, weerstandpunten, SB en minpunten voor byes. Dat bleek uiteindelijk erg gunstig voor mij (terecht natuurlijk dat een vegetariër profiteerde van een systeem dat door een vegetariër bedacht is en door een andere vegetariër, Geurt Gijssen, van een naam voorzien) maar het Hort-systeem vind ik beter. Dat is een compromis tussen delen en niet delen: voor de helft worden de prijzen gedeeld, voor de helft op basis van tiebreakscore verdeeld. Dus toernooiorganisaties (zoals van het weekendtoernooi in Haarlem) die niet willen doen aan "bij gelijk aantal punten worden de prijzen gedeeld": doe het zo.
De meest opmerkelijke vernieuwing was om de top acht na zes ronden in knockoutmatches te laten snelschaken om de andere helft van het prijzengeld. Niet iedereen was er blij mee ("Ik ben hier niet gekomen om te snelschaken", aldus Riemersma, toen hij na de eerste partij verloren te hebben op zet 1 van de tweede partij opgaf. "Ik wel!", aldus tegenstander Bosboom) maar in het algemeen werd het wel positief ontvangen. Een groot voordeel is dat je één winnaar van het toernooi krijgt, in plaats van bijv. vijf spelers die de eerste plaats delen zoals bij het Limburg Open. Er is (naast eventuele principiële bezwaren) wel een praktisch bezwaar. Toen Lennart dit bedacht, deed hij dit in de verwachting dat het Pinkstertoernooi naar een grotere locatie zou verhuizen, zodat het snelschaken in een aparte ruimte kon gebeuren, maar in het Denksportcentrum kon dit niet, en het snelschaken zorgde ongetwijfeld voor wat overlast bij de spelers die gewoon hun zevende ronde speelden (rumoer, toeschouwers dicht bij de borden). Gemopper heb ik hierover overigens niet gehoord, maar dat was wellicht omdat ik me op mijn toernooi concentreerde.
In dat toernooi ging alles naar wens. De eerste twee ronden won ik vrij makkelijk, waarna ik in de derde ronde tegen IM en eindspelexpert Fred Slingerland een beter toreneindpel goed afspeelde:
Dankzij de sterke c-pion staat wit beter. Maar wat sterk is kan zwak worden: zwart heeft drie stukken (de beide torens en de koning) om de pion aan te vallen, wit maar twee (torens) om ‘m te verdedigen, althans, de eigen koning is ver weg. Winst is daarom niet triviaal.
27… Ta8
Het alternatief is om de toren op c8 te zetten. Ik was van plan dan torens op de c-lijn te verdubbelen (om de zwarte toren op c8 te houden) en dan de a-pion op te halen. Dat zou b.v. zo kunnen gaan: 27… Tbc8 28. Tdc5 Kf7 29. Tc6 a5 30. Ta6 Ke8 31. Txa5 Tf6 32. f4 Kd7 33. Tac5 Tb6 34. Tc2 Tb7 35. Kf2 Ta7 36. Ke2 en het rare is dat volgens Houdini deze hele variant maar iets beter voor wit is, hoewel hij nog wel zo slim is niet de pion te slaan (het pionneneindspel wint natuurlijk voor wit). En wit heeft een duidelijk plan: toren naar c4, pion naar a4, koning naar a3, toren naar c5, pion naar a5, koning naar a4 etcetera. Kan me moeilijk voorstellen dat het niet wint voor wit.
28. Tcd3!
Het plan hierboven is nu minder goed, omdat zwart zijn koningstoren op c8 zet, dametoren op a7 en koning op d7. Zijn a-pion staat gedekt, mijn c-pion zou wel eens verloren kunnen gaan. Met de partijzet voorkom ik dat plan wegens de dreiging Td8. Zwart kan dat nog net voorkomen, maar heeft vervolgens weinig bewegingsvrijheid.
28… Tac8 29. Td7
Zwart zou graag Tf6, Kf7 en Td6 doen, maar dat lukt niet omdat hij e7 moet dekken. Hij kan nu 29…Kf7 doen maar met de toren op f8 kan de koning niet naar e6 of f6 omdat dan Td8, Txf8 en Td8 wint.
29… Tfe8 30. f4 Kf7 31. Kf2 Kf6
Nu kan deze zet wel, omdat na 32.Td8 Kf7 33.Txe8 Kxe8 wit geen 34.Td8 heeft. Zwart heeft echter geen verdere echt nuttige zetten meer, terwijl wit een simpel plan heeft: koning naar de c-pion toe.
32. Ke3 h6
32… e5 33. T3d6+ Te6 34. fxe5+ Kxe5 35. Txe6+ Kxe6 36. Txh7 wint ook voor wit, evenals 32… Ke6 33. T3d4 h6 34. Kd3 g5 35. Kc4 Tg8 36. Kc5
33. Kd4 e5+ 34. Kc5 exf4 35. gxf4 g5
Nu kan wit op verschillende manieren winnen, maar torens ruilen is het simpelst.
36. T3d6+ Te6 37. Txe6+ Kxe6 38. Td6+ Ke7 39. Kc6 gxf4 40. Txh6 1-0
Tegen Lars Ootes wist ik op de Carlsenmanier te winnen: gewoon goede zetten blijven doen.
Ik kwam slechter uit de opening, maar door stukkenruil wist ik het witte voordeel te neutraliseren. In het bijna-eindspel met dame en toren sta ik niet beter, maar ik had toch enige hoop op winst gebaseerd op een mogelijk toreneindspel, waarin wit a7 en b6 wint, en zwart h4. Hoewel zwart dan een pion achter staat lijken de zwarte pionnen iets sneller dan de witte. Bovendien had ik iets meer tijd (11 tegen 7 minuten, met 15 seconden per zet erbij). Het toreneindspel kwam niet op het bord, maar door wat matige zetten van Lars wist ik toch te winnen.
31. a5 Df6 32. De8?!
Met de bedoeling na 32…bxa5 33.Txd6 te doen, maar die dreiging is makkelijk te voorkomen en vervolgens blijven twee pionnen hangen.
32… Kg7 33. Td1 bxa5 34. Tg1?
Na 34. Dc6 Dxh4 35. Txd6 heeft zwart een pion meer met twee verbonden vrijpionnen, maar in zulke stellingen kun je ook per ongeluk mat gaan met zwart, en de e-pion kan ook lopen, wit heeft zeker nog kansen.
34… Dxh4
Nu heeft zwart er twee meer, dat moet genoeg zijn voor winst.
35. e5 Dd4
Ik had gezien dat wit op g6 kon slaan, maar het dameeindspel leek me makkelijker en veiliger dan de stelling na slaan op e5. Wat ik gemist had (maar wat denk ik bijna niemand zou zien met weinig tijd op de klok, of zelfs met veel) was 35… De4! 36. e6 Tb7! waarna zwart uiteindelijk zowel de b- als e-pion gaat winnen.
36. Txg6+ Kxg6 37. e6 Df6 38. Kc1
Meteen slaan op f7 is beter. Dat zou wel eens remise kunnen zijn omdat de witte koning redelijk beschermd staat tegen schaakjes en zwart wat zwakke pionnen heeft. Het plan met de koning naar het midden te lopen lijkt me in deze stelling niet goed, omdat de kansen voor zwart via een schaakje dames te ruilen groter worden.
38… h4 39. Kd2 De7 40. exf7 Dxf7 41. Dh8 Kg5 42. Dd8+ Kg4
Daar heb je het al: wit kan niet op d6 slaan en de schaakjes zijn ook bijna op.
43. Dxd6 Df4+
Even een halve minuut checken of het wel echt wint (ik had ook weinig tijd), maar dat doet het.
44. Dxf4+ Kxf4 45. Ke2 Ke4 46. c3 a4 47. bxa4 a5 0-1
Tegen de tijd dat wit op h4 slaat, slaat zwart op a4, en de witte koning staat dan veel te ver het magische veld c1 te bereiken.
4 uit 4, en met remises tegen Swinkels en Riemersma bereikte ik mijn gewenste score van 5 uit 6. Voor het snelschaken was ik echter niet gerust: ik had slecht geslapen en dat helpt niet bij scherp te zijn. Gelukkig had Robin Swinkels een goed idee: even inspelen! Nadat we beiden de ene listige zet na de andere wisten te produceren verwachtte ik dat we elkaar in de finale zouden tegenkomen, en die verwachting kwam uit. In de eerste finalepartij miste ik een manier om de partij mooi af te maken:
Zoals David Klein me na afloop meldde, had ik hier kunnen toeslaan met 30…e3!+ 31.Pxe3 Pe4+ 32.Kf3 Tg3+ 33.Txg3 Txg3 mat. Op zich niet al te moeilijk, maar ik had het hele idee überhaupt niet overwogen. Vervolgens kwam wit beter te staan, ik verloor mijn b-pion, won plotseling de f-pion, en na nog wat vrij willekeurige zetten bleek opeens mijn e-pion op e1 te staan, waarna ik ‘m maar snel verving door een dame, en een paar zetten later had ik gewonnen. Toen had ik dus genoeg aan remise in de tweede partij. Partijen waarin de witspeler genoeg heeft aan remise gaan wel eens (bijna) mis, denk aan Anand-Gelfand, maar je kunt de situatie ook in je voordeel gebruiken:
Wit staat natuurlijk gewonnen, maar wie heeft niet wel eens in zo’n situatie een paardschaakje overzien, waarna alle goede zetten voor niets waren geweest? Daarom: 38.Lxe4! Pcxe4 39.Txe4 Txe4 40.Dxe4 Dat voelt al een stuk veiliger. 40…Td7 41.De6! Of het toreneindspel gewonnen is weet ik niet, maar wel dat de kans om dan nog te verliezen wel heel klein is. Daarom 41…Dg7 maar na 42.f5 werden de dames toch geruild. Dat leidde tot de situatie in de beroemde foto:
Ik had een paar zetten eerder remise aangeboden, Robin deed toen nog een paar zetten en bood het toen maar zelf aan. Dat leidde tot de ironische situatie dat het toernooi uiteindelijk toch beslist werd met een voortijdige remise…
Bij de prijsuitreiking werden naast de reguliere prijzen ook een aantal extra prijzen uitgereikt. Daar was een verrassende winnaar bij. Bij de prijs voor de beste senior denk je aan mensen als John Markus of Rob Witt. Maar tot verbazing van iedereen werd Manuel Bosboom naar voren geroepen! Ja, die is net vijftig geworden…
Er was ook een prijs waarbij de omschrijving wat onduidelijk was: was het nou de schoonheidsprijs, de prijs voor de spectaculairste partij of voor de beste partij? Alle drie de omschrijvingen werden gebruikt door de organisatie. De prijs ging naar de partij Riemersma – Klein, maar de volgende partij tussen twee Amsterdammers was spectaculairder:
Zwart staat na alle normale zetten slecht. Wat te doen? Abnormaal spelen dan maar, en hopen op een witte fout!
13… Lxc5 14. exd5 Lxf2+!? 15. Kxf2 Db6+ 16. Kf1 Pxe5
Zwart staat een stuk achter, niet voor in ontwikkeling, en de enige compensatie is dat de witte koning op f1 niet helemaal lekker staat. Ik dacht toen ik deze stelling zag dat wit alleen even moet consolideren om een felicitatie in ontvangst te nemen, en dat is op zich ook zo, maar het blijkt toch lastig.
17. Pf3 Pg4 18. Pd4
Vooral niet 18. h3? Lf5! 19. De2 Tae8 met damewinst.
18… c5 19. Pc6 c4 20. Lf3 Te8 21. Lf4
Simpel lijkt me hier 21. Kg2 want 21… Lf5 22. Dxf5 Df2+ 23. Kh3 is niks en iets anders heeft zwart ook niet echt. Minder simpel maar ook sterk is 21. d6 Lf5 22. Dg2
21… Lf5 22. Dd2?
22. Dg2 wint nog steeds, zwart heeft geen dreigingen en wit kan vervolgen met Dg1 en Kg2.
22… Ld3+ 23. Kg2 Te2+!
Vast gemist door wit.
24. Lxe2 Df2+ 25. Kh3 Dxh2+ 26. Kxg4 Lxe2+ 27. Dxe2 Dxe2+ 28. Kh3
Materieel staat het ongeveer gelijk, maar dankzij de open positie van de witte koning heeft zwart heeft op zijn minst eeuwig schaak, en meer als hij hier 28…Te8! 29.Td2 Df3! doet.
28… h6? 29. Td2 Dh5+
Op 29…Df3 doet wit 30.Te1 waarna alles bij hem goed staat.
30. Kg2 Te8 31. d6
Deze pion geeft wit genoeg tegenkansen voor remise.
31… Te2+ 32. Txe2 Dxe2+ 33. Kg1 Dd3 34. Te1 g5 35. Te8+?
Het verkeerde veld. Na 35. Te7 gxf4 36. d7 is d8D (met schaak!) alleen te stoppen door eeuwig schaak te geven.
35… Kh7 36. Le5 1/2-1/2
En nu had zwart een stuk kunnen winnen: 36. Le5 De3+! 37. Kh2 Df2+ 38. Kh1 (38. Kh3 f5 en mat) 38… Df3+ 39. Kh2 Dxc6 Maar remise is op zich wel een mooie uitslag bij deze partij.
Tot volgend jaar dan maar, denk ik!
Gefeliciteerd! Leuk persoonlijk verslag met de nodige interessante quotes en mogelijke verbeterpunten voor de volgende keer.
Ik weet ook niet of het nou de spektakelprijs, de schoonheidsprijs of de prijs voor de beste partij was. Inderdaad was de partij Riemersma – Köhler een kanshebber, maar ik kreeg te horen dat ik een winstpartij moest kiezen, dus werd het Riemersma – Klein. Voor zover ik het begreep won Köhler wel de themaprijs van diezelfde vijfde ronde.