Oude doos (28): Sterven achter het bord
In de Gooi- en Eemlander schreef Bert-Jan van Oel zaterdag een mooie column over een droevig onderwerp. Van Oel, sportredacteur bij de krant, schaakt bij Het Dikke Torentje in Eemnes. Vorig seizoen speelde zijn team in de laagste klasse van de SGS-competitie. Bij een van de wedstrijden was een circa tachtigjarige speler van de tegenstander onwel geworden. De speler werd naar de frisse lucht gebracht en 112 werd gebeld, waarna er een ambulance verscheen en een reanimatie werd gestart. Van Oel: “Het was een naar gezicht, maar terwijl dit alles zich afspeelde, stapten twee schakers van de thuisclub over de brancard heen naar buiten, draaiden een shaggie en begonnen monter een gesprek: ‘Ja, ik speelde de Spaanse opening, maar mijn tegenstander deed op de tiende zet f5 en nou zit ik te denken wat ik moet doen, want deze variant ken ik helemaal niet’.”
Het slachtoffer overleed ter plaatse en toen werd de wedstrijd toch maar stilgelegd. Bij de club van de tegenstander is er later een beker naar hem vernoemd, meldt Van Oel tot slot.
Hij stond op winst
In de Nederlandse schaakgeschiedenis zijn er meer spelers achter het bord overleden. Twee gevallen hebben een heel bijzondere relatie met elkaar.
In 1933 nam de 66-jarige Adolf Olland deel aan het Nederlands kampioenschap. Een veteraan, in 1909 was hij de eerste officiële kampioen van Nederland. In de achtste ronde speelde hij tegen outsider Hamming. Hij stond gewonnen, oogde fris, maar zakte opeens in elkaar. Dood. De 24-jarige Eduard Spanjaard had sinds kort de schaakrubriek in het Utrechts Nieuwsblad en schreef: “De voorlaatste wedstrijd van den wedstrijd om het kampioenschap van Nederland werd op tragische wijze onderbroken, doordat de veteraan Dr. Olland plotseling achter het schaakbord overleed aan hartverlamming, terwijl hij op winst stond.” Niet iedere journalist zou het onbelangrijke feit hebben vermeld dat Olland gewonnen stond, maar Spanjaard vond het mooi en zei dat later tegen bevriende schakers en zijn vrouw. Als hij ooit zou sterven, zou hij willen dat dat achter het schaakbord was, in gewonnen stelling.
Stond hij gewonnen?
De geschiedenis gaat verder. Spanjaard wordt een nationale topschaker en houdt het schrijven van de schaakrubriek in het Utrechts Nieuwsblad heel lang vol. Ook wordt hij een van de beste advocaten van Utrecht. Olland raakt in de vergetelheid. Dan wordt het 1981, 48 jaar na het incident. De jonge Spanjaard is een oude man geworden, maar nog steeds een sterke clubschaker. Voor de interne competitie speelt hij tegen André Schenk. Op het bord gaat alles naar wens, maar hij heeft nog maar een paar seconden voor vier zetten. Dan zakt hij opeens ineen. Iedereen schrikt, er wordt een ambulance gebeld en Spanjaard wordt afgevoerd. Al snel komt het telefoontje. In het ziekenhuis is geconstateerd dat hij al in de speelzaal moet zijn overleden. Aan voorzitter Henk Versnel de zware taak de echtgenote te bellen. Aan de andere kant van de lijn valt het even stil. Dan vraagt de weduwe: “Stond hij gewonnen?” Versnel is verbijsterd over die vraag, maar herpakt zich, loopt naar het bord en overlegt met clubgenoten. Dan loopt hij terug naar de telefoon: “Ja, uw man stond gewonnen.”
Met dank aan Robert Beekman en Peter de Jong voor het schrijven van ‘Qui perd gagne!’ in 2011, het indrukwekkende jubileumboek van de toen 125-jarige schaakclub Utrecht.
Ontroering bij mij,maar tegelijkertijd het besef dat de schaakwereld zo rijk is aan boeiende en kleurrijke verhalen.Welke sport kan hieraan tippen? Misschien de wielrennerij.Ik weet nog goed dat een neef van mij,NRC-lezer, op een avond met een doos bij mij kwam en daar talloze artikelen van Hans Ree’s schaakrubriek uithaalde en voorlas.Nou,we hebben genoten!Opvallend is ook dat partners van schakers nauwelijks in de verhalen voorkomen."Stond hij gewonnen?" is daar een grote uitzondering op.De verhalen doen niet onder voor de partijen!