De match McDonnell – De La Bourdonnais
In de periode tussen, ruwweg, 1750 en 1830 waren Frankrijk en Engeland de sterkste schaaklanden van de wereld. Het Britse schaakleven was wat beter georganiseerd, maar op pure schaakkracht moesten de Engelse schakers het doorgaans afleggen tegen hun Franse collega’s.
Frankrijk kende een lange schaaktraditie, waarbij men elkaar ontmoette in schaakcafés. In 1689 was het Café de Procope de eerste in haar soort. Rond 1740 verloor het zijn aantrekkingskracht en verhuisden de spelers naar het Café de la Régence, dat een populaire ontmoetingsplek zou worden. In de loop der jaren werd het gefrequenteerd door grote schakers als Philidor, Legall de Kermeur en Deschapelles, maar ook door de filosofen Voltaire, Rousseau en Diderot (grote denkers, maar bepaald geen grote schakers….) alsmede de staatslieden Napoleon en Robespierre en de grote liberaal Benjamin Franklin.
Deze Franklin woonde en werkte van 1776 tot 1785 in Parijs als ambassadeur voor de Verenigde Staten van Amerika, dat zich op 4 juli 1776 eenzijdig onafhankelijk had verklaard. Franklin, één van de vijf opstellers van de declaration of independence, was een veelzijdig man. Behalve diplomaat was hij ook nog eens schrijver, drukker, wetenschapper, uitvinder, filosoof, musicus en econoom. Een nijver baasje! Tussen alle werkzaamheden door was hij een matig maar hartstochtelijk schaker. Eens speelde hij aan het hof tegen koning Lodewijk XVI. Voor aanvang van de partij deed hij iets opmerkelijks toen hij beide koningen van het bord haalde en zei “In America we have no kings”. Een gewaagde zet, er zijn mensen voor minder onthoofd, maar Lodewijk zag er de humor wel van in.
François-Andre Danican Philidor (1726-1795) werd algemeen beschouwd als de sterkste schaker van zijn tijd. Van zijn boek Analyse du jeu des Échecs verschenen meer dan 100 edities en het werd vertaald in het Engels, Duits, Italiaans en Russisch. Hij kwam graag en vaak in Engeland, waar hij in het schaakcafé Parsloe’s speelde tegen de beste Britse schakers. Veel opzien baarde hij door in 1783 liefst drie partijen blind te spelen, wat in die tijd als een sensatie gold. Toen in 1789 de Franse Revolutie uitbrak dook zijn naam op op een door de revolutionairen opgestelde dodenlijst en verhuisde hij om veiligheidsredenen definitief naar Londen, waar hij op 31 augustus 1795 overleed.
Rond 1798 verscheen Alexandre Louis Honoré Lebreton Deschapelles op het toneel. Deschapelles was letterlijk een houwdegen. Als militair in het Napoleontische leger had hij deelgenomen aan diverse krijgshandelingen en was in de slag bij Fleurus (1794) zijn rechterarm kwijtgeraakt, waarna hij zichzelf had aangeleerd om voortaan de sabel met de linkerhand te hanteren. Deschapelles was een echte spelletjesfreak die behalve als schaker (naar eigen zeggen had hij het spel binnen vier dagen onder de knie) ook een grootheid was in dammen, biljarten, tric trac (een soort backgammon) en whist. Met laatstgenoemd kaartspel (een voorloper van het bridge) zou hij later een klein fortuin bij elkaar spelen, maar in 1798 was het schaken vooralsnog zijn belangrijkste bron van inkomen.
Deschapelles heerste als een koning in het Café de la Régence, als hij niet ergens aan het vechten was tenminste. Het was destijds gebruikelijk dat de sterke speler met een klein nadeel aan de partij begon, bijvoorbeeld een pion minder (meestal op f2 c.q. f7, heb je meteen een halfopen f-lijn). Echt zwakke spelers kregen een paard of zelfs een volle toren voor, en dan nog won Deschapelles, wat waarschijnlijk evenveel zegt over zijn eigen sterke spel als over het niveau van de knoeiers.
In 1806 vocht Deschapelles mee in de door het Napoleontische leger gewonnen slag bij Jena. Een paar dagen later was hij in Berlijn, en omdat hij nu eenmaal toch in de buurt was wandelde hij de plaatselijke schaakclub binnen en daagde iedereen uit het tegen hem op te nemen, waarbij de tegenstander een pion en twee zetten voor kreeg. De Duitsers toonden zich geschokt door zoveel flagrante arrogantie en verklaarden dat zij niet gewend waren om met voorgift te spelen. Uiteindelijk namen drie van hun beste spelers het in twee partijen als team op tegen Deschapelles: 2-0 voor de Fransman. In februari 1807 was hij opnieuw in Berlijn, op de terugweg van de slag bij Königsberg (nu Kaliningrad). Ditmaal vertikte hij het categorisch om zonder voorgift te spelen, gaf de Duitsers een toren voor en scoorde losjes 2½ uit 3. Een kleurrijk figuur!
In 1818 nam Deschapelles een jonge, veelbelovende speler onder zijn hoede: Louis-Charles Mahé de La Bourdonnais. Deze jongeman, van aristocratische afkomst, was in 1795 (of 1797, bronnen spreken elkaar tegen) geboren op het oostelijk van Madagaskar gelegen eiland Réunion als zoon van de plaatselijke gouverneur. Voor zijn opleiding werd hij naar Parijs gestuurd. De La Bourdonnais leerde schaken in 1814 en was al spoedig te sterk voor zijn eerste leraar, Jacques François Mouret, maar van Deschapelles kon hij nog wel wat leren. In 1820 speelden ze een onderlinge partij, waarin de volgende opmerkelijke stelling op het bord kwam:
Wit won met de zeer fraaie combinatie 1. Pxh6+ gxh6; 2. Dh8+!! Kxh8; 3. Kf7!! en er is geen zinnige verdediging te bedenken tegen 4. Lf6 mat.
Overigens zij opgemerkt dat de krankzinnige materiaalverhouding in bovenstaande stelling waarschijnlijk het gevolg was van een partij waarin wit met dame en zonder pionnen speelde en zwart zonder dame en met pionnen, maar dat doet aan de schoonheid van de combinatie natuurlijk niets af.
Door de wijze lessen van Deschapelles won De La Bourdonnais gestaag aan schaakkracht. Toen hij zijn grote leermeester in 1821 in een tweekamp met 7-0 versloeg stopte Deschapelles met schaken om zich toe te leggen op whist en was De La Bourdonnais de sterkste schaker van Frankrijk, en daarmee van de gehele wereld. De La Bourdonnais was een echte liefhebber. Elke dag zat hij van 12.00 uur ’s middags tot 12 uur ’s nachts in het Café de la Régence, waar hij zijn eigen tafel had, en speelde onder het genot van vele glazen bier tot diep in de nacht om geld (tarief: één franc per partij) tegen iedereen die het tegen hem durfde op te nemen. |
Louis-Charles Mahé de La Bourdonnais. Van McDonnell is geen afbeelding bewaard gebleven.
|
Evenals zijn grote voorganger Philidor stak hij met enige regelmaat het Kanaal over om in Londen tegen de sterkste Engelse schakers te spelen. In 1823 versloeg hij William Lewis met 5-2 en twee jaar later was hij terug om iedereen met de grond gelijk te maken.
Als schaker was De La Bourdonnais bijzonder succesvol, maar als zakenman was hij aanzienlijk minder geslaagd. In 1831 verloor hij het familiekapitaal door roekeloze speculatie met onroerend goed en was hij gedwongen beroepsschaker te worden om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij trad als secretaris in dienst van de Cercle des Échecs de Paris (de Parijze schaakclub) en ontving een jaarsalaris van omgerekend 60 pond sterling, ook voor die tijd geen vetpot. Inmiddels had het Britse schaakleven een enorme boost gekregen met de doorbraak van de Ier Alexander McDonnell. Vanaf 1825 kreeg hij les van William Lewis, maar al spoedig werd hij te sterk voor hem en Lewis, die vreesde voor zijn reputatie, weigerde ooit nog tegen hem te spelen.
Alexander McDonnell (zelf spelde hij zijn naam overigens als M’Donnell) werd geboren op 22 mei 1798 in het Ierse Belfast als zoon van een arts. Reeds op 17-jarige leeftijd vertrok hij naar Demerara (nu Brits Guyana) om daar een succesvol koopman te worden. In 1820 verhuisde hij naar Londen, waar hij secretaris werd van de Committee of West India Merchants tegen een jaarsalaris van 1200 pond sterling, een vermogen in die dagen. Aan deze baan had hij geen dagtaak, en dat gaf hem de mogelijkheid veel te schaken.
Uit hoofde van zijn functie behartigde McDonnell de belangen van de kolonisten. De economie van de West Indies leunde zwaar op slavenarbeid, die door McDonnell te vuur en te zwaard werd verdedigd met rabiate teksten als “It is the will of God….”. In onze moderne ogen een wat bedenkelijk trekje…. De inspanningen van McDonnell ten spijt werd slavernij in de Britse kolonies in 1833 verboden met de invoering van de Slavery Abolition Act, waarbij de plantagehouders in de Caraïben schadeloos werden gesteld met een bedrag van 20 miljoen pond. De slaven in Suriname en de Nederlandse Antillen moesten nog wat langer wachten op hun vrijheid, die pas in 1863 zou komen, met daarbij de restrictie dat zij eerst nog tien jaar als arbeiders op de plantages moesten blijven werken, om een leegloop van de plantages tegen te gaan….
In 1831 richtte de grote schaakmecenas George Walker de Westminster Chess Club op, gevestigd in Bedford Street, Covent Garden. McDonnell werd lid en was al spoedig de sterkste speler. Walker had grote plannen met zijn club, en wat was er mooier dan een tweekamp tussen zijn kampioen, McDonnell, en De La Bourdonnais?
In juni 1834 was het zover. Er werd gespeeld in de West-minster Chess Club, wat McDonnell een klein thuisvoordeel gaf. |
De Westminster Chess Club. Aardig optrekje ….
|
Afgesproken werd een match te spelen over 21 partijen. Er werd elke dag gespeeld, behalve op zondag. Let wel, dit was geen match om het wereldkampioenschap, want dat bestond nog niet als zodanig, maar De La Bourdonnais en McDonnell waren zeker de twee sterkste schakers van dat moment. Voor de eerste partij werd er geloot voor de kleur. De La Bourdonnais lootte wit en opende met 1. e4. In die tijd was het nog niet gebruikelijk dat de spelers zelf hun notatie bijhielden en het was William Greenwood Walker (niet te verwarren met zijn hiervoor vermelde naamgenoot George), de bejaarde secretaris van de Westminster Chess Club, die deze taak op zich nam. Voor deze inspanning is de schaakwereld hem eeuwige dank verschuldigd.
Overigens bediende de brave notulist zich van die vreselijke niet uit wijs te worden oud-Engelse notatie. Ziehier de eerste 10 zetten van de eerste partij, afkomstig uit George Walker’s boek ‘A selection of games at chess’, uitgave 1836:
In gewoon Nederlands leest dat als volgt: 1. e4 e5; 2. d4 exd4; 3. Pf3 c5; 4. Lc4 Pc6; 5. c3 Df6; 6. 0-0 d6; 7. cxd4 cxd4; 8. Pg5 Ph6; 9. f4 Le7; 10. e5 Dg6.
Opmerkelijk was dat Walker de 14e matchpartij niet opnam in zijn boek, en wel om de volgende koddige reden: “The fourteenth game is not preserved, it was not a good game”.
Qua karakter waren de spelers elkaars tegenpolen. McDonnell was introvert, stug en zwijgzaam en toonde uiterlijk geen enkele emotie, maar aan het schaakbord was hij een woeste hakker die de meest agressieve openingen speelde (heel veel koningsgambiet, en dan ook nog eens de meest gewelddadige varianten). De La Bourdonnais daarentegen was een driftkikker, flamboyant en spraakzaam, zeker als hij won, maar als hij verloor spuwden zijn ogen vuur en vloekte en tierde hij luid. Ook de Fransman was niet vies van een potje hakken op zijn tijd, maar toch was zijn stijl wat positioneler en gepolijster dan die van zijn tegenstander. Beide partijen speelden vol op winst, ongeacht de stand in de match, en gambieten werden vrijwel altijd aangenomen. McDonnell nam rustig de tijd voor zijn zetten en dacht soms wel anderhalf uur over een zet na. De La Bourdonnais zette niet zelden à tempo en verveelde zich stierlijk als McDonnell weer eens aan het piekeren was. Om de tijd te doden begaf hij zich dan maar onder het publiek om daar voor geld tegen amateurs te spelen. Let wel: tijdens de partij!
Bij het naspelen van de partijen valt op dat het niveau, om het eens vriendelijk te zeggen, niet altijd even hoog was. Er werden nogal wat elementaire fouten gemaakt, met name in de opening en het eindspel. McDonnell bereikte eens een stelling van koning + toren + twee pionnen tegen koning + toren maar wist niet hoe hij het eindspel moest winnen en verloor zelfs nog toen hij zijn toren wegblunderde! Daarbij moet worden aangetekend dat in 1834 openings- en eindspeltheorie nog in de kinderschoenen stond. Tegenwoordig heeft iedere professionele schaker een laptop tjokvol informatie, maar in die tijd moesten de schakers het nog zelf uitzoeken.
Maar combineren konden ze als de besten! Het is bepaald geen straf om de meest spectaculaire partijen uit de match te moeten naspelen.
De La Bourdonnais- McDonnell 21e matchpartij
1. e4 e5; 2. Lc4 Lc5; 3. De2 Pf6; 4. d3 Pc6; 5. c3 Pe7; 6. f4 exf4; 7. d4 Lb6; 8. Lxf4 d6; 9. Ld3 Pg6; 10. Le3 0-0; 11. h3 Te8; 12. Pd2 De7; 13. 0-0-0 c5; 14. Kb1 cxd4; 15. cxd4 a5; 16. Pgf3 Ld7; 17. g4 h6; 18. Tdg1 a4; 19. g5 hxg5; 20. Lxg5 a3; 21. b3 Lc6; 22. Tg4 La5; 23. h4 Lxd2; 24. Pxd2 Ta5; 25. h5 Txg5; 26. Txg5 Pf4; 27. Df3 Pxd3; 28. d5 Pxd5; 29. Thg1 Pc3+; 30. Ka1 Lxe4; 31. Txg7+ Kh8; 32. Dg3 Lg6; 33. hxg6 De1+; 34. Txe1 Txe1+; 35. Dxe1 Pxe1; 36. Th7+ Kg8; 37. gxf7+ Kxh7; 38. f8D Pc2 mat 0-1.
McDonnell-De La Bourdonnais 30e matchpartij
1. e4 e5; 2. Lc4 Pf6; 3. d4 exd4; 4. e5 De7; 5. De2 Pg8; 6. Pf3 Pc6; 7. c3 d6; 8. cxd4 Lg4; 9. Lb5 d5; 10. Pc3 De6; 11. h3 Lxf3; 12. Dxf3 0-0-0; 13. Lxc6 Dxc6; 14. Dxf7 Lb4; 15. Ld2 Pe7; 16. 0-0 Tdf8; 17. Dh5 Pf5; 18. a3 Lxc3; 19. Lxc3 g6; 20. Dd1 h5; 21. Tc1 De6; 22. De1 h4; 23. f4 Tfg8; 24. Tf3 Kb8; 25. Dd2 Th7; 26. Dd3 Thg7; 27. Ld2 a6; 28. b4 Db6; 29. Lc3 Pg3; 30. a4 Pe4; 31. b5 g5; 32. f5 g4; 33. hxg4 Txg4; 34. Tc2 h3; 35. Txh3 Tg3; 36. Txg3 Txg3; 37. a5 Dh6; 38. Ld2 Dh3; 39. Df1 Tg8; 40. f6 Dh4; 41. f7 Tf8; 42. e6 Pg3; 43. Df3 Dh1+; 44. Kf2 Pe4+; 45. Ke2 Db1; 46. e7 Dxb5+; 47. Dd3 Pg3+; 48. Kd1 (zie diagram); 1-0.
McDonnell-De La Bourdonnais 47e matchpartij
1. e4 e5; 2. Lc4 Lc5; 3. c3 De7; 4. Pf3 d6; 5. 0-0 Lb6; 6. d4 Pf6; 7. Pa3 Lg4; 8. Pc2 Pbd7; 9. Dd3 d5; 10. exd5 e4; 11. Dd2 exf3; 12. Te1 Pe4; 13. Df4 f5; 14. gxf3 g5; 15. De3 Pe5; 16. Lb5+ c6; 17. fxg4 Pxg4; 18. De2 cxb5; 19. f3 Pgf6; 20. fxe4 Pxe4; 21. Dxb5+ Dd7; 22. Dxd7+ Kxd7; 23. c4 Tae8; 24. c5 Ld8; 25. d6 f4; 26. b4 Thf8; 27. Tf1 h5; 28. Pa3 Lf6; 29. Lb2 g4; 30. Pc4 f3; 31. Pe5+ Lxe5; 32. dxe5 h4; 33. Tad1 f2+; 34. Kh1 h3; 35. Td3 Tg8; 36. b5 g3; 37. hxg3 Txg3; 38. Td4 Teg8; 39. e6+ Kd8; 40. Tdd1
h2; 41. e7+ Kd7; 42. c6+ bxc6; 43. bxc6+ Kxc6; 44. e8D+ Txe8; 45. Kxh2 Te6; 46. Tc1+ Kb5; 47. a4+ Kb4; 48. Lc3+ Txc3; 49. Txc3 Kxc3; 50. d7 Td6; 51. Kg2 Txd7; 52. Tc1+ Kd3; 53. Kf1 Ke3; 0 1.
De La Bourdonnais-McDonnell 50e matchpartij
1. d4 d5; 2. c4 dxc4; 3. e4 e5; 4. d5 f5; 5. Pc3 Pf6; 6. Lxc4 Lc5; 7. Pf3 De7; 8. Lg5 Lxf2+; 9. Kf1 Lb6; 10. De2 f4; 11. Td1 Lg4; 12. d6 cxd6; 13. Pd5 (zie diagram) Pxd5; 14. Lxe7 Pe3+; 15. Ke1 Kxe7; 16. Dd3 Td8; 17. Td2 Pc6; 18. b3 La5; 19. a3 Tac8; 20. Tg1 b5; 21. Lxb5 Lxf3; 22. gxf3 Pd4; 23. Lc4 Pxf3+; 24. Kf2 Pxd2; 25. Txg7+ Kf6; 26. Tf7+ Kg6; 27. Tb7 Pdxc4; 28. bxc4 Txc4; 29. Db1 Lb6; 30. Kf3 Tc3; 31. Da2 Pc4+; 32. Kg4 Tg8; 33. Txb6 axb6; 34. Kh4 Kf6; 35. De2 Tg6; 36. Dh5 Pe3; 0-1.
McDonnell-De La Bourdonnais 54e matchpartij
1. e4 e5; 2. f4 exf4; 3. Pf3 g5; 4. Lc4 g4; 5. Pc3 gxf3; 6. Dxf3 Lh6; 7. d4 Pc6; 8. 0-0 Pxd4;
9. Lxf7+ Kxf7; 10. Dh5+ Kg7; 11. Lxf4 Lxf4; 12. Txf4 Pf6; 13. Dg5+ Kf7; 14. Taf1 Ke8; 15. Txf6 De7; 16. Pd5 Dc5; 17. Kh1 Pe6; 18. Txe6+ dxe6; 19. Pf6+; 1-0.
McDonnell-De La Bourdonnais 62e matchpartij
1. e4 c5; 2. Pf3 Pc6; 3. d4 cxd4; 4. Pxd4 e5; 5. Pxc6 bxc6; 6. Lc4 Pf6; 7. Lg5 Le7; 8. De2 d5; 9. Lxf6 Lxf6; 10. Lb3 0-0; 11. 0-0 a5; 12. exd5 cxd5; 13. Td1 d4; 14. c4 Db6; 15. Lc2 Lb7; 16. Pd2 Tae8; 17. Pe4 Ld8; 18. c5 Dc6; 19. f3 Le7; 20. Tac1 f5; 21. Dc4+ Kh8; 22. La4 Dh6; 23. Lxe8 fxe4; 24. c6 exf3; 25. Tc2 De3+; 26. Kh1 Lc8; 27. Ld7 f2; 28. Tf1 d3; 29. Tc3 Lxd7; 30. cxd7 e4; 31. Dc8 Ld8; 32. Dc4 De1; 33. Tcc1 d2; 34. Dc5 Tg8; 35. Td1 e3; 36. Dc3 Dxd1; 37. Txd1 e2 0-1.
De onderlinge conversatie van beide spelers was overigens beperkt omdat McDonnell geen Frans sprak en De La Bourdonnais geen Engels. Het enige woord dat viel was check wanneer er weer eens iemand schaak stond…. Dat de Fransman geen Engels sprak is overigens moeilijk te geloven want hij was al sinds juli 1825 gehuwd met de Britse Eliza Waller Gordon, maar wellicht sprak zij voortreffelijk Frans, wie zal het zeggen….
De omstandigheden voor de spelers waren beslist niet optimaal. De afstand tussen spelers en bezoekers bedroeg slechts enkele centimeters en het was volstrekt gebruikelijk dat binnenkomend publiek de spelers op luide toon vroeg wie er aan zet was (bedenk dat er in die tijd nog geen klokken waren waaraan dat te zien zou zijn geweest). McDonnell had hier veel last van maar De La Bourdonnais was van het chaotische schaakleven uit het Café de la Régence wel erger gewend.
Na afloop van elke partij ging McDonnell naar zijn logement aan Tavistock Square om zich daar voor te bereiden op de volgende partij. Bon vivant De La Bourdonnais had wel wat beters te doen: hij bracht de avond schakend door, bier en sigaren binnen handbereik.
De match werd overtuigend gewonnen door De La Bourdonnais met 16-5. Direct hierna werd een nieuwe match gespeeld, ditmaal over negen partijen. Deze ging met 5-4 naar McDonnell. En zo ging het maar door: telkens als er een match was beëindigd werd er een nieuwe afgesproken. De Fransman won de derde nipt met 6-5 en de vierde met iets dikkere cijfers (8-3). De vijfde match werd bij een stand van 5-4 voor McDonnell afgebroken omdat De La Bourdonnais voor zaken terugmoest naar zijn vaderland. Tot hervatting van de match is het nooit gekomen. In totaal werden 85 partijen gespeeld. Daarvan werden er 45 gewonnen door De La Bourdonnais en 27 door McDonnell, terwijl dertien keer remise werd overeengekomen. De la Bourdonnais speelde in totaal vijftien damegambieten, die alle werden geaccepteerd. Score: 11 uit 15 voor de Fransman. Walker noemde het aannemen van de gambietpion ‘A Greek gift’.
Als nevenactiviteit van de match werd er een correspondentiepartij georganiseerd tussen de Westminster Chess Club en het Café de la Régence, die twee jaar zou duren. Zetten werden met de postkoets en de boot over en weer gestuurd. De Fransen, onder leiding van de nieuwe ster Pierre Charles Fournier de Saint-Amant, wonnen de partij en de gespeelde opening (1. e4 e6) heette sindsdien de Franse verdediging.
De slopende match was de spelers niet in de koude kleren gaan zitten, en beiden verwisselden korte tijd later het tijdelijke voor het eeuwige. McDonnell overleed op 14 september 1835 aan een nierziekte (Bright’s disease, ook wel nephritis genoemd). De La Bourdonnais, die in 1838 al eens een beroerte had overleefd, werkte het laatste jaar van zijn leven als beroepsschaker in het schaakcafé Simpson’s. Hard werken, weinig inkomsten. In november 1840 trof Walker hem en zijn vrouw bijna uitgehongerd aan. Hij organiseerde een inzameling en verhuisde het paar naar een betere woning, maar voor De La Bourdonnais kwam die hulp te laat. Hij stierf op 13 december 1840 en Walker nam de begrafeniskosten voor zijn rekening. De La Bourdonnais en McDonnell liggen beiden begraven in Kensal Green All Souls Cemetery te Londen. Volgens sommige bronnen gebroederlijk naast elkaar, en dat zou natuurlijk het mooiste zijn geweest, maar in werkelijkheid zit er een flinke steenworp afstand tussen beide graven.
George Walker stierf pas op 23 april 1879 en zou nog een belangrijke rol spelen in het Britse schaakleven. Van 1835 tot 1873 schreef hij een schaakcolumn in het tijdschrift Bell’s Life en in 1837 was hij de oprichter van ‘the Philidorian’, het eerste Engelstalige schaakmagazine. In 1843 kreeg hij ruzie met Staunton, die in 1838 de Westminster Chess Club was komen versterken. Walker verliet de door hem opgerichte club en begon simpelweg een nieuwe: St. George’s Chess Club op Hanover Square.
Prachtig verhaal. Hang naar het verleden met nostalgie. Wat een status had schaken! geen computers of studenten die kampioen worden in slecht betaalde povere schaakkampioenschappen. Dank aan de schrijver, hulde ! Hans JG de Lange
Inderdaad een zeer boeiend verslag. Hopelijk volgen er nog meer van dit soort bijdragen van Dirk Goes.