Eindspelfinesses 34: Toren Loper tegen Toren (1)
Krijgt u wel eens een eindspel op het bord in uw partijen? En was u tevreden over de afloop? Of knaagde er iets waarvan u later dacht: “Dat had ik anders kunnen spelen?”
Schaaksite biedt een eindspelrubriek aan waarin u uw kennis kunt opfrissen of eventueel uitbreiden. De internationale meesters Twan Burg en Herman Grooten zullen op frequente basis u proberen bij te praten over diverse eindspelfinesses.
Een van de meest fascinerende eindspelen vind ik het eindspel van toren loper tegen toren. Dit eindspel zet ik graag op wanneer ik samen met schaakvrienden ben. Om te kijken of ze het kunnen verdedigen met de toren en of ze winststellingen kunnen winnen met toren loper. Het eindspel is berucht, omdat het in de praktijk erg lastig is om het te verdedigen. Zelfs wanneer je de theoretische remise-stellingen kent moet je nog steeds erg handig zijn.
In het eerste deel van deze serie gaan we in op theoretische remise-stellingen en verschillende methodes om het eindspel te verdedigen. In het algemeen zijn er twee basistechnieken: de tweede-rij-verdediging en verdediging van achteren.
1.De tweede-rij-verdediging
Het plan van de aanvallende partij is om de koning op de zesde rij te krijgen en mat te geven over de achtste rij. Eigenlijk is het dus de zevende-rij-verdediging, maar vanwege het perspectief van de verdedigende partij zullen we de term tweede-rij-verdediging aanhouden. Het idee van de tweede-rij-verdediging is om de toren altijd op de tweede rij te houden, en een schaakje tegen zodra de koning van de tegenstander dichtbij komt om mat te dreigen. Hij kan dit niet voorkomen met zijn loper vanwege het patmotief! In 2009 paste Wouter Spoelman deze techniek zeer keurig toe in Deizisau tegen Naiditsch:
53…Rg7 Zwart maakt zich vast op voor de tweede-rij-verdediging. Dit kan zwart dan op twee manieren doen: door naar de h-lijn te lopen en door naar de achtste rij te lopen. 54.Ra5+ Kd6 55.Kd4 Rc7 56.Be4 Ke7
Zwart neemt overduidelijk de tweede-rij-verdediging in. Het is ook niet nodig om zo actief mogelijk te blijven. Het is beter om gewoon een bepaalde methode vast te houden. 57.Ke5 Kd8 58.Bf5 Ke7 59.Be6 Rb7 60.Bd5 Rc7 61.Ra8 Rd7 62.Rg8 Rc7 63.Rh8 Rd7 64.Rh7+ Kd8
Een van de mechanismes is ook dat wanneer de koning weg wordt gejaagd van de tweede rij, er meteen torenruil dreigt, waardoor de koning weer terug kan komen. 65.Rh6 Ke7 66.Be6 Rc7 67.Kd5 Kd8 68.Kd6 Rd7+!
Het sleutelmechanisme van de tweede-rij-verdediging. Doordat wit de toren niet wil pakken vanwege pat, wordt de koning weer teruggedrongen. 69.Ke5 Rb7 70.Rh8+ Kc7 71.Rc8+ Kb6 De tweede-rij-verdediging verplaatst zich nu naar de b-lijn. Zwart wordt het verder niet moeilijk gemaakt. 72.Kd6 Kb5 73.Bd5 Rb6+ 74.Ke5 Kb4 75.Kd4 Rb5 76.Rc6 Rb8 77.Ra6 Rb5 78.Bc4 Rb7 79.Ra1 Rb6 80.Ra2 Rd6+ 81.Bd5 Rb6 82.Rc2 Rb5 83.Bc6 Rb6 84.Rc4+ Kb3 85.Ba4+ Ka3 86.Kc5 Rb8 87.Rf4 Rc8+ 88.Bc6 Kb2 89.Rf3 ½–½
1b.Het bestrijden van de tweede-rij-verdediging
De tweede-rij-verdediging is een relatief overzichtelijke methode, maar het blijft een praktisch eindspel waarbij de tegenstander dingen kan blijven proberen. In Deizisau, drie jaar later, paste Arthur Pijpers ook de tweede-rij-verdediging toe tegen Robin Swinkels. Arthur was echter te gefixeerd op het zetten van de toren op g2. Toen Robin dit doorhad herhaalde hij eerst een paar keer de stelling, en zette toen een gemene val.
76…Rg2 Arthur neemt de 2de rij verdediging in. 77.Bf2 Kh3 78.Kf3 Rg3+
Het patmotief. 79.Kf4 Rg4+ 80.Ke3 Rg2
Deze zet geeft niks weg, maar het is raadzaam de koning weer naar de tweede rij te spelen zodra de koning van de tegenstander is weggejaagd. 81.Rh8+ Kg4 82.Rg8+ Kh3 83.Rf8 Kg4 84.Rf7 Kh3 85.Kf3 Rg3+ 86.Kf4 Rg4+ 87.Ke3 Rg2 88.Kf3 Rg3+ 89.Ke2 Rg2??
Nadat wit enkele keren de stelling heeft herhaald, zet hij dit keer zijn koning op e2. Waarom is het nu niet goed om de toren op g2 te zetten?
Zelf weet ik aanhangers van de tweede-rij-verdediging ook nog weleens te trucen. Als ik mensen uitdaag zet ik meestal deze stelling op het bord:
Ik begin dan met 1.Lb4 en dit is door een handvol slachtoffers al beantwoord met 1..Td7. Met veel plezier voer ik dan 2.Tf8 mat uit.
Een andere manier om zulke mensen in de war te brengen is om hun koning naar de hoek te lokken. Vaak rennen ze dan aan de zijkant weg, waardoor de toren niet meer op de tweede rij staat.
2.De verdediging van achteren
De andere hoofdmanier om dit eindspel te verdedigen is de verdediging van achteren. Als je alleen deze techniek wilt gebruiken is het belangrijk goed te weten waar je mee bezig bent. Te beginnen met de theoretische basisstellingen.
Oude leerboeken geven vaak deze stelling, met de boodschap dat na 1.Kd5 1..Kf8 gespeeld moet worden en na 1.Kf5 1..Kd8. Dit is misschien wel het handigste, maar niet noodzakelijk. Na 1.Kf5 is er niks mis met een wachtzet als 1..Te2. 1..Kf8 zou echter wel verliezen op 2.Kf6! Nu kan de loper niet geslagen worden vanwege mat, en na 2..Kg8 3.Th4! kan mat op den duur niet voorkomen worden.
Szen stelling
Omdat de Cochrane stelling slechts een advies geeft hoe je moet spelen, en niet duidelijk maakt wanneer een stelling wel of niet verloren is, is het belangrijker de meest essentiële remisestelling te kennen.
Deze stelling is zo belangrijk om te kennen omdat zelfs als je onnauwkeurig hebt gespeeld je vaak nog in deze stelling terecht kunt komen. Zoals later ook uit de winststellingen zal blijken, is het essentieel het veld onder controle te hebben dat het snijpunt is van de toren en de loper. In deze stelling bedoel ik hiermee het veld f7. Eigenlijk gaat het vooral om de f-lijn. Als wit een schaakje geeft op g8 kan de toren er op f8 tussen, en als wit met de toren naar de andere kant gaat, kan de koning naar f8 om over te steken.
Op een internettoernooi van de KNSB mocht ik deze techniek toepassen tegen Robin Swinkels. Hij probeerde uiteindelijk niet veel, dus had ik aan deze techniek genoeg. Zie pgn-viewer.
2b.Bestrijden van het verdedigen van achteren
Dus hoe kun je op winst spelen als de tegenstander van achteren verdedigt? Laten we de Cochrane stelling er nog eens bijnemen.
Wit wil uit de penning en met zijn koning de zesde rij bereiken, beschermd door zijn loper. Na 1.Kd5 doet zwart waarschijnlijk 1..Kf8. Dan is 2.Lf5 een logisch vervolg, met het idee Le6, Kd6 en Tf7+. Dan moet zwart kiezen tussen de tweede-rij-verdediging door 2..Te7! of het aansturen op de stelling van Szen door 2..Ke8 3.Kd6 Te2 4.Le6 Tf2. In deze fase worden veel fouten gemaakt, doordat de loperpartij op subtiele wijze de loper gebruikt om zijn koning af te schermen en tegelijkertijd een matnet ontwikkelt.
Conclusie
In dit artikel hebben we naar twee belangrijke verdegingstechnieken gekeken in het eindspel van toren loper tegen toren. Met de tweede-rij-verdediging is het uiteindelijk waarschijnlijk toch het makkelijkst. In deze verdediging probeer je met je toren en koning op de tweede rij te te blijven, wat net voldoende bewegingsvrijheid geeft.
In het volgende artikel gaan we kijken naar winststellingen en winsttechnieken. Ook komen in latere artikelen tragikomedies en opgaves aan bod.
Bekijk het eindspel via de viewer: