Eindspelfinesses 37: Afwikkelen

Krijgt u wel eens een eindspel op het bord in uw partijen? En was u tevreden over de afloop? Of knaagde er iets waarvan u later dacht: “Dat had ik anders kunnen spelen?”

Schaaksite biedt een eindspelrubriek aan waarin u uw kennis kunt opfrissen of eventueel uitbreiden. De internationale meesters Twan Burg en Herman Grooten zullen op frequente basis u proberen bij te praten over diverse eindspelfinesses.

We hebben de serie met theoretische eindspelen al een beetje verlaten met de vorige twee afleveringen van mijn hand. Het is van belang om met de verworven kennis in het achterhoofd te zien of we die ook in een praktisch eindspel in de praktijk kunnen brengen.

“Niets is zo moeilijk als het winnen van een gewonnen stelling”, verzucht menig schaker wel eens. En die uitspraak doet vooral opgeld in het eindspel. Daar gelden hele andere wetten dan in het middenspel. Waar je bijvoorbeeld bij een ruil geneigd bent om naar het centrum te slaan, moet je in sommige eindspelen juist van het centrum afslaan om een verre vrijpion te creëren.

Een andere vraag komt in dit verband ook naar boven. Wie bestudeert er tegenwoordig nog eindspelen? Partijen worden niet meer afgebroken maar in de uitvluggerfase veelal beslist. Goed beschouwd zou een speler juist beter op de hoogte moeten zijn van de diverse eindspelen omdat hij gebaat is bij parate kennis. Het tegendeel blijkt vaak waar, men weet niet waar men moet beginnen en als een partij beëindigd is, wordt het slotspel niet meer kritisch geanalyseerd. Met een afgebroken partij was die noodzaak juist veel meer voelbaar: men wilde de partij winnen of remise houden en voelde zich wat meer verplicht om zo diep mogelijk te analyseren, vaak ook met eindspelboeken in de hand. Timman maakte in zijn weg naar de top vaak gebruik van secondanten die zeer gespecialiseerd waren in het eindspel.

(Foto Harry Gielen)

Een van hen, de Zweed Ulf Andersson, bleek zo’n kenner met het nodige geduld om een eindspel helemaal uit te pluizen. Over deze bijzondere speler heb ik al de nodige artikelen geschreven. Het laatste staat hier. Het gaat over een partij die Andersson wint van Leko, die daar ooit over geschreven heeft dat hij niet weet wat hij fout gedaan heeft, maar hij heeft de partij wel verloren! Toevallig heb ik deze partij van nabij meegemaakt omdat ik meehielp bij het perscentrum in Ter Apel. Ik was zeer onder de indruk van deze eindspelprestatie, zeker ook omdat niemand kon ontdekken wat hij nog in die stelling zag. De partij werd meerdere malen afgebroken en in een dubbeltoreneindspel met ieder een gelijk aantal pionnen, bleef Andersson eindeloos naar kansen zoeken, totdat de tegenstander helemaal murw gespeeld was en verloor. Ik ben eens op zoek gegaan naar partijen waarin een speler voor de taak gesteld wordt om op de juiste manier af te wikkelen naar een gewonnen stelling. Hij dient dus het ene voordeel voor het andere in te wisselen, dat uiteindelijk moet leiden naar een evident gewonnen stelling.

Uit mijn vele analyses voor Schaaksite ben ik bezig om diverse partijen in een ander kader te plaatsen. Mensen met een uitstekend geheugen zullen sommige stellingen herkennen die ik hieronder presenteer. Ze zijn al eerder door mij van commentaar voorzien, maar inmiddels heb ik dat drastisch uitgebreid en er nog meer een instructief tintje aangegeven.

Greenfeld, Alon – Riemersma, Li

Wit heeft met hard werken een pluspion veroverd en die wil hij nu graag omzetten in winst. En hoe kan een pluspion beter worden verzilverd dan in een pionneneindspel? Daartoe begint wit met

46. Tf7+ Kg6

46… Kh8 komt niet in aanmerking vanwege 47. Kxd2 Txe6 48. Txa7 en hier valt voor zwart geen eer meer te behalen.

47. Kxd2 Txe6

48. Tf6+!

De planning. Wit wikkelt af naar een pionneneindspel met een verst verwijderde vrijpion. Hij is dus zelfs bereid om zijn pluspion terug te geven.

48… Txf6 49. gxf6 Kxf6 50. Kd3

Opgegeven. Zwart moet met de koning eerst pion h3 ophalen en in de tussentijd is de witte koning de damevleugel binnengedrongen.

Een mogelijk vervolg zou 50. Kd3 Kg5 51. Kc4 a6 52. Kd5 [52. a5 kan ook 52… bxa5 53. Kxc5 Kh4 54. Kd4 Kxh3 55. c4.] 52… Kh4 53. Kc6 zijn. Het vervolg is niet moeilijk meer.

1-0

Dat was waarschijnlijk voor velen een niet al te moeilijk begin. Kijken we naar een tweede geval, dit keer van onze landgenoot Jan Smeets, die erom bekend staat een uitstekende eindspeltechniek te hebben. Bij het volgende voorbeeld laat hij ook zien dat tactiek soms de helpende hand uitsteekt!

(Foto Harry Gielen)
Smeets, Jan – Turov, Maxim

Als we deze stelling bekijken, zien we dat wit veel beter staat. Zwart heeft een zeer verzwakte pionnenstructuur en zijn stukken staan nogal krampachtig opgesteld. Toch lijkt het dat het voor wit niet zal meevallen om vorderingen te boeken. Dat blijkt bij diepere bestudering van de stelling mee te vallen.

38… Td6+

Zwart wil de witte koning uit zijn dominante positie verdringen, maar dat komt hem op een onaangename verrassing te staan. Op dit onschuldig ogende schaakje heeft Smeets iets prachtigs klaarliggen!

Na een wachtzet als 38… a6 komt wit ook snel verder, bijvoorbeeld met 39. a4 Kb7 (zie analysediagram)

en nu de goed getimede doorbraak 40. g5! fxg5 Gedwongen. [Ernstiger is 40… hxg5 41. h6 Te1 42. Txf6 Th1 43. Txf7+ Kc8 44. h7 en met een koning op de onderste rij afgesneden moet zwart een toren inleveren (vanwege de dreiging Tf7-g8 en h7=h8D). ] 41. Txf7+ Kc8 (zie analysediagram)

42. Tg7! en tegen de dreiging Tg6 met afwikkeling naar een gewonnen pionneneindspel valt niet veel te ondernemen. 42… Kd8 43. Tg6 Kd7 [43… Txg6 44. hxg6 Ke7 45. b5 ]44. a5 Ke7 45. b5 cxb5 46. cxb5 axb5 47. Txe6+ Kxe6 48. a6 en ook loopt er bij wit een pion door.

39. Td5!!

Een formidabele zet die de tegenstander ongetwijfeld niet heeft zien aankomen.

39… Te6

Trieste noodzaak. Na 39… cxd5 40. c5+ Kc7 41. cxd6+ Kxd6 42. b5 heeft wit een pionneneindspel met de verst verwijderde vrijpion. Een voorbeeld van hoe een dergelijk eindspel in winst wordt omgezet: 42… Kc7 (zie analysediagram)

43. Kc5! d4 44. Kxd4 Kb6 45. Ke4 Kxb5 46. Kf5 Ka4 47. Kxf6 Kxa3 48. g5 hxg5 49. h6 g4 50. h7 g3 51. h8=D

40. Td7

Maar nu dringt de witte toren de stelling binnen.

40… Te5 41. Txf7 Tg5 42. Txf6 Txg4+ 43. Kc3 Tg3+ 44. Kb2 Kb7

Om b4-b5 te voorkomen.

45. Txh6 Th3 46. Th8

Met twee pionnen meer is het afgelopen. Voor wie het winnen van een dergelijke stelling ook nog niet helemaal triviaal is, geef ik een thematisch voorbeeld. 46. Th8 a6 47. h6 Ka7 48. h7 Wit brengt de pion bewust naar h7 om de zwarte toren te binden aan de h-lijn en de zwarte koning aan de velden a7 en b7. Vervolgens zorgt hij ervoor dat hij een vrije c-pion creëert die de beslissing brengt vanwege een röntgenschaak aan het eind. Ziehier hoe dit proces ongeveer kan verlopen: 48… Kb7 49. a4 Ka7 50. c5 Kb7 51. b5 axb5 52. axb5 cxb5 (zie analysediagram)

53. c6+! Kc7 54. Ta8 Txh7 55. Ta7+ Kxc6 56. Txh7

1-0

Diezelfde Jan Smeets laat ons ook in het volgende voorbeeld zien wat eindspeltechniek behelst. Het gaat er vooral om doelen te stellen en die zo goed mogelijk na te streven. Daarbij is het nodig om de nodige flexibiliteit in het denken aan te brengen. Als de situatie verandert dient daar adequaat op gereageerd te worden. Hoe wint zwart een gewonnen stelling? Een vraag die menig clubschaker zich vaker gesteld zal hebben. Smeets geeft ons een overtuigend antwoord op die vraag in het volgende voorbeeld.

Rapport, Richard – Smeets, Jan

44… Tc4!

In deze stelling heeft zwart een pion meer, maar hij is wel in het bezit van een dubbelpion. Daar staan een paar andere voordelen tegenover. Ik som er een paar op:

  • Hij heeft een verre b-pion;
  • Wits vrijpion op c5 is kwetsbaar en in elk geval onder controle te houden door zwart;
  • De zwarte koning staat heel centraal, de witte koning staat slecht;
  • Wit is niet of nauwelijks in staat een tweede vrijpion te creëren.

Met zijn laatste zet doet zwart wat in dit soort gevallen gedaan moet worden. Hij speelt zijn toren achter de vijandelijke vrijpion (waardoor de speelruimte van de witte toren wordt beperkt en tevens maakt hij de weg vrij voor zijn eigen vrijpion.

45. Tc7

45… Kd4!

Dat is essentieel. Zwart mag niet zelf met zijn pion gaan lopen als die niet ondersteund wordt door de eigen koning.

46. Txg7 b4 47. Kg4 b3 48. Tb7

48… Kc3+!

Met een aftrekschaak van de toren dekt hij de pion met tempowinst en hij maakt meteen een ‘brug’ op b4 mogelijk.

49. Kf5 b2

Nu dreigt … Tb4 zodat wit nu al zijn toren moet geven.

50. Txb2 Kxb2 51. Kxf6 Txc5

Dit eindspel van toren tegen pion(nen) is simpel gewonnen voor zwart. Wit is niet in staat in korte tijd een eigen vrijpion tot stand te krijgen.

52. h3 Kc3 53. g3 Kd4 54. Kg6 Ke4 55. h4 g4

Absoluut de handigste waarna wit zich gewonnen gaf.

0-1

Alle fragmenten via de viewer:

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.