Leren combineren 1
Deze nieuwe rubriek is primair geschreven voor minder geoefende clubschakers, waarin de beginselen van het combinatiespel centraal worden gezet. Aan de hand van enkele instructieve voorbeelden wordt benoemd waar men op kan letten tijdens een partij. Dit alles met een knipoog naar de Stappenmethode, waar grotendeels de terminologie en andere aspecten aan ontleend zijn. En uiteraard kan men meteen wat gaan oefenen. Veel plezier!
Inleiding
Het schaakspel wordt in veel leerboeken ruwweg onderverdeeld in strategie en tactiek. Bij strategie draait het om het ontdekken van plannen, het denken op lange termijn. Bij tactiek gaat het om het vinden van een min of meer geforceerde zettenreeks die leidt tot mat of (groot) materieel voordeel. Zo’n geforceerde zettenreeks wordt een combinatie genoemd. Omdat bijna tachtig procent (misschien zelfs wel meer!) van alle partijen tactisch beslist wordt, is het van belang om ons op dit gebied te bekwamen.
Het is bij elke combinatie van belang om op zoek te gaan naar de verschillende aanvalsdoelen in de stelling. We onderscheiden drie soorten aanvalsdoelen:
- De vijandelijke koning (schaak!)
- Een ongedekt of onvoldoende gedekt stuk
- Een (mat)veld
In het volgende diagram kunnen deze drie doelen worden teruggevonden.
Het is duidelijk dat de onveilige zwarte koning een doelwit vormt. Ook kunnen we twee ongedekte stukken ontdekken bij zwart. Waar kan wit het best op af gaan?
1. Dc4!
Inderdaad: de toren is niet alleen meer waard dan het paard (op d1) maar met de dame wordt behalve de toren ook het ‘matveld’ op c8 aangevallen. Dat is wat abstract want met Dc8+ is het nog niet meteen mat, maar wel een zet erna.
1. Dg4+ is niet fout, maar de winst duurt een zet langer als wit alsnog het goede idee vindt. 1…Kh8 2. Dxd1? Fout! [Nu zou wit alsnog de buit binnenhalen met 2. Dc4!] 2…Ta1! En zwart wint de dame terug, waarna remise de meest waarschijnlijke uitslag is.
1…Ta1
Het mat valt niet te voorkomen. Merk op hoe sterk Lh6 in zwarts koningsstelling ‘naar binnen schijnt’.
2. Dc8+ Pf8 3. Dxf8# 1-0
We maken nog even een verbale analyse van dit eerste voorbeeld. Het eerste aanvalsdoel, de zwarte koning, was gemakkelijk te zien aangezien die zeer onveilig staat omdat hij schaakjes op de g-lijn te duchten heeft. Het tweede aanvalsdoel ligt minder voor de hand. In een partij moeten we dus op zoek naar ongedekte vijandelijke stukken. In dit geval zien we het paard op d1 en de toren op a2. Het derde aanvalsdoel is de kwetsbare onderste rij waarop de zwarte koning bedreigd kan worden. Een schaakje door de witte dame op de achtste rij betekent dat het bijna mat is.
Als we in het diagram proberen gebruik te maken van de kenmerken komen we al snel een combinatiemotief op het spoor: een dubbele aanval met de dame. Daarom is uiteindelijk 1. Dc4! de juiste zet, niet alleen omdat hiermee twee doelen worden aangevallen, maar vooral om zwart het mat niet meer kan voorkomen. Veel partijen worden beslist door dit combinatiemotief.
Er bestaat nog een ander combinatiemotief waarin het erom gaat om twee aanvalsdoelen te bedreigen: het aftrekschaak of de aftrekaanval. In de volgende (schematische) diagramstelling wordt dat duidelijk gemaakt.
In deze stelling vormen Td1/Ld2 een zogenaamde batterij. De toren valt indirect Dd3 aan, de loper op d2 gaat op zoek naar een aanvalsdoel. Dat moet de zwarte koning zijn. Er is maar één antwoord dat tot het gewenste resultaat leidt.
1. Lh6+!
Inderdaad ‘vuurt’ wit het kopstuk op het tweede aanvalsdoel, de zwarte koning, af.
Dat kon ook met 1. Lb4+? maar dan komt wit bedrogen uit: 1…Pxb4! 2. Txd3 Pxd3 en zwart staat beter.
Een slimmigheidje om veld d8 nogmaals te gaan dekken 1. La5?! maar het leidt niet tot winst. Sterker nog: na 1…Db5 2. Td8+ pareert zwart de dreiging eenvoudig met 2…Le8 en hij neemt dan het heft in handen.
1…Ke8 2. Txd3
Wit staat nu zoveel materiaal voor dat zwart mag opgeven.
1-0
We vatten nog even samen wat we hierboven gezien hebben. Bij het zoeken naar aanvalswendingen is het van belang om de (tactische) kenmerken goed waar te nemen. In de diagramstelling beschikt wit over één van de gevaarlijkste aanvalswapens die het schaakspel rijk is: de batterij. Een batterij wordt gevormd door twee eigen stukken die op dezelfde lijn, rij of diagonaal staan als een vijandelijk stuk. In dit geval bestaat de batterij uit Td1 en Ld2. De loper wordt het kopstuk genoemd, de toren het staartstuk. Omdat het gaat om een dubbele aanval moeten we op zoek naar twee aanvalsdoelen. De zwarte dame op d3 is het ene aanvalsdoel (zij wordt indirect bedreigd door de toren op d1). We moeten nu kijken op welk ander doel we het kopstuk kunnen afvuren. Meestal is dat de vijandelijke koning en al gauw komen we de zetten 1. Lb4+ en 1. Lh6+ op het spoor. De eerste zet levert niet genoeg op. We wegen ze daarna tegen elkaar af en dan vinden we dat wit met het tweede alternatief de partij kan winnen.
Veranderen we in de diagramstelling een paar dingen, dan wint wit ook met 1. Lh6!
In dit geval zien we dat de aftrekaanval niet gepaard gaat met een schaakje, maar met een aanval op een (mat)veld. Hierbij zien we opnieuw dat het opsporen van de aanvalsdoelen het geheim van is van het goed leren combineren.
Oefeningen
Speel de volgende zetten in de partij na en geef na zwarts ‘vraagtekenzet’ aan hoe wit het best voortzet.
1. e4 c5 2. Pf3 d6 3. c3 Pf6 4. Le2 Pc6 5. d4 cxd4 6. cxd4 Pxe4 7. d5 Pe5?
Waarom is zwarts laatste zet fout?
1. d4 d5 2. c4 e6 3. Pc3 Pf6 4. Lg5 Lb4 5. e3 Pbd7 6. Pf3 c6 7. Dc2 Da5 8. Pd2 O-O 9. Ld3?
Waarom is deze zet fout?
Hoe wint wit?
Hoe wint zwart?
Hoe wint wit?
Hoe wint wit materiaal?
Hoe dwingt wit de winst af?
Hoe kan zwart (in de partij Kohout-Goeth) de winst afdwingen?
Alle partijen of fragmenten via de viewer:
(wordt vervolgd)