Rotterdam lijdt een ongelukkige nederlaag
Tartakower zei eens dat de speler die de voorlaatste fout maakte de partij won. Of je speelt een voetbalwedstrijd, staat met nog een kwartier te spelen met 2-4 voor, maar weet toch nog te verliezen. Dit gebeurde bij de wedstrijd BSG – Rotterdam van het afgelopen weekend.
BSG is dit seizoen sterker geworden, dit was overigens hard nodig na tweemaal op Houndini-achtige wijze te zijn ontsnapt, en aan de kant had Rotterdam wat moeten inleveren. Dit beloofde vooraf dus een spannende wedstrijd en dat werd het!
De wedstrijd begon met een verspreking van de arbiter. Hij wilde vertellen dat met het toevoegen van 30 seconden per gespeelde zet, de spelers verplicht zijn te blijven noteren. In plaats daarvan zei hij dat de spelers verplicht waren te blijven zetten.
Na twee uur spelen was de tussenstand 1½ – 1½. Dit werd als volgt bereikt; Een remise tussen Rini Kuijf en Henk van der Poel: Rini was niet geheel op de hoogte van Dg4 en kwam minder te staan, maar omdat wit niet al te doortastend verder speelde, behaalde hij toch een remise. Jan Willem v.d Griendt gebruikte teveel van zijn bedenktijd. Kwam in ernstige tijdnood, Robert Ris liet zich meevoeren, deed twee slechte zetten en kwam minder te staan, maar de tijdnood was toch te groot voor de witspeler. Bruno Carlier won van Ton van der Heijden, maar deed dat op een nogal chaotische wijze, ingeleid door Pb5. Ik kreeg niet de indruk dat het allemaal correct was, maar het werkte wel effectief.
Er waren een aantal borden waar de Rotterdammers flink onder druk werden gezet. Martin Martens, Karel v.d. Weide, Frans Cuijpers en Michiel Besseling hadden het moeilijk. Maar juist tegen de eerste tijdcontrole vond er een omslag plaats in het wedstrijdbeeld. De Rotterdammers hadden zichzelf weer terug geknokt in de wedstrijd.
Bart Michiels won op soepele wijze van Li Riemersma. De laatstgenoemde speelde de opening onnauwkeurig met als consequentie dat hij er geruisloos afgeschoven werd. Wit domineerde het centrum en bovenal de koningsvleugel. Bij de partij Karel van der Weide tegen Thomas Willemze leek het in eerste instantie dat zwart de beste papieren had. Na een Scandinavische opening offerde wit een pion, kreeg als compensatie de open d-lijn en actief stukkenspel. Maar zwart kwam met zijn damevleugel pionnen gevaarlijk opzetten. Tussen de 30ste en 40ste zet ging het helemaal mis met zwart, de witte toren kwam binnen en peuzelde de ene pion na de andere op. Met als resultaat dat wit twee pionnen voor kwam en zwart opgaf.
Als laatste kwam de partij tussen de twee jeugdspelers ten einde, namelijk Frank Erwich en Robby. Zwart stond de hele partij prettig zonder overigens iets concreets te hebben. De witspeler kwam in tijdnood en verloor een pion, waardoor Robby een vrije c-pion kreeg. Zwart had niet zijn laatste stuk moeten ruilen (loper tegen paard), want met zijn toren en loper zou hij serieuze winstkansen hebben gehad. Nu won hij zelfs nog een tweede pion, maar was inmiddels in een theoretisch remise eindspel beland.
Met een 2-4 achterstand en de situatie op de resterende vier borden zag het er slecht uit voor BSG. Er zijn allerlei factoren die de uitslag van een schaakpartij kunnen beïnvloeden. Maar een collectieve verandering is toch wel een uitzondering, maar het gebeurde helaas voor Rotterdam. Er werd op een resultaat gerekend van zeker 1 tot 1½ punt, het werd uiteindelijk slechts een ½ punt.
Mijn inziens de beste partij van de middag werd gespeeld tussen Alexander Berelowitsch en Frans Cuijpers. Berelowitsch wint met wit bijna iedere partij en kwam ook nu goed uit de startblokken. Zwart werd gelijk onder druk gezet, maar weerde zich bekwaam. Hij offerde een pion op e3, maar won deze later weer terug op c3. Er ontstond een eindspel met toren en loper tegen toren en paard, waarbij wit net na de tijdcontrole nog een pion won. Ook nu leek de stelling nog houdbaar, maar wit speelde het vervolg zeer subtiel, ruilde de twee resterende stukken af en won het pionnen eindspel. De partij tussen Lars Ootes en Martin Martens volgde de bekende patronen welke voortvloeien uit de Siciliaanse Scheveninger. Wit speelde op de koningsaanval (pionnen op g5 en h5, ondersteund door het loperpaar en toren) en zwart als compensatie op de damevleugel waar wit had gerocheerd (opmars zwarte a en b-pion en open c-lijn). Het zag er allemaal dreigend uit voor zwart, totdat wit een vergissing maakte door het overzien van Pf3. Bijna ging het nog mis met hem, maar hij bereikte een eindspel met loper en twee pionnen tegen een toren, met sterke remise tendensen. Wellicht had de zwarte koning wat meer bij het centrum moeten blijven, want nu wist wit zijn e-pion naar voren te brengen en zijn punt te scoren. Deze uitslag was dus een teleurstelling voor de bezoekers.
Aan bord 9 werd het tenslotte remise maar ook daar gebeurde vreemde zaken. Mohammed Yasen en Ewoud de Groote bezorgde beide teamlei(ij)ders een paar extra grijze haren. Ach ja, er werd een kwal heen en weer geofferd en de zwarte stukken werkten wat beter samen, hetgeen uiteindelijk een pion opleverde (d4). De ontstane stelling leek potremise, want wit had alles keurig afgedekt. Maar zwart speelde listig met zijn loper rond en wit lette even niet goed op. In plaats van Lg5 speelde hij Kg5 en werd verrast door h6+. Deze zet kostte hem bijna alle bedenktijd en het leek erop zwart alsof zwart nog zou gaan winnen, maar het werd toch nog remise omdat het verkeerde hoekveld zwart niet verder kon brengen. Het laatste drama speelde zich af aan het laatste bord. Een bekende hoofdvariant van de Caro-Kann werd gevolgd, welke wit prettig spel geeft, maar niet meer dan dat. De strijd ging verder, waarbij Jesper de Groote de druk probeerde op te voeren tegen Michiel Besseling, de zwarte stukken stonden een beetje gekunsteld en wit had de d-lijn. Juist na de tijdcontrole, gezien de tussenstand, ging wit actiever worden om de zaak te forceren. Dreigend was het wel, maar niet nauwkeurig, waardoor zwart los kwam. Inmiddels in tijdnood gekomen maakte zwart echter een grote blunder en het was per direct beslist. Sorry zei de altijd vriendelijke teamleider van BSG.
Gedetailleerde uitslag:
Hoe lang blijf je jeugdspeler? Frank Erwich is 29.
Hoogst vermakelijk, Frank is van de generatie van mijn twee oudste zoons (30 en 28).