Belevenissen van een arbiter: Arbiters en de ‘state of mind’ van schakers
De Engelse GM Nigel Short en Dirk Jan ten Geuzendam, hoofdredacteur van het schaakmagazine New In Chess, verzorgden het commentaar op internet bij de liveborden van de tweede helft van de FIDE World Cup, eind augustus in Tromsø, Noorwegen. Het koppel vulde elkaar goed aan: Short voor de schaakkennis en Ten Geuzendam voor de wetenswaardigheden. Het was knap hoe ze de aandacht van de kijkers wisten vast te houden tijdens de vier finalepartijen – maar één partij per keer om te becommentariëren dus – tussen Vladimir Kramnik en Dmitry Andreikin. Kijkers konden via Twitter vragen stellen die direct beantwoord werden.
Opeens werd er een vraag gesteld die mijn aandacht extra trok. Er werd aan Short gevraagd of hij ooit een ernstige aanvaring had gehad met een arbiter. Er volgde een kleine overpeinzing voordat hij een eerste ontluisterende reactie gaf: “I have a very low opinion of the standard of the average job of an arbiter.” Zo, dat weten we dan ook weer. Volgens hem is niet meer dan 25 procent van de arbiters ‘up to the job’ en dan is dit percentage nog hoog ingeschat. Slechts enkele zijn echt wel goed. Hij maakte nog een vergelijking met voetbalscheidsrechters. Die moeten de hele wedstrijd meelopen en scherp zijn, terwijl de schaakarbiters tijdens de wedstrijden tijd zat hebben en nemen om te ‘dutten’. Hij wilde er nog verder op ingaan, maar een ophanden zijnde slagenwisseling in de derde finalepartij noopte hem om dit onderwerp op dat moment te beëindigen. Hij deed dit niet voordat hij zich haastte om te zeggen dat de arbiters daar in Tromso natuurlijk wel allemaal goed zijn! Logisch natuurlijk, hij wilde niet de kans lopen om zonder gage Tromsø uitgestuurd te worden. Nog afgezien van het feit of ik het eens kan zijn met die ‘duttende’ arbiters: zijn voetbalscheidsrechters zoveel beter in hun taak uitvoeren? Onze vaderlandse voetbalfluiters krijgen vaak ladingen kritiek over zich heen. Terecht? Eén ding is zeker: je kunt het nooit iedereen naar de zin maken. Dit geldt niet alleen voor scheidsrechters bij voetbal en schaken, maar voor alle sporten. De schaakarbitrage in Nederland staat internationaal goed aangeschreven. Dit dankzij een gedegen opleiding verzorgd door de KNSB en met de hulp van GM’s, die tijdens wedstrijden nuttige tips verschaffen aan arbiters. Hoe ik daar nu bij kom? Zelf ondervonden!
Het zal een jaar of tien geleden geweest zijn dat ik een hotel-café-restaurant in Oegstgeest binnenstapte, waar de schaakclub Oegstgeest ’80 toen nog haar thuiswedstrijden in de KNSB-competitie speelde. In de opstelling van toen tweedeklasser Oegstgeest stond de naam Genna Sosonko vermeld, een in 1972 via Israël naar ons land gekomen Rus (in 2007 ontving hij de Max Euwe Ring, een onderscheiding die eens in de vijf jaar wordt uitgereikt aan een Nederlander met grote verdiensten voor de schaaksport). Dat ik dit mij nog herinner heeft een duidelijke oorzaak: GM Genna Sosonko (foto: Dimitri) was de eerste grootmeester die in een wedstrijd meespeelde waar ik als wedstrijdleider aanwezig was. Hij speelde tegen een vrij lange jongeman die een paar honderd ratingpunten minder had.
Halverwege de wedstrijd stapte hij op mij af en deed zijn beklag: zijn tegenstander hing zo ver over het bord dat hij niet meer volledig overzicht had over het spel en bovendien zat zijn tegenstander te eten aan het bord terwijl hij aan zet was. Op een strenge toon liet hij mij weten dat ik daar toch op hoorde te letten! Bedeesd antwoordde ik dat ik mijn uiterste best zou doen om zijn klachten te verhelpen. Even later sprak ik de jongeman aan en vroeg hem of hij niet meer wilde eten aan het bord als zijn tegenstander aan zet was en deelde hem mee dat zijn tegenstander ook geklaagd had over zijn houding achter het bord. Ik had het even aangekeken maar kon daar zelf nou niet zoveel verkeerds in zien. Een lang bovenlijf kun je nu eenmaal niet dubbelvouwen. Het feit dat aan de stelling niet te zien was dat er een groot ratingverschil was tussen beide spelers leek mij een belangrijke oorzaak van de klacht. Wat dat eten betreft had hij gelijk: je kunt niet alles zien maar ik had er ook totaal niet op gelet of iets dergelijks gebeurde. Een wijze les!
Een poosje later zat ik beduusd in een stil en verstopt hoekje wat uit te blazen van de spanning van deze onverwachte confrontatie. En ineens stond hij weer voor me. Hij had mij weten te vinden en keek streng op mij neer. Volgens hem was de houding van zijn tegenstander nog niet veel verbeterd en kon ik dat vanuit deze positie niet waarnemen en dat strookte niet met de taak die ik deze middag hier had! Daar zat wat in. Maar ik meende ook zijn werkelijke gedachten te lezen: ‘Speel ik hier als grootmeester in de tweede klasse tegen een onbekende zwakke tegenstander waar ik niet zo gauw van weet te winnen met een onbekende, niet oplettende arbiter! Wat doe ik hier eigenlijk nog?’
De partij eindigde uiteindelijk in remise en Genna Sosonko verliet na afloop onmiddellijk het etablissement. De jongeman kwam na het einde van de wedstrijd mij nog bedanken voor de goede leiding. Logisch, die jongen had remise gespeeld tegen een grootmeester; zijn week kon niet meer stuk!
Het jaar daarop kwam ik Genna Sosonko weer tegen in Oegstgeest: zelfde plaats, zelfde omstandigheden. Niets wees erop dat hij nog enige wrevel koesterde vanwege het jaar daarvoor. Hij was het misschien ook al lang vergeten. Geen wanklank kwam er dit keer over zijn lippen. Hij won ook gewoon zijn partij. Ja, de geest van de mens is wat flexibeler als alles op rolletjes loopt. En niet alleen bij Sosonko en die jongeman!
Een paar jaar geleden schreef Ligterink in de Volkskrant ongeveer het volgende:
"Ik ben altijd jaloers geweest op de arbiter. Terwijl ik werd matgezet, las hij rustig zijn krantje". Zit iets in…
Er zijn in Nederland inderdaad veel goede arbiters. En Sosonko is niet iemand die plezier beleeft aan wedstrijden op laag niveau, zo is ook bij En Passant gebleken. Als hij die dan ook maar niet speelt, is er niets aan de hand.