De grootste WK-zeges
Magnus Carlsen won met 6,5-3,5 van Viswanathan Anand en in de Volkskrant schreef Gert Ligterink: “Het is de grootste nederlaag van een regerend wereldkampioen sinds Fischer Spassky (12,5-8,5) in 1972.”
Hé, dacht ik, is 12,5-8,5 meer dan 6,5-3,5? Ligterink mag dat schrijven, want het zijn meer punten en (vooral) het is een groter verschil in punten. Maar als de match ruim twee keer zo lang duurt, en je wint met vier punten verschil in plaats van drie punten, dan noem ik dat geen grotere overwinning. Logischer lijkt mij om naar de percentages te kijken. En wat blijkt? Nooit in de geschiedenis won een uitdager met een groter procentueel verschil een WK-match dan Carlsen.
Hieronder zet ik de overwinningen van uitdagers op een rijtje, gerangschikt naar percentages, met respectievelijk de matchuitslag, de uitslag zonder remises en het percentage. Onttroonde wereldkampioenen die een revanchematch mochten spelen noem ik in dit geval ook uitdagers.
2013 Anand-Carlsen 3,5- 6,5 0- 3 65,0%
1921 Lasker-Capablanca 5 - 9 0- 4 64,3%
1894 Steinitz-Lasker 7 -12 5-10 63,2%
1937 Euwe-Aljechin 9,5-15,5 4-10 62,0%
1961 Tal-Botwinnik 8 -13 5-10 61,9%
1960 Botwinnik-Tal 8,5-12,5 2- 6 59,5%
1972 Spassky-Fischer 8,5-12,5 3- 7 59,5%
Dan hieronder hetzelfde, maar met titelverdedigers en uitdagers door elkaar. Hier zet ik niet de naam van de verdediger voorop, maar die van de winnaar.
1910 Lasker-Janovsky 9,5-1,5 8-0 86,4%
1907 Lasker-Marshall 11,5-3,5 8-0 76,7%
1897 Lasker-Steinitz 12,5-4,5 10-2 73,5%
1908 Lasker-Tarrasch 10,5-5,5 8-3 65,6%
2013 Carlsen-Anand 6,5-3,5 3-0 65,0%
1921 Capablanca-Lasker 9 -5 4-0 64,3%
Emanuel Lasker was wereldkampioen van 1894 tot 1921, dus maar liefst 27 jaar. Uit deze cijfers blijkt dat hij ook met harde hand regeerde. Alleen Carl Schlechter hield de match in 1910 op 5-5, maar destijds volgden daarop nog geen vluggertjes. De uitdager moest winnen om kampioen te worden. Opmerkelijk dat ook Laskers onttroning hoog op de lijst staat, al heeft dat natuurlijk ook met leeftijd te maken.
Een stokpaardje van mij is, dat je bij de vraag naar grootste schakers aller tijden niet moet kijken naar (met terugwerkende kracht berekende) Elo-ratings. Want die worden steeds hoger en ja, inderdaad, we gaan ook steeds sterker schaken. Ik kijk liever naar hoe schakers stonden ten opzichte van hun generatiegenoten. En dan komt Carlsen leuk binnen in deze statistieken.
Ik vind het interessant dat je Capablanca als titelverdediger beschouwt in die match. Formeel heb je gelijk, maar ik denk dat veel mensen, incl. Capablanca zelf, dat toch anders zien of zagen.
Ik snapte niet direct wat je bedoelde, maar je probeert enigszins cryptisch te zeggen dat die match ook in het bovenste staatje thuishoort. Bedankt, ik heb het aangevuld. Gelukkig blijft hij net iets achter bij Carlsen, anders moest ik mijn verhaal ook aanpassen
Ah ik ging er vanuit dat je dat bewust had gedaan. Lasker had het jaar ervoor de titel aan Capablanca overgedragen, omdat hij hem de betere speler vond. Uiteindelijk speelde ze in 1921 toch een match om de wereldtitel waarin Lasker dus ‘formeel’ de uitdager was.
Is dit een juiste vergelijking? bij Carlsen tegen Anand ging de match over Max 12 partijen. Bij die anderen over (veel) meer partijen.
Ik denk ook dat de lengte van een WK-match invloed op dat percentage heeft.
Als er bij Carlsen-Anand nog twee partijen waren gespeeld, die in remise waren geeindigd, was het percentage naar 62,50 gezakt.
Ik las een artikel, waarin werd nagegaan hoe de uitslag van een WK-match uit het verleden zou zijn geweest, als die over 12 partijen was gegaan. Over het algemeen was dezelfde schaker wereldkampioen geworden, maar Euwe in 1935 niet, want die stond toen nog met 6 1/2 – 5 1/2 achter tegen Aljechin.
In de revanchematch van 1937 stond Euwe na 10 partijen net als Anand met
6 1/2 – 3 1/2 achter. Bij een match over 12 partijen was dat de eindstand geweest. Die matches ging echter over 30 partijen.
M.i.kun je de W.K. matches vanwege die verschillende lengtes niet helemaal met elkaar vergelijken, maar de overwinning van Carlsen was natuurlijk wel afgetekend, zeker ook omdat hij geen partij verloor.
De lengte heeft inderdaad invloed. Ook omdat Anand na zes partijen (2-4 achter) alles of niets moest gaan spelen, terwijl hij bij een match over 24 partijen nog niet in paniek hoefde te raken. Een lange match telt verhoudingsgewijs vaak meer remises, waardoor het percentage (mijn criterium) lager wordt.
Je kunt ter vergelijking ook niet alle matches uit het verleden na tien partijen afkappen. Ook vanwege de matchstrategie. Karpov stond in zijn verloren match in 1985 tegen Kasparov na tien partijen zelfs met 5,5-4,5 voor.
Nou ja, je kunt allerlei staatjes maken. Het klopt in elk geval wat ik schrijf, namelijk dat Carlsen van alle uitdagers de grootste procentuele score heeft behaald.
Ik pleit ervoor om in dit overzicht de niet-gespeelde tweede partij in de match Spassky – Fischer niet mee te rekenen. Daarmee komt Fischer dan met 62,5% op de vierde plaats.