Boksbal
Ik boks wel eens. Vroeger wel wat vaker dan nu – toen had ik er tijd voor. Dan oefende ik iedere vrijdagavond op mijn club in Amersfoort en in de trein las ik boeken over de grootste boksers aller tijden. Ik bekeek videobanden met de beste aanvalstechnieken, hoe je een stoot kunt ontwijken en over de psychologie binnen de ring. Regelmatig speelde ik bokstoernooien door het hele land. Ik versloeg steeds meer tegenstanders en kreeg daar een enorme kick van – dat werkte als motivatie om nog meer te trainen.
Tijden veranderen. Ik train nog amper en speel veel minder – er is gewoon meer in het leven dan die rode handschoen.
Maar om de een of andere manier blijft het me trekken. Dan denk ik terug aan die mooie momenten die ik met de sport heb beleefd. De nieuwe krachten die naar boven komen tijdens een vermoeiend maar gelijkwaardig gevecht. Het moment dat je nog meer in jezelf gaat geloven – je beter wanen dan je tegenstander – de concentratie die steeds groter wordt. Met een uiterste krachtsinspanning weet je je tegenstander naar de grond te slaan. De adrenaline giert door je lichaam – de rechterhand gebald in de lucht. Daar deed ik het voor. En daarvoor blijf ik het doen.
Momenteel speel ik weer eens een bokstoernooi – en het gaat hopeloos mis. Vandaag verloor ik mijn vierde partij, en ik speelde er één gelijk. Nog niemand heeft voor mij moeten buigen.
Na afloop van de laatste wedstrijd voelde ik me bar slecht. Met gebogen hoofd schuifelde ik door de straten – piekerend – waar was het misgegaan – en kan ik het nog wel? De klap van mijn tegenstander op mijn linkerschouder voelde ik nog steeds door mijn hele lichaam. De klap bleef malen in mijn hoofd.
Lopen door de straten, had ik eigenlijk nergens zin in. Nou ja, iets heel erg vets eten en dan slapen. Verliezen is vermoeiend. Het kost me zo veel energie.
Ik heb boksen nooit gezien als een hobby – het namelijk is nooit fijn om klappen te incasseren. De drijfveer van een sport is winnen. Maar hoe kan ik winnen zonder voldoende training? Mijn tegenstanders zijn gespierder, hebben sterke stotencombinaties in hun repertoire en ze weten wat winnen is. Als de partij begint en het eerste aftasten is begonnen, dan ben ik nog wel vol goede moed. Maar te vaak zie ik een rechterstoot niet aankomen. Het rode leer tegen mijn kaak dreunt meteen door in mijn hoofd. De tegenstander kan dat zien in mijn ogen – en ik weet het. Zelfs nog voordat mijn tegenstander het weet ben ik de boksbal.
Een videootje over ‘Learned helplessness’. Dit principe is nu sterk op mij van toepassing.
Lennart Ootes – Dusan Stojic, Australian Masters, ronde 1
We zitten in een variant van de Najdorf die ik drie jaar terug voor het laatst goed heb bekeken. Wits plan is om met g2-g4-g5 en Le2-g4-f5 zowel het veld c8 af te pakken als een aanval op h7 te starten. Ik overwoog hier twee zetten: 16.g4 (met het hiervoor genoemde plan) en 16.Pd2 (om eerst Pe4 te spelen en daarna pas de loper te activeren). Een groot verschil zag ik niet, maar 16.g4 voelde iets meer straightforward aan, dus dat koos ik dan maar. Mijn tegenstander speelde 16…Pa4. Het dreigt 17…Pxb2 (valt de dame aan) – en als dat paard dan wordt gepakt met 18.Kxb2 volgt 18…e4+, wat de dame wint. Ik speelde dus maar 17.De4 – zijn paard staat toch maar raar aan de rand.
Mijn verbazing was groot toen ik mijn tegenstander 17…Dc3! zag uitvoeren.
Ik sloot mijn ogen en realiseerde dat het weer zo ver was. Welkom in de schaakarena.
In de voorbereiding voor de tweede partij wist ik eigenlijk geen goed antwoord te vinden op 1.d4. Ik besloot maar een obscure variant van het Oud-Indisch te bekijken. Eentje met actief stukkenspel, wellicht een pionoffer ergens.
Eenmaal achter het bord speelde mijn tegenstander een positionele variant die de aard van mijn voorbereiding in een klap teniet deed. Ik had me ingesteld op iets mafs, en werd nu gedwongen een normale partij te spelen? Met angst en beven verzette ik mijn stukken, dacht te lang na en zag mijn stelling in tijdnood ruïneren.
De derde ronde was een kopie van de eerste. Het had eenzelfde combinatie:
Lennart Ootes – Vladimir Smirnov, Australian Masters, ronde 3
In de eerste ronde verloor mijn tegenstander geruisloos met dezelfde opening – alleen dan met Th8-c8. Ik speelde tegen een rare Russische IM met en een scheve bril op zijn hoofd, een dikke gele trui en lange sokken in zijn open sandalen – maar ik vond het wel een stoere actie van hem om dan toch opnieuw die opening te spelen!
Met de toren op h8 in plaats van a8 is g4-g5 voorlopig uit de lucht. Voordat ik me daar echt druk om kon maken, moest ik eerst een goede reactie vinden mijn mijn tegenstanders 14…Pa5. Het paard wil naar c4, maar doet daar volgens mij weinig. Ik koos ervoor om een stapje terug te doen, om daarna met b2-b3 het paard weer weg te jagen. 15.Kb1 Pc4 16.Lc1? Pa3!.
Oogjes weer even dicht. Het hartje slaat een keerje over. Ik voelde me leeg.
Ook ronde vier begon ik weer met goede moed. En ik had iets op 1.d4 gevonden! Mijn tegenstander deed nogal vermoeid aan en ik had wat voordeel vanuit de opening – bleef een pion voor en voelde mijn zelfvertrouwen groeien. Toen ik ook nog eens zijn aanval eenvoudig pareerde, wist ik dat de overwinning niet ver weg kon zijn.
Andrew Brown – Lennart Ootes, Australian Masters, ronde 4
34.h6 Pxc3 35.Pf4 Kf7
Vond ik sterk van mezelf: geen gekke dingen op e6 toelaten, en had het zo berekend dat de witte h-pion geen gevaar zou vormen.
36.Le1 Pe4 37.h7 (geen 37.Lxa5 Pc6 met torenruil) 37…Pc6 38.Lxa5 (de toren op a8 is veroordeeld tot het dekken van h8, maar dat zou tijdelijk zijn) 38…Pxg5 39.d5
Tot zover had ik het allemaal gezien op zet 35. Ik schatte toen in dat die witte pionnen geen gevaar vormden. Goed ingeschat, maar in feite voert Wit een mooie veldruiming uit: de loper wordt belangrijk op c3.
39…exd5 40.e6 Pxe6 41.Pxe6
Op 41…Kxe6 volgt 42.Lc3 en de pion gaat promoveren. Grappig genoeg geeft mijn schaakprogramma aan dat zwarts paard + 5 pionnen sterker zijn dan de witte loper en toren. Zit wellicht wat in!
41…Th8 42.Lc3 d4 43.Pxd4 b4 44.Pxc6 bxc3 45.Ta7+ Ke6 46.Kf2 g5 47.Ke3 Kf6 48.Tc7??
Zwart aan zet kan hier winnen. Ik zag het idee, maar voerde het verkeerd uit. In de partij kon ik op zet 120 remise claimen op grond van de 50-zettenregel na een eindspel van toren tegen toren+paard.
Jammer van het resultaat, maar ik had een leuke partij gespeeld. Ik voelde de spanning – precies waarvoor ik competitief wil schaken. En, niet onbelangrijk, ik had weer een mooie dosis zelfvertrouwen op mijn bagagedrager.
Maar dan gaat het toch weer mis. Tegen een 14-jarig jochie, die bovenaan de ranglijst stond, werd ik helemaal overklast. In de ruilvariant van het Frans (zelfvertrouwen doet rare dingen!) dacht ik dat het allemaal goed en wel verliep, maar ik had geheel niet door dat het kind een web om me heen spinde, hier en daar met wat gif strooide en mij weerloos oppeuzelde.
Nog vier ronden te gaan. Stand onderaan:
8. een oude IM: 1 punt
9. ik: half punt
10. de financiele (en rating-) sponsor: 0 punten.
We treffen elkaar allemaal nog. Morgen tegen de sponsor. Wie de handschoen past…
Oefening, baard, kunst zeggen ze dan. Met het oog op de komende ronden misschien een idee om alle paarden vlug af te ruilen.