Belevenissen van een arbiter: Schakers in Wijk aan Zee
Het is wel even wennen aan het beeld van Wijk aan Zee, als op vrijdag 10 januari de bus het kustplaatsje binnenrijdt waar het 76e Tata Steel Chess Tournament op het punt van beginnen staat. Geen lange rij wapperende vlaggen langs de Verlengde Voorstraat, ook geen grote witte tent op de dorpsweide. Alleen rustig grazende paarden die het zo te zien niet erg vinden dat hun graasgebied dit jaar niet aangetast wordt. Onvermijdelijke bezuinigingen liggen aan deze en andere maatregelen ten grondslag. We hebben er maar naar te handelen en moeten met zijn allen ons uiterste best doen om de schaaksport zo goed mogelijk naar buiten toe uit te dragen.
Sommige spelers lijken ook last te hebben van de veranderingen die de bezuinigingen teweegbrengen. Het toernooi begint op vrijdagavond met de weekendvierkampen. Je wordt met drie anderen in een groep ingedeeld – bijv. 6K – die met je lotingsnummer op je inschrijvingskaart vermeld staat en het speelschema staat in het tegelijk met een notatieboekje en een balpen bij de aanmelding verkregen programmaboekje, zodat niets meer een vlekkeloos toernooi in de weg staat – zou je denken. Groot is dan ook de verbazing, als de al jaren vaste arbiter in de VIP-room van de Moriaan, Joost Jansen, bij het verwerken van de uitslagen van de eerste ronde ontdekt dat in die zaal in twee groepen er mensen met de verkeerde kleur in de verkeerde groep en dus tegen de verkeerde tegenstander gespeeld hebben! Goedenavond, hier is Wijk aan Zee. De schakers zijn er weer!
Ook bij de op maandag beginnende dagvierkampen is het opletten geblazen. Vlak voor het begin van de eerste ronde, wat altijd een wat drukke en roerige periode is, stapt er een enigszins gespannen, krasse zeventiger op mij af, terwijl ik achter de balie van de wedstrijdleiding sta. “Kunt u mij vertellen waar mijn plaats is?” is zijn vraag. “Laat uw kaart maar zien, want daar staat het groepsnummer op”, antwoord ik. Zijn standvastige gezicht krijgt een felle uitdrukking: “Dat gaat niet, want die ligt op mijn plek en die kan ik niet meer vinden!” Aha, zit de vork zo in de steel. Ik vraag zijn naam en zoek die met het bijbehorende groepsnummer op in de alfabetische lijst die wij al bij de hand hebben. “Volgt u mij maar even!” En zonder problemen loods ik de nerveuze man naar zijn beoogde plaats, alwaar zijn jasje keurig over zijn stoel hangt en waar zijn notatieboekje en balpen al startklaar naast zijn bord liggen. “Kijk eens!” en ik wijs met mijn hand naar zijn plek. “Ah, bedankt!” De man ontspant zichtbaar en kijkt weer opgelucht in het rond. Goedemiddag, hier weer Wijk aan Zee, de dagvierkampen beginnen!
Wijk aan Zee kent uiteraard, gezien zijn ligging, vele horecagelegenheden. Een daarvan is bij mij veruit favoriet. Het is café ‘het Wapen van Wijk aan Zee’. Een ongecompliceerde bruine kroeg waar eventueel op verzoek je favoriete muzieknummers soms met flink volume gedraaid worden. Ook hier is het verplichte rookhok aanwezig. En omdat het café nogal wat rokers onder de gasten telt, is het rookhok ongeveer een derde van het café groot! Je bestelling op laten schrijven is geen probleem en als dit je laatste cafébezoek van deze avond is en je even niet meer op je naam kunt komen, is dat ook geen probleem. Uitbaatster Joyce verzint voor jou wel een naam en zorgt er echt wel voor dat je niet zonder te betalen de deur uitkomt! Alleen pinnen om te betalen gaat niet. Logisch eigenlijk. Al dat gepriegel met die codes en knopjes is voor velen te veel, zo laat op de avond of anders: soms diep in de nacht. En wie zegt dat je tegenwoordig geen gezellige grootmeesters meer hebt? GM Arkadij Naiditsch (2718) en GM Baadur Jobava (2710) zijn een paar keer langs geweest om wat Wijk aan Zeese cultuur op te snuiven. De avond voor de laatste ronde van het toernooi komt er zelfs een schaakbord op tafel in het café, waaraan onder meer Jobava tot in de kleine uurtjes zit te vluggeren tegen wie maar wil!
Het is na de tweede ronde van de tienkampen dat ik na twee drukke dagen het café binnenstap om even de zinnen te verzetten. De kapstok is vol, dus leg ik mijn jas over een barkruk heen bij een grote statafel die in de hoek voorin het café staat en ga zelf aan de bar zitten waar Joyce een heerlijk koud vers getapt glas bier voor mij neerzet. Even later komt er een groepje mannen binnen die rond de statafel gaan zitten. Een van hen gaat bovenop mijn jas zitten en nestelt zich tevreden met zijn ellebogen op het tafelblad. Niet zo heel vreemd eigenlijk, dan moet ik die jas maar niet over die kruk heen hangen bij de toen lege statafel. Ik schenk er verder geen aandacht meer aan en neem verder deel aan de gesprekken die aan de bar plaatsvinden. Na een uurtje of twee zie ik toevallig uit mijn ooghoeken dat de mannen rond de statafel opstaan en aanstalten maken om weg te gaan. Dan geloof ik mijn eigen ogen niet. De jongeman die op mijn jas zit stapt van de kruk af, pakt met een routineus gebaar mijn jas en laat hem soepel om zijn schouders glijden en kijkt daarbij alsof hij zeggen wil: ‘Dit is precies de goede maat!’ Even sta ik perplex, dan stap ik op hem af en vraag hem waar hij met die jas heengaat. Hij kijkt mij verbaasd en niet begrijpend aan. “Hoezo, is dit mijn jas dan niet?” “Nee, dat dénk ik niet, voel maar of er iets in een zak zit wat van jou is!” “Als deze niet van mij is, dan lijkt hij er echt veel op!” zegt hij nog voordat hij de jas verder bekijkt. Al gauw heeft hij door dat dit inderdaad zijn jas niet is en gelijk volgt er een verklaring voor zijn handelen. Gisteren is hij hier ook geweest en heeft hij bij het weggaan zijn jas vergeten mee te nemen en toen hij binnenkwam en die jas zag hangen over de barkruk, dacht hij: ‘Hé, daar hangt mijn jas!’ Hoe je het voor elkaar krijgt om je jas niet mee naar buiten te nemen op een januarinacht in Wijk aan Zee heb ik maar niet gevraagd en wil ik waarschijnlijk niet weten ook. Na even zoeken aan de kapstok vindt hij zijn eigen jas weer terug en inderdaad: ze lijken bijna als twee druppels water op elkaar. Vrolijk lachend om het voorval nemen we afscheid van elkaar en je raadt het al… het was een schaker!
Prachtig verhaal Jan,
Groet, Ab