Het wereldrecord
Twee koningen, de witte op g-1, de zwarte op h-8, dat was de stand waar de professor een winnende voortzetting over het oude hoofd zag, terwijl zijn drieennegentigjarige jongere opponent zenuwachtig over de voor zijn doen veels te grote nisbank schoof; had hij zijn ondergang in de gaten? De Professor dacht na, lang na, minuten lang.
Die avond, onder een meer dan halfwas maan en een heldere jupiter in de tweeling, had hij plaats genomen in mijn voertuig en onderwijl dat ik zijn rollator op de achterbank opborg, verzuchtte hij dat "we eigenlijk knettergek zijn dat ik op mijn leeftijd nog naar de schaakclub ga".
Twee dames nog op ’t bord, één op f-2, de ander, de zwarte, op b-8; op de achtergrond, achter gene zijde van het glas, rolde de stadstram voorbij; zo nu en dan kwam een toeschouwer langs om deze unieke partij van naderbij de zien; tevoren had de professor aan mij nog een bijzonder verhaal verteld.
Vier torens, ook dat nog, op het bord; de witte op f-1 en c-1, de anderen op c- en d-8; een anekdote vooral voor hem bijzonder dan; aangaande een zeventigjaar oude brief afkomstig van de toenmalige Nederlandse rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart, tijdens de oorlogsjaren door de meesten spottend Zeseneenkwart genoemd, een brief uit 1944 waarin hij werd opgeroepen om landgenoten, min of meer, te verraden en onderweg vertelde hij me dat bij het zien van deze brief zijn hart er van oversloeg.
Drie lopers en nog slechts één paard; een paard aan de rand, meestal een niet al te uitverkoren positie voor zo’n dier dat met wit op h-4 stond terwijl de witte loper e-6 bezette; de zwarte stonden op d-7 en g-7 en het was het idee van de wedstrijdleiding; een zeer jonge speler van tien jaar, maar wel met een elo van ruim 1700, te laten spelen tegen de professor, 93 jaar ouder in jaren: vermoedelijk hebben nog nooit twee spelers met zulk een leeftijdsverschil tegenover elkaar gezeten en gespeeld; ik zocht er op na, maar het grootste verschil wat ik vinden kon was 18 jaar tussen twee hardlopers; Legat en Hdikv, danwel de 78-jarige ijshockeyspeler Fred de Wit en hoe ik ook goegelde; ik vond niets in die trant dat deze tweestrijd in jaarverschil ook maar enigszins benaderde.
a-2, b-3, c-4, d-5, g-2 en h-3 voor wit alsmede b-7, b-6, d-6, e-5, e-7, g-6, en h-7 waren de plaatsen voor de pionnen van zwart en zo was de stelling, cruciaal nu, maar het lange nadenken van de professor baarde mij zorgen; zou hij het werkelijk over het hoofd zien? Zag hij de paardzet, Ph4 X g-6 over het hoofd? Zaten zijn gedachten nog bij die brief die, doordat hij geen gevolg gaf aan de daar opgegeven opdracht, uiteindelijk heeft geleid tot zijn doodstraf in zeven maanden later?
Het is een bepaald systeem om schakers en go-spelers naar sterkte te kunnen indelen, de "rating", ontwikkeld door Árpád Élö, een Hongaarse schaker, natuur- en wiskundige en sinds 1970 in de schaakwereld in gebruik genomen en sinds die tijd de Elo-rating genoemd; opmerkelijk is, dat deze rating, naast de schaaksport, ook gebruikt wordt door ondermeer de Vlaamse tafeltennisbond, maar dat even terzijde. Een elo van 1700, zoals de jonge, nog geen elf jaar oude Maarten Hoenenvelt, is niet bijzonder hoog, maar zeker niet gering; in mijn beste jaren zat ik er nauwelijks boven; de professor zat, in zijn beste jaren en in het postelo tijdperk, vermoedelijk boven de 2000 en zal in de loop van zijn leven wel wat naar beneden zijn bijgesteld; vanaf september had hij overigens geen stuk meer aangeraakt en al die tijd was hij, zo vertelde hij me, bezig geweest zijn omvangrijke archief eens door te nemen, te ordenen; ach, de oude baas blijkt immer bezig te zijn.
Het was spannend; zolang de professor niet gezet had, bleef het spannend; Johan van Hulst-Maarten Hoenenvelt; zwart stond dan wel met één pion voor, maar wit stond beter, duidelijk beter en sinds de laatste zet van zwart zelfs glad gewonnen!
De minuten tikten weg, en helaas, althans, helaas voor de professor; niet Ph4 X g6 werd gespeeld, maar Le6 X Ld7, het mat in drie werd over ’t hoofd gezien; weliswaar bleef de professor, ook later in de partij, goed staan, maar de tijd, de tijd. De tijd!!
Ondanks de betere stelling, gewonnen stelling wellicht, ook na het missen van de matvariant, verloor de nestor van zijn jongste tegenstander: de klok stond al geruime tijd op nul toen Johan zijn volgende zet, een torenzet, deed waarna de jonge Maarten enigszins verlegen met zijn kleine vingers naar de fatale cijfers wees: 0,00; enige triomf straalde uit de guitige, wat eigenwijze ogen: even, even maar leek Van Hulst van slag te zijn; hij had in ’t geheel niet op de tijd gelet! Maar bijgekomen van de verrassing stak zij zijn hand uit, een drieennegentigjarige jongere hand ontmoette de zijne boven de 64 velden; een unieke partij werd afgesloten; een nieuw wereldrecord gevestigd.