Leren combineren 8
Deze nieuwe rubriek is primair geschreven voor minder geoefende clubschakers, waarin de beginselen van het combinatiespel centraal wordt gezet. Aan de hand van enkele instructieve voorbeelden wordt benoemd waar men op kan letten tijdens een partij. Dit alles met een knipoog naar de Stappenmethode, waar grotendeels de terminologie en andere aspecten aan ontleend zijn. En uiteraard kan men meteen wat gaan oefenen. Veel plezier!
Inleiding
Het wordt tijd om een veel voorkomend thema, de penning, eens nader onder de loep te nemen, omdat de praktijk uitwijst dat veel spelers hier regelmatig problemen mee hebben. Speel vanuit de beginstelling de volgende zetten eens na:
Instructievoorbeeld 1 – Penning
1. e4 c5 2. Pf3 d6 3. Lb5+ Pc6
Met deze zet heeft zwart vrijwillig het paard op c6 gepend. Het paard op c6 mag niet wijken omdat zwart in dat geval schaak komt te staan.
De auteurs van de stappenmethode hechten er grote waarde aan om de kenmerken van een combinatiemotief te benoemen. Dat helpt bij het oriënteren op het vinden van een ingewikkelde combinatie. In dit geval wordt Pc6 het kopstuk genoemd, Ke8 het staartstuk en Lb5 het pennende stuk. Spelen we de volgende zetten na:
Instructievoorbeeld 2 – Penning (zeekadettenmat)
Spelen we de volgende zetten na:
1. e4 e5 2. Pf3 d6 3. Lc4 Lg4
dan zien we dat zwart met zijn laatste zet op zijn beurt een penning in de stelling heeft gebracht. Het paard op f3 kan (min of meer) niet spelen, omdat het wit de dame kost. Het verschil met de vorige penning is dat het wit wel is toegestaan het paard weg te halen. Dat komt tot uiting na
4. Pc3 a6 5. Pxe5 Lxd1 6. Lxf7+ Ke7 7. Pd5#
1-0
We kunnen dus na zwarts zwakke vierde zet spreken van een niet effectieve penning.
In bijna elke partij komt wel een penning voor. Veel van die penningen levert een speler materiaal op. Als een speler in staat is om bovengenoemde kenmerken in een stelling te ontdekken, valt er voor hem wellicht succes te behalen. Laten we maar eens een paar concrete stellingen bekijken. Voor elk diagram geldt dat het opsporen van het dominante kenmerk ‘stukken op een lijn, rij of diagonaal?’ meestal de voorbode is voor een penning.
De witte koning en dame staan op een lijn. Een toren op dezelfde lijn levert een dodelijke penning op.
1…Tc4 0-1
In de volgende stelling valt de penning nog even niet te zien; een verrassende voorbereidende zet doet wonderen.
1. Td8+!!
Door het torenoffer wordt de koning naar een veld gelokt waardoor het zwarte paard op f6 gepend wordt. 1. Dxe4 Pxe4 levert niets op, want veld d8 wordt gedekt door Pc6.
1…Kxd8 2. Dxe4
En door de penning gaat de zwarte dame verloren. Deze vorm wordt ‘staartstuk plaatsen’ genoemd
1-0
Dat kan natuurlijk ook met het kopstuk.
Na even oriënteren ligt de volgende combinatie voor de hand:
1. Dxe5?
In analogie met de vorige stelling, wordt dit ‘kopstuk plaatsen’ genoemd.
1…Dxe5 2. Lc3
En door de penning wint wit de dame terug en heeft hij een kwaliteit gewonnen. Klopt dat eigenlijk wel?
2…Lb4!!
Ai, door een verborgen tegenpenning redt zwart zijn verloren gewaande dame. Een lelijke misrekening voor wit, die eens te meer aantoont hoe lastig penningen soms te vinden zijn. Na 2…Dxc3+? 3. Pxc3 Lb4 4. Kd2 Kg7 5. Tb1 La5 6. d4 h5 7. Kd3 en wit heeft zich ontworsteld aan de penning. Met een kwaliteit meer moet hij tot winst kunnen komen.
0-1
Tot slot een bijzondere penning, de zogenaamde kruispenning.
Wit staat maar liefst drie pionnen achter, maar hij heeft een aanval met een dame en een loper tegen de vijandelijke koning. Hij begint met een schaakje dat er op het eerste gezicht onschuldig uitziet:
5. Lc5+ Ld6
Er gaan nu rode lampjes branden! Er is namelijk een kopstuk (Ld6), een staartstuk (Kf8) en een stuk dat de penning geeft (Lc5) op het bord verschenen. En dus valt er daarmee voor wit iets te halen. Uiteraard ging 5…Ke8 niet vanwege 6. De7#
6. De5!
Een bijzonder verrassend en heel fraaie wending die we een kruispenning noemen. De loper op d6 staat namelijk in twee richtingen gepend. In de ene richting mag de loper niet wijken (… Lxe5 kan niet omdat dan de koning schaak komt te staan), in de andere richting (… Lxc5) is het niet verstandig omdat de zwarte dame van het bord valt. 6. Dh6+ levert niets op na 6…Ke7
6…Kg8
De enige zet om de partij te kunnen voortzetten.
7. Lxd6
Wit heeft een stuk veroverd, maar onder ‘normale’ omstandigheden zou de stelling nog steeds in remise moeten eindigen. Dame plus loper tegen dame wint in principe niet voor de sterkere partij.
7…Dd8
Gedwongen, want er moest een bijzonder sterk schaak op g5 gepareerd worden. Wit jaagt nu echter de koning van zijn tegenstander de hoek in met
8. Dg3+ Kh8
Vervolgens geeft hij schaak met
9. Le5+
dat alleen met
9…f6
opgevangen kan worden. Op het eerste gezicht lijkt de aanval van wit bezworen, maar een gewaarschuwd man telt voor twee. Er staat een kopstuk en een staartstuk op het bord, dan is er sprake van een penning. Door het kopstuk nog eens extra aan te vallen, geven we de doodsteek met
10. Dg5!
De ongelukkige pion op f6 is in twee richtingen gepend. De dreiging Lxf6 kost zwart de dame. Merk op dat wit met zijn laatste zet ’toevallig’ ook het dreigende tegenschaak op d2 heeft gepareerd.
1-0
Oefeningen
OPGAVE 1
OPGAVE 2
OPGAVE 3
OPGAVE 4
OPGAVE 5
OPGAVE 6
OPGAVE 7
OPGAVE 8
Alle partijen of fragmenten via de viewer:
(wordt vervolgd)